Begrippen hfdst 4 Flashcards

(51 cards)

1
Q

Cognitieve psychologie

A

studie mentale functies (aandacht geheugen, bewustzijn, emotie, taal, actie,…)
-> complex relatie tussen hersenen, cognitie en gedrag begrijpen
- cognitieve assessment= cognitieve producten meten (gedachten, uitspraken over zichzelf)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

mens als informatie verwerkend wezen

A

brein reageert op stimuli, geeft die stimuli aandacht en interpreteert deze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waarom moeten we cognitief werken

A

omdat de cognitieve producten vijandig/ gebrekkig of negatief zijn
- ze kunnen ook het dagelijks leven belemmeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cognitief model van Beck

A

3 denkniveaus
-psychische klachten door manier waarop informatie geselecteerd, geïnterpreteerd en verwerkt wordt
- al vroeg gevormd
- reactie op basis van betekenisgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

automatische gedachten

A

-spontaan
- kort, meer bewust van het gevoel daarna
- verbaal of visueel
- door cognitieve therapie geëvolueerd op geldigheid en bruikbaarheid
(vb. ik moet dit afkrijgen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Intermediaire assumpties/ overtuigingen

A

als…dan…
(vb. als ik dit niet afkrijg , buis ik)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kerngedachten

A

-in periodes van psychische stress (triggers)
- 2 categorieën over het zelf
–> opvattingen samenhangend met hulpeloosheid
–> Opvattingen samenhangend met onbemindheid
(vb. Ik kan het niet of ik ben niet goed genoeg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

informatieverwerkingsbias geef er 6

A
  • aandachtsbias
    -interpretatiebias
    -verwachtingsbias
    -geheugenbias
    -Attributies
    -confirmatiebias
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

aandachtsbias

A

selectieve waarneming/ aandacht
schema stuurt je aandacht in 1 richting
aandacht voor 1 detail

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

interpretatiebias

A

neutrale/onduidelijke zaken negatief interpreteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verwachtingsbias

A

verwacht iets dus je zoekt naar bewijzen
placebo-effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

geheugenbias

A

vooral de negatieve dingen onthouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

attributie

A

intern: aan jezelf toeschrijven
extern: aan andere toeschrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

confirmatiebias

A

enkel informatie zoeken die de overtuigingen ondersteunt
enkele gewilde info

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

schema theorie van Young

A

Een schema is een diepgeworteld patroon van gedachten, gevoelens, herinneringen en lichamelijke sensaties, dat ontstaat uit ervaringen in de kindertijd.
Bijvoorbeeld:

“Ik ben niet goed genoeg.” of “Ik word altijd in de steek gelaten.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat staat er centraal in de theorie van Young

A

vroege onaangepaste, disfunctionele schema’s staan centraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn die onaangepaste schema’s en basale behoeftes

A

Het zijn extreem stabiel & bestaande schema’s. Ze zijn overtuigd over dat de omgeving of relaties zo moeten lopen.
Ze houden zichzelf tot in stand en zijn resident teen veranderingen.
Leiden ook tot heftige emoties na activatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn redenen die ervoor kunnen zorgen dat deze schema’s ontstaan?

A

-Factoren in het temperament van het kind
- Factoren bij de ouders
- Geen goede klik tussen ouder en kind
- Factoren binnen de opvoeding
- Ingrijpende gebeurtenissen
- Factoren in de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De basisbehoeften zijn:
1. veiligheid en geborgenheid
2. Autonomie
3. Realistische grenzen
4. Vrije zelfexpressie
5. Spontaniteit en spel

= geef de disfunctionele ervaringen van elke basisbehoeften

A
  1. Onverbondenheid en afwezigheid
  2. verzwakte autonomie en verzwakt functioneren
  3. Verzwakte grenzen
  4. Gerichtheid op anderen
  5. overmatige waakzaamheid en inhibitie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

geef meer uitleg bij Onverbondenheid en afwezigheid

A

emotionele deprivatie, verlatingsangst, wantrouwen, sociale isolatie, minderwaardigheid/schaamte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

geef meer uitleg bij verzwakte autonomie en verzwakt functioneren

A

afhankelijkheid, kluwen, falen/mislukken, kwetsbaarheid voor gevaar en ziekte

22
Q

geef meer uitleg bij Verzwakte grenzen

A

zich rechten toe-eigenen, onvoldoende zelfcontrole

23
Q

geef meer uitleg bij Gerichtheid op anderen

A

onderwerping, zelfopoffering, goedkeuring zoeken

24
Q

geef meer uitleg bij overmatige waakzaamheid en inhibitie

A

pessimisme, emotionele geremdheid, meedogenloze normen, bestraffendheid

25
psychoanalyse als grensdiscipline
Debat of het een wetenschap of hermeneutisch discipline.
26
Wanneer spreekt men over een goed leven
Freud spreekt over een psychische gezondheid die goed is. Wanneer je de vitaiteit hebt en zin hebt in het leven. Men kijkt met een tragische kijk hierop en dat lijden een deel van het leven is.
27
Wat is dan belangrijk in deze aanpak
We moeten met de client in verbinding gaan in plaats de client de oplossing te geven.
28
lege zelf
geen betekenis meer hebt en verbondenheid= door het individualisme
29
individuatie
zelf gaan ontdekken en beslissen waarin men gaat geloven
30
primaire proces
is het onbewuste, geen onderscheid tussen heden-verleden en toekomst. Het zijn vooral dromen en fantasieën
31
Secundaire proces
we gaan reflecteren en rationeel denken over wat dit betekent (de dromen en fantasieën)
32
Wat gaat er hedendaags om in het leven (zelfstaten)
Je kan meerdere conflicten hebben met deze zelfstaten (dochter, vriendin, zus,...)
33
Fantasie/droom
is een verbinding met de externe realiteit. Het reguleert onderliggende behoeftes. of het onder controle krijgen van trauma. Het is een motivator en vormgever van onze ervaringen.
34
1 vs tweepersoonspsychologie
je moet niet als de enige de psycholoog zijn, je moet ook leren vragen en zelf kritisch zijn. Samen opzoek gaan naar antwoorden
35
kennis & autoriteit
therapeut/opvoeder/... is altijd bevoorrecht --< oppassen dat er geen machtsmisbruik wordt gemaakt maar gelijkwaardigheid
36
Afweer
intrapsychisch proces om emotionele pijn te vermijden door gedachten gevoelens of fantasieën uit het bewustzijn te duwen.
37
Reactieformatie
ontkennen van bedreigende gevoelens via het uiten van hun tegenstelling (vb:homohaat)
38
splitting
de andere persoon is volledig goed idealiseren of volledig slecht demoniseren = geen middenweg
39
weerstand
neiging tot verzet tegen veranderen of op een manier handelen die het therapeutische proces ondermijnt intrinsiek --> weerstand client is weerstand therapeut
40
overdracht
de neiging van cliënten om de therapeut door een bril te zien, die gekleurd is door de ervaringen met belangrijke verzorgers en andere significante personen
41
tegenoverdracht
De manier hoe vb. een therapeut kijkt naar ouders die een alcohol probleem hebben als er tegen over hem ook ouders met een alcohol probleem zitten
42
Enactment/ ageren
relatieschema's dingen die niet in woorden kunnen gezegd worden, worden in daden omgezet
43
Therapeutische samenwerking
Voortdurende onderhandeling met als doel: “ inzien dat een gezonde relatie betekent dat je jezelf niet hoeft weg te cijferen, dat de subjectiviteit van de ander niet ontkent hoeft te worden en dat het eigen gevoel van integriteit niet per se ondermijnt moet worden omwille van de ander”
44
Wat is het doel van een therapeutische samenwerking
symptoomreductie of persoonlijkheidsverandering
45
Therapeutische houding of attitude
1. abstinentie 2. anonimiteit 3. neutraliteit
46
abstinentie
niet te vervullen van wensen en verlangens client
47
anonimiteit
zo min mogelijke persoonlijke info onthullen
48
neutraliteit
spanningsveld tussen suggestie en waarheid zoeken
49
Zelfonthulling
faciliterend tegenover moeilijkheden
50
emotie
beschermen belangen ➢ psychische regulatie van fysiologische behoeften ➢ hechting en verbondenheid ➢ eigenbehoud en exploratie ➢ aversief reageren (fight or flight) ➢ Sensueel en seksueel genot.
51
motivatie
interactie levensdrift en doodsdrift in poging situaties herscheppen die tot bevrediging tot ontlading leiden