leren so 5.3 5.4 Flashcards

(34 cards)

1
Q

een gebied of gebeurtenis uit verschillende invalshoeken of _______ bekijken

A

dimensies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Economische dimensie

A

grondstoffen, werk en geld (bijv: een restaurant)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sociaal culturele dimensie

A

hoe verschillende groepen mensen met elkaar omgaan en hoe ze voor elkaar zorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

politieke dimensie

A

verdeling van de macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

fysische dimensie

A

de belangen van de natuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

arbeidsintensief

A

veel arbeiders nodig hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

arbeidsextensief

A

weinig arbeiders nodig hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kapitaalintensief

A

een bedrijf dat dure productiemiddelen zoals machines nodig heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kapitaalgoederen

A

een duur productiemiddel dat een bedrijf nodig heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Mechanisatie

A

het vervangen van dierlijke en menselijke spierkracht door machines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

automatisering

A

het vervangen van denkwerk door computers en computerprogramma’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

landbouw

A

het houden van dieren of het verbouwen van gewassen voor menselijk gebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een gewas

A

een groep planten van dezelfde soort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

akkerbouw

A

het verbouwen van voedselgewassen en niet eetbare gewassen op stukken grond (akkers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Veeteelt

A

het bewaren van dieren voor bepaalde producten zoals melk of eieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tuinbouw

A

een vorm van intensieve akkerbouw waaronder de teelt van groente, fruit, bloemen en sierplanten

17
Q

bosbouw

A

het kweken van bomen voor de productie van hout

18
Q

quartaire sector

A

niet commerciele instellingen (school)

19
Q

secundaire sector

A

industrie en bouw

20
Q

tertaire sector

A

commerciele instellingen (winkels)

21
Q

primaire sector

A

landbouw, visserij, mijnbouw

22
Q

wat doe je bij ak

A

je beschrijft en verklaart

23
Q

hoe beschrijf je

A

je geeft antwoord over vragen wat ergens is (wat en waar)

24
Q

hoe verklaar je

A

je legt uit hoe iets komt

25
natuurlijke/menselijke factor
een factor is iets dat invloed heeft op iets anders
26
agglomeratie
als een stad groeit aan een andere plek in de buurt
27
centrale stad
de belangrijkste stad van agglomeratie
28
stadsgewest
bestaat uit alle dorpen en steden die voor werk en voorzieningen op dezelfde stad zijn gericht
29
stadsgewesten die (bijna) aan elkaar vast zijn gegroeid
stedelijk gebied
30
megalopolis
aaneengesloten stedelijk gebied met daarin meerdere centrale steden
31
urbanisatiegraad
percentage stedelingen in een land
32
ruraal-urbane migratie
migratie van platteland naar de stad
33
de snelheid waarmee de urbanisatiegraad toeneemt
urbanisatietempo
34
krottenwijken
wijk waar mensen illegaal huizen bouwen