begrippen hoofdstuk 4 Flashcards

(54 cards)

1
Q

industrie

A

het produceren van goederen met behulp van machines in een fabriek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

binnenstad

A

het centrum van een stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

arbeidsmigranten

A

iemand die ergens anders gaat werken vanwege gebrek aan werk en geld in zijn eigen gebied, heet ook economische migrant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

oude woonwijken

A

stadswijk met een hoge woningdichtheid, gebouwd voor arbeiders tijdens de industrialisatie (in duitsland tussen 1870 en 1920)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

central business district (cbd)

A

het kantoren-, winkel- en uitgaansgebied van een stad, heet ook stadscentrum of centrale zakenwijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

cityvorming

A

verdringing van de woonfunctie in een gebied door kantoren en winkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

stedelijke vernieuwing

A

het vernieuwen van woonwijken in de stad zodat de leefbaarheid sterk verbetert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

suburbanisatie

A

de verstedelijking van het platteland door migratie vanuit de stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

re-urbanisatie

A

bevolkingsgroei in een stad na een periode van suburbanisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

natuurlijke bevolkingsgroei

A

bevolkingsgroei of bevolkingsafname door het aantal geboorten min het aantal sterftes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hightechindustrie

A

industrie die gebaseerd is op hoogstaande technische kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

agglomeratievoordelen

A

het voordeel dat bedrijven hebben doordat ze vlak bij elkaar zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bruto nationaal product (bnp)

A

het geld dat alle inwoners in een land per jaar samen verdienen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

dienstensector

A

alle bedrijven die zich bezighouden met het leveren van diensten, heet ook tertiaire sector

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

multinationale ondernemingen (multinationals)

A

bedrijf met vestigingen in verschillende landen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

infrastructuur

A

alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen of informatie te leveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

mijnbouw

A

winning van delfstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

zware industrie

A

bedrijven die veel grondstoffen gebruiken, zoals steenkool, ijzererts of ruwe olie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

demografische krimp

A

krimp van de bevolking, heet ook bevolkingskrimp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

vertrekoverschot

A

wanneer er meer mensen vertrekken uit een gebied dan dat er zich vestigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

europese unie

A

politiek en economisch samenwerkingsverband tussen 28 landen in Europa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

communisme

A

politieke vorm waarbij de staat alle bedrijven bezit en bepaald welke producten worden gemaakt

23
Q

dictatuur

A

staatsvorm waarin één persoon de absolute macht heeft

24
Q

cultuur

A

alles wat je hebt aangeleerd

25
multicultureel
mensen uit verschillende culturen die met elkaar samenleven
26
economisch machtsblok
gebied dat economisch sterk is doordat er veel goederen worden geproduceerd en er een grote, koopkrachtige markt is
27
interne markt
personen, goederen, diensten en geld mogen binnen de europese unie zonder controle de grens over
28
afzetmarkt
het aantal klanten dat producten wilt kopen
29
schengenlanden
land in europa dat zijn grens met een ander europees land heeft opgeheven
30
primaire sector
werk waarbij producten regelrecht uit de natuur worden gehaald
31
arbeidsmigranten
iemand die ergens anders gaat werken vanwege gebrek aan geld en werk in zijn eigen gebied, heet ook economische migrant
32
selectieve migratie
migratie op basis van bijvoorbeeld leeftijd, inkomen en/of geslacht
33
vergrijzing
toename van het aandeel ouderen in de totale bevolking (65+)
34
ontgroening
afname van het aandeel jongeren in de bevolking (-20)
35
schaalniveau
de schaal waarop je naar de wereld kijkt
36
centrale zakenwijk
CBD
36
stadscentrum
CBD
36
industrie
het produceren van goederen met behulp van machines in een fabriek
36
oude woonwijken
stadswijk met een hoge woningdichtheid, gebouwd voor arbeiders tijdens de industrialisatie (in duitsland 1870-1920)
36
gentrificatie
veranderingen in een arme woonwijk als rijkere mensen er verwaarloosde woningen kopen en opknappen, waardoor de minder welvarende inwoners verdrongen worden
36
migratie
verhuizen van de ene woonplaats naar de andere
36
vestigingsoverschot
wanneer er meer mensen zich vestigen in een gebied dan dat er vertrekken
36
vergrijzing
toename van het aantal 65+ in de bevolking
36
ontgroening
afname van het aantal jongeren -20 in de bevolking
36
bevolkingskrimp/ demografische krimp
krimp van de bevolking
36
primaire sector
werk waarbij producten regelrecht uit de natuur worden gehaald
36
secundaire sector
werk waarbij producten uit de primaire sector worden bewerkt
36
tertiaire sector
alle bedrijven die zich bezighouden met het leveren van diensten
36
lichte industrie
bedrijven die veel halffabricaten gebruiken
36
commerciele dienstverlening
dienstverlening met als doel geld te verdienen, zoals handel, banken, transport, winkels en horeca
37
economische migranten
iemand die ergens anders gaat werken vanwege gebrek aan werk en geld in zijn eigen gebied
38
arbeidsmigranten
iemand die ergens anders gaat werken vanwege gebrek aan werk en geld in zijn eigen gebied
39
vrijemarkteconomie
economisch systeem waarin bedrijven eigendom zijn van personen en de ondernemers zelf bepalen wat ze maken of welke diensten ze aanbieden, ook kapitalistisch productiesysteem
40
planeconomie
economisch systeem waarin de productie door de staat wordt bepaald, en waarbij voor elk bedrijf een productieplan wordt gemaakt, ook communistisch productiesysteem