Begrippen hfdst 3 Flashcards

(59 cards)

1
Q

LSCI

A

life space crisis intervention

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is het basisprincipe LSCI

A

Crisis van jongeren gebruiken als
- jongeren beter te begrijpen
-leermoment

kind psychologisch sterker maken om keuzes te maken uit alternatieven + consequenties aanvaarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het doel LSCI

A

conflichthanteringstechniek = voorkomen dat conflicten leiden tot ernstige en duurzame schade aan de relatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

LSCI als therapeutische techniek

A

beste uit crisis halen -> zelf niet meer zien zitten
omgaan met verwijten, verstoord denken en defensieve uitspraken zonder zelf onze professionele opstelling, geduld en zelfcontrole te verliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hersenstam

A

overlevingsfuncties geactiveerd bij stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

limbisch systeem

A

emoties, stress, sensorische herinneringen
vb. chronische stress of trauma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

amygdala

A

fight, flight , freeze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

neocortext

A

abstract denken, planningen , probleemoplossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een kind met chronische stress of trauma

A

herinneren in het limbisch systeem en ze hebben een arousal of toxisch stressniveau
-> veel kan een trigger zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

zelfregulereing doen we via co-regulatie

A

dit laat mensen de gebeurtenissen beter begrijpen
motivatie tot verandering
en vertrouwen geven in volwassenen -> + herinneringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij een crisis kunnen er 3 dingen gebeuren

A
  1. relatie verbetert
  2. relatie veranderd niet
    3.relatie is beschadigd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

leg de circle of courage uit

A

De Circle of Courage is een model voor positieve jeugdontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de 4 pijlers

A
  1. generosity of vrijgevigheid
  2. beloning of verbondenheid
  3. masterity of beheersing
  4. independence of onafhankelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Generosity of vrijgevigheid

A

kinderen willen leren geven om anderen. Dit kan door te helpen, te delen, vriendelijk te zijn of bij te dragen aan de gemeenschap. Vrijgevigheid zorgt voor een gevoel van betekenis en geluk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

independence (Onafhankelijkheid)

A

Een kind moet ook leren eigen keuzes te maken, verantwoordelijkheid te nemen en vertrouwen te krijgen in zijn eigen kracht. Dit geeft zelfvertrouwen en maakt kinderen weerbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Mastery (beheersing)

A

Kinderen willen competent zijn, zich ontwikkelen en succes ervaren. Het gaat hier om het ontdekken van talenten, vaardigheden oefenen en trots kunnen zijn op wat je leert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Belonging (verbondenheid)

A

Iedereen heeft de behoefte zich geaccepteerd en geliefd te voelen. Verbondenheid met familie, vrienden, school of gemeenschap geeft een kind een gevoel van veiligheid en zelfwaarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Rol van de volwassenen is: behoeften bevredigen

A

0-2 = veiligheid en troost

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Rol van de volwassenen is: goedkeuren en motiveren

A

2-6 = succeservaring en beheersing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Rol van de volwassenen is: autoriteit handhaven/ gedrag sturen

A

6-9 = vaardigheden leren en zowel individuele als groepsprestaties uitbreiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Rol van de volwassenen is: groepsfascilliator/ verdediger individu rolmodel

A

10-12 = begeleiding van externe naar interne regulering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Rol van de volwassenen is: raadsman/ verdediger/ vertrouwenspersoon

A

adolescentie = model voor de nieuwe rollen van identiteit/ onafhankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Dispassionate comparison (basisnoden)

A
  • bescherming
  • voldoening of hoop
  • relaties aangaan
  • verantwoordelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

verlatingsangst

A

0-2 Verlatingsangst is de angst om verlaten te worden door iemand van wie je houdt of afhankelijk bent.

25
ontoereikendheid
2-6 betekent letterlijk niet genoeg zijn of niet voldoen aan wat nodig is.
26
schuld
6-9 in deze context betekent het gevoel dat jij iets verkeerd hebt gedaan waardoor iemand jou misschien gaat verlaten of boos wordt.
27
onafhankelijkheid - afhankelijkheid
9-12 leren dat je zelf beslissingen kunt nemen en verantwoordelijkheid kunt dragen. Het geeft kinderen (en volwassenen!) vertrouwen dat ze het waard zijn, ook zonder altijd hulp of goedkeuring van anderen.
28
Defensiemechanismen
- ontkenning - rationalisatie - projectie - verschuiving - conversie - regressie
28
identiteit
12+ Wie ben ik? Waar sta ik voor? Wat maakt mij uniek?
28
ontkenning
negeren
29
rationalisatie
logische redenen
30
projectie
schuld bij ander
31
verschuiving
afreageren op een ander
32
conversie
afreageren op lichaam
33
regressie
vorig ontw. niveau voor zelf troostend, impulsief, bedplassen
34
Welke denkpatronen zijn er
- mentale filter = het negatieve onthouden - positieve dingen minimaliseren - alles of niets denken - overhaast conclusies trekken = self fulfilling prophecy - uitvergroten en minimaliseren - emotioneel redeneren - moet - uitspraken
35
Wat is een crisis
product van stress, levend gehouden door reacties van anderen
36
Hoe komt een crisis
Een crisis komt nooit zomaar uit het niets, is een stresserende gebeurtenis en kan dus een trigger zijn. Dit kan leiden tot een grote crisis waarbij de gevolgen niet in verhouding staan tot de gebeurtenis
37
wat zijn de gedachten van een crisis?
irrationele gedachten en denkpatronen van de persoon die de gebeurtenis kleuren. - negatief zelfconcept
38
Wat zijn de twee veelvoorkomende stressthema's
- zorg om geliefd te worden - onzekerheid over je eigenwaarde en kwaliteiten
39
Emoties sturen gedrag
emoties komen tot uiting in observeerbaar defensief gedrag, slaan, weglopen, schelden, uitlachen,...
40
Reactie van de andere met defensief gedrag
hierdoor kan een conflict ontstaan, tussen de noden en verwachtingen van elkaar.
41
van conflictcyclus naar crississpiraal
reactie andere -> meer stress -> nieuwe gebeurtenis -> conflict cyclus -< self fulfilling prophecy
42
conflictcyclus helder krijgen
Reconstrueer samen de gebeurtenis, parafraseer als in een verhaal ■ Waar, wanneer, wie, wat ■ Let op de details ■ Vermijd Waarom
43
Wat doe je met de gedachten en gevoelens om alles helder te maken?
Bevraag gevoelens die voor de persoon met de gebeurtenis samenhangen ■ Vb: gevoelens - “Hoe boos/verlegen/beschaamd/… was je?” ■ Vb: gedachten – “Wat ging er door je hoofd toen zij dat deed?” Het is mogelijk dat de gebeurtenis die het conflict deed “losbarsten” niet de effectieve bron van stress was, maar dat de persoon al eerder met stress rondliep. Bevraag daarom het gevoel voor het incident.
44
Fases van een LSCI-gesprek
Fase 1: ontladen van de emotie Fase 2: opbouwen van de tijdlijn Fase 3: selecteren van het centrale thema Fase 4: tot inzicht komen Fase 5: verkennen en aanleren van nieuwe vaardigheden Fase 6: transfer van het geleerde
45
Fase 1 LSCI
ontladen van de emotie De stress is erg aanwezig gesprek is niet meteen mogelijk onrust en ingepast gedrag komen voor begeleider toont begrip en steun bevestig de jongeren positief probeer de gevoelens te verwoorden
46
Fase 2
opbouwen van de tijdlijn interactieve fase laat de jongeren praten en de begeleider stelt vragen doel: verminderen van felle emoties , overzicht van de gebeurtenissen je verzamelt door deze vragen ingrediënten er ontstaat begrip
47
Fase 3 LSCI
Centraal thema bundel de info in een beknopte uitspraak toets de uitspraak af kies een toepasselijke nieuwe kans interventie
48
Fase 4 LSCI
inzicht help de jongeren de crisis te begrijpen bevraag de jongeren zo'n situatie vaker heeft meegemaakt inzicht verwerven gewenste oplossing komt van de jongeren
49
Fase 5 LSCI
Nieuwe vaardigheden maak je interventies concreet bekijk wat er beter naar constructiever gedrag kan leiden werk krachtgericht oefen een rollenspel anticipeer vanuit meerzijdige partijdigheid
50
Fase 6 LSCI
Transfer terugkeer naar de groep stappen van herstel kan overweldigend zijn maak afspraken
51
Geef de nieuwe kansen interventies (6)
Red flag reality check new tools benign confrontation regulate en restore peer- manipulation
52
Red flag
**Red Flag-interventie (LSCI):** Wordt gebruikt als een jongere onbewust gevaarlijke situaties opzoekt door oud trauma, schuld of negatieve overtuigingen. De hulpverlener signaleert dit patroon en helpt de jongere veiliger gedrag te kiezen. **Kort voorbeeld:** Een jongen blijft steeds vechten op school. In gesprek ontdekt hij dat hij denkt “ik verdien straf” door oude schuldgevoelens. Samen zoeken ze naar manieren om zichzelf te bewijzen zonder geweld.
53
Reality check
**Reality Check-interventie (LSCI):** Wordt gebruikt als een jongere zich onterecht als slachtoffer ziet en verantwoordelijkheid ontwijkt. De hulpverlener confronteert de jongere respectvol met de feiten en helpt hem verantwoordelijkheid te nemen. **Kort voorbeeld:** Een meisje zegt: "Iedereen pest mij, daarom schreeuw ik altijd terug." In gesprek ontdekt ze dat haar eigen gedrag anderen uitdaagt en leert ze eerlijk naar haar aandeel kijken.
54
New tools
**New Tools-interventie (LSCI):** Wordt ingezet als een jongere steeds vastloopt omdat hij geen effectieve strategieën heeft om met situaties om te gaan. De hulpverlener helpt de jongere nieuwe vaardigheden en betere oplossingen aan te leren. **Kort voorbeeld:** Een jongen reageert altijd met schelden als hij kritiek krijgt. In het gesprek leert hij hoe hij rustig kan reageren en om hulp kan vragen in plaats van boos te worden.
55
Benign Confrontation
**Benign Confrontation-interventie (LSCI):** Wordt gebruikt als een jongere zichzelf saboteert met leugens of misleidend gedrag. De hulpverlener confronteert de jongere vriendelijk maar duidelijk met tegenstrijdigheden om eerlijkheid en zelfinzicht te stimuleren. **Kort voorbeeld:** Een leerling zegt dat hij zijn huiswerk is kwijtgeraakt, maar de leraar weet dat hij het nooit heeft gemaakt. In het gesprek wordt de leerling mild geconfronteerd en geholpen om eerlijk te zijn en verantwoordelijkheid te nemen.
56
Regulate en restore
**Regulate & Restore-interventie (LSCI):** Wordt gebruikt na een uitbarsting of conflict, wanneer de jongere overprikkeld is. Eerst wordt geholpen om te kalmeren (*regulate*), daarna wordt het vertrouwen en de relatie hersteld (*restore*), zonder meteen het gedrag inhoudelijk te bespreken. **Kort voorbeeld:** Een leerling heeft woedend de klas verlaten. De volwassene helpt hem eerst rustig te worden met ademhaling of afleiding. Daarna volgt een kort herstelmoment: "We pakken het straks samen op. Ik ben er voor je."
57
Peer manipulation
**Peer Manipulation-interventie (LSCI):** Wordt ingezet als een jongere wordt misbruikt of gemanipuleerd door anderen en daar zelf geen zicht op heeft. De hulpverlener helpt de jongere inzien hoe hij gebruikt wordt en leert hem hoe hij zich kan beschermen. **Kort voorbeeld:** Een meisje doet telkens de opdrachten voor anderen en krijgt daar vervolgens de schuld van als het fout gaat. In het gesprek leert ze herkennen dat ze wordt gebruikt en oefent ze met ‘nee’ zeggen.