begrippen hoofdstuk 2 vwo 2 Flashcards

(53 cards)

1
Q

sedimentgesteente

A

gesteente dat is ontstaan uit materiaal dat aangevoerd is door ijs, water of wind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Endogene krachten

A

kracht die de aardkorst van binnenuit veranderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

breuken

A

barst of scheur in de aardkorst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

aardkorst

A

dunne laag gesteente om de aarde, met een dikte van gemiddeld 8 km onder oceanen en 35 km onder continenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

schollen

A

stuk van de aardkorst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

plaat

A

stuk van de aardkorst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

metamorfe gesteente

A

stollings- of afzettingsgesteente dat onder invloed van hoge druk en/of hoge temperatuur andere eigenschappen heeft gekregen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

jong gebergte

A

gebergte dat pas enkele tientallen miljoenen jaar oud is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

oud gebergte

A

gebergte dat enkele honderden miljoenen jaren oud is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

exogene krachten

A

kracht die de aardkorst van buitenaf verandert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verwering

A

het uiteenvallen van gesteente onder invloed van weer en plantengroei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verweringsmateriaal

A

puin dat ontstaat bij verwering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

erosie

A

het uitschuren en afschuren van hard gesteente door met verweringsmateriaal geladen water , ijs of wind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

sedimentatie

A

afzetting van materiaal dat is meegenomen door water, wind of ijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gletsjers

A

enorme ijsmassa die langzaam naar beneden schuift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ijstijd

A

koude periode waarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

glaciaal

A

koude periode waarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

neerslag

A

water dat in vaste of vloeibare vorm uit de dampkring (atmosfeer? op aarde neerkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

firn

A

korrelige, overjarige en ijsachtige sneeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

firnbekken

A

verzamelbekken van overjarige sneeuw, hoog in de bergen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

mechanische verwering

A

het uiteenvallen van het gesteente waarbij de samenstelling van het gesteente niet verandert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

zijmorenen

A

gletsjerpuin aan de zijkant van een gletsjer

23
Q

grondmorenen

A

sediment dat onder het ijs ligt en dat achterblijft als de gletsjer smelt.

24
Q

eindmorenen

A

verpulverd materiaal dat een gletsjer voor zich uit heeft geschoven en dat na het afsmelten van de gletsjer is blijven liggen.

25
erosie
het uitschuren en afschuren van hard gesteente door met verweringsmateriaal geladen water, ijs of wind
26
v-dalen
dal dat de vorm van een v heeft en is ontstaan door de uitschurende werking van een rivier
27
u-dalen
dal dat de vorm van een u heeft en is ontstaan door de uitschurende werking van een gletsjer.
28
gletsjertunnel
tunnel die onder een gletsjer ontstaat als zich daar veel smeltwater verzamelt
29
gletsjerpoort
de plek waar het smeltwater van een gletsjer uit de gletsjer stroomt
30
gletsjerrivier
rivier die smeltwater van een gletsjer afvoert
31
gemengde rivier
rivier die behalve regenwater ook water van gletsjers afvoert.
32
bovenloop
het eerste stuk van een rivier, dicht bij de bron
33
middenloop
deel van de rivier tussen de boven en de benedenloop in
34
benedenloop
het laatste stuk van een rivier, dicht bij zee.
35
reliëf
hoogteverschillen in het landschap
36
hydro-elektriciteit
elektriciteit opgewekt door waterkracht
37
slenk
een langs een breukvlak omlaag gezakt deel van de aardkorst
38
horst
een langs een breukvlak liggend deel van het aardoppervlak dat minder naar beneden is gezakt dan de slenk
39
meanders
natuurlijke bocht in een rivier
40
hoefijzermeer
meer dat is gevormd door de afsnijding van een meander van een rivier.
41
sedimenten
meegevoerde zand en kleideeltjes die bezinken, heet ook afzettingsmateriaal
42
delta
een gebied vlak voor de monding, waar de rivier zich vertakt in meerdere rivierlopen
43
verstening
toename van het bebouwde oppervlak en de infrastructuur
44
infiltratie
binnendringen van water in de grond
45
vertragingstijd
de tijd die verstrijkt tussen het tijdstip dat de neerslag ergens in het stroomgebied valt en het moment dat het waterpeil stroomafwaarts de rivier in gaat stijgen
46
golven
rimpel in het water die meestal wordt veroorzaakt door de wind die over het wateroppervlak waait.
47
branding
de breking van golven in ondiep water (aan de kust)
48
afbraakkust
kust waarbij het wegslaan van materiaal overheerst.
49
klifkust
steile kust die is ontstaan doordat de kracht van de zee de onderkant heeft afgebrokkeld en afgekalfd
50
lagedrukgebieden
gebied met stijgende lucht, vaak bewolking en/ of regen
51
aanslibbingskust
kust waarbij de afzetting van materiaal overheerst
52
strandwallen
zandbank die door de branding is opgeworpen en boven zeeniveau ligt
53
kustduinen
heuvel die langs de kustlijn is ontstaan doordat de wind zand op een hoop heeft geblazen.