Berkhof - De gemeente als het lichaam van Christus Flashcards
(7 cards)
Hoe wordt de tweede dimensie, die van de gemeente als gewas dat opkomt uit de voedingsbodem, het instituut, belicht door de verschillende kerken?
In de RK werd deze dimensie onderbelicht, de gemeenschap werd niet als mondig subject beschouwd, maar als het onmondig object van de institutaire werkzaamheid. Na WOII begon dit langzamerhand te veranderen, dit is onder meer te zien in Die Kirche van Hans Küng. Er is nog steeds een strijd gaande tussen traditie en vernieuwing op dit vlak. Het probleem ligt vooral in de visie op de zondeloosheid van de kerk, wanneer het wezen van de kerk in het instituut ligt is de zondeloosheid van de kerk makkelijker te beamen dan wanneer het wezen van de kerk in de gemeenschap zou liggen.
Bij Luther kreeg deze dimensie al meer ruimte in het begin, later werd met oog op de prediking de nadruk weer meer op het instituut gelegd. Ook Calvijn had hier de nadruk op liggen door zijn onderscheid tussen de zichtbare en onzichtbare kerk, waarbij het zichtbare toch vaker in het instituut werd gezocht. Bucer heeft nog het meest de aandacht gegeven aan deze dimensie, dit is jammer genoeg niet voortgezet.
Dit is in de nieuwere reformatorische theologie ook onderontwikkeld gebleven, er zijn pogingen gedaan, maar deze deden geen recht aan het belang van de dimensie. Karl Barth is hier fundamenteel anders in.
In de traditie van de vrije kerken wordt er meer aandacht aan het gemeenschapsidee gegeven, dit heeft zich jammer genoeg niet geuit in een theologische bezinning, maar is onder andere ontstaan door het individualistische klimaat. Dit gebeurt meer onder remonstranten en mennonieten.
Door de huidige culturele ontwikkelingen is er veel meer aandacht gekomen voor de kerk als gemeenschap ten opzichte van kerk als instituut.
Welke elementen zijn wezenlijk voor de kerk als gemeenschap?
- Christus is het hoofd van het lichaam, deze gemeenschap wordt bepaalt door de gezamenlijke gemeenschap met Christus. Dit houdt in dat de gemeenschap berust op de deelname door geloofsovergave aan de weg die Christus is gegaan.
- Deze gemeenschap wordt dus bepaald door de genade. Wij zijn in Christus door God aanvaard. Dit betekent dat de gemeente de plaats is waar wij om Christus’ wil elkaar moeten aanvaarden.
- Wij worden aanvaard zoals we zijn, maar niet gelaten zoals wij zijn, de gezamenlijke gehoorzaamheid aan Christus is een belangrijkrijk onderdeel van de kerk als gemeenschap.
- Dit volgen van Christus moet leiden tot de gemeenschap met elkaar. Zonder deze gemeenschap zou de gemeenschap met Christus individueel en innerlijk blijven, lichaamloos. Andersom kan ook niet, deze gemeenschap kan alleen bestaan vanuit de gemeenschap met Christus.
- De gemeenschap sluit andere gemeenschappen niet uit, maar moet in verhouding daartoe exemplarisch, kritisch en complementair zijn.
- De kerk staat onder grote spanning, ze moet enerzijds alomvattend zijn en anderzijds moeten alle leden door de gehoorzaamheid aan één hoofd tot een gezamenlijk handelen geïnspireerd worden, dit kan alleen maar door Gods liefde.
Heb geen angst vanwege alle spanning
In de laatste eeuw is veel studie gewijd aan de betekenis van het lichaam van Christus. Welke moeilijkheden bracht dit met zich mee?
A. de term is niet terug te herleiden tot het Oude Testament, noch het latere Jodendom, noch de gnostiek, maar moet begrepen worden in hellenistische context. Corps als in corporatie, totaliteit en organisatie, werd gebruikt als beeld voor een stad, een leger of de wereld. De metafoor uit 1 Korinthe 12 was in de tijd van Paulus erg gewoon. Kan gezien worden als alternatief op het Volk van God uit het OT, maar legt zeker wel een andere nadruk.
B. De soma beeldspraak wordt verschillend aangewend in enerzijds Romeinen en 1 Korinthe en anderzijds Efeze en Kolossenzen. In de eerstgenoemde brieven vormt de gemeenschap het hele lichaam, in de laatst genoemde brieven is Christus hier het hoofd van. Ook wordt soma vaak voor andere onderwerpen gebruikt, het gestorven en opgewekte lichaam van Christus, het brood van het laatste avondmaal.
Wat belicht de geleding van het lichaam van Christus?
In het NT wordt vaak benadrukt dat het lichaam uit verschillende onderdelen bestaat. Dit laat zien dat de schrijver van deze beeldspraak de eenheid van het lichaam evenveel waarde toekent als de verscheidenheid ervan. Deze geleding van het gemeentewezen laat ook zien dat de leden niet zomaar onderling verwisselbaar zijn, en erkent de persoonlijke en afzonderlijke relaties die gelovigen met God hebben binnen de gemeenschap van christenen, waar hun door God gegeven gaven (charismata). Zo wordt enerzijds de variëteit van het lichaam van Christus benadrukt, en anderzijds ook de gelijkwaardigheid en afhankelijkheid van elkaar als christenen, niet alleen van Christus als het hoofd.
Het in de praktijk brengen hiervan zal de hiërarchische organisatie van sommige kerken beëindigen, net als het puur-consumentzijn van sommige gelovigen, zonder een eind te maken aan het ambt, wat dan eerder een organisatorische, richtinggevende functie wordt in plaats van een autoritaire.
De nadruk op de geleedheid staat in Romeinen 12, Efeze 4 en 25, in Kolossenzen 2 en in 1 Korinthe 12-14 (m.n 1 Korinthe 12:20-22) In Romeinen en 1 Korinthe staat hier ook specifiek de term charisma erbij vermeld. Elders spreekt Paulus ook van de vruchten, talenten, of de gaven van de Geest, waarmee hij op hetzelfde duidt.
Al snel in de geschiedenis van de kerk is het besef van de charismatische structuur van de gemeente verdwenen, omdat het voor de hiërarchische structuur van de kerk beter uitkwam om een passieve kudde te hebben. Dit is niet veranderd tijdens de reformatie, en ook niet echt tijdens de charismatische opleving van de kerk in de laatste eeuw, waarin het charismatische aspect nog niet zo diep in de theologie is doorgedrongen.
De charismata worden in het NT niet allemaal als exatisch of bovennatuurlijk beschouwd. Eigenlijk wordt dat alleen expliciet van glossalie gezegd, waardoor het jammer is dat deze gave zo centraal is gaan staan in de Pinksterbeweging.
In vrijwel elke geïnstitutionaliseerde kerk is hier weinig van terug te vinden. Eigenlijk zou de kerkenraad bezig moeten zijn met een zoektocht naar charismata in de gemeente.
Wat niet valt te concluderen uit het NT is dat iedere gelovige een charisma heeft. Uit 1 Kor. 12:22-27 kan men zelfs herleiden dat mensen die het geloof alleen maar passief ontvangen ook een niet minder belangrijk deel zijn van het lichaam van Christus. Binnen de gemeente zou niemand zich anders voor moeten doen dan hij of zij is.
De reformatie heeft de bemiddelende rol van het ambt tussen God en mens wel weggenomen, maar heeft dit aspect met betrekking tot de verhouding t.o.v. de wereld lang onderbelicht gelaten. Het algemene priesterschap der gelovigen wordt nog niet overal volledig toegepast.
Hoe komt de gedeeldheid van Christus’ lichaam tot uiting in de geschiedenis?
De gedeeldheid van Gods mensen begint al bij het volk van Israël, dat relatief kort een eenheid van 12 stammen vormde. Ook in de vroege kerk was er al een hele sterke scheiding tussen Joodse en heidense gelovigen, wat de context van de uitspraken over eenheid binnen de Kerk erg tekent.
Die verdeeldheid komt vooral naar voren in de eerste Korinthebrief. Hier worden de charismata ook expliciet als liefdesdiensten betiteld (1 Kor. 13), en wordt het tegenovergestelde (Schisma) veroordeeld.
In de rest van de kerkgeschiedenis zijn dergelijke strijdsituaties ook niet op een hand te tellen. Ook in de oude kerk, dus het is niet zo dat het christendom pas opsplitste na 1054 of 1517.
Tegenwoordig is de RKK zo gefocust op eenheid dat er maar een beperkte vorm van pluriformiteit wordt toegelaten, en zijn de meeste protestantse kerken gebaseerd op een veel te smal fundament, waardoor ze niet aan eenheid toekomen.
Zo is te zien dat al vanaf het NT de eenheid een voortdurende strijd en groei oplevert tegen alle uiteendrijvende factoren in.
De gemeente is een huis waar God met Zijn verbond wil wonen, maar wat nog niet het definitieve wonen onder de mensen inhoudt. Er moet nog worden voortgebouwd aan dat huis, aan de hand van traditie en vernieuwing. Hoe ziet dat voortbouwen eruit?
Deze bouw is zowel extensief als intensief, en zowel kwantitatief als kwalitatief. Dit houdt in dat de gemeente altijd zelfkritisch moet zijn. De Geest draagt de gemeente in haar tekortkomingen, maar biedt ook inspiratie om verder te bouwen. Daarom is zelfkritiek haast nooit tegen de Geest ingaan. Daarin moet niet worden gevraagd of de kerk zondigt, maar of de gemeenschap zondigt. De kerk hoort een oefenplaats van schuldbesef en zelfkritiek te zijn. Hierin zou de ambtsdrager het voortouw moeten nemen, iemand die vanuit de traditie met een blik op de toekomst en in dialoog met de gemeente, krachtens hun charisma op zoek gaan naar de juiste richting voor de gemeente, waarin de hele gemeenschap hun zal volgen.
In de ecclesiologie hebben groei en bouw in de gemeente als dynamische aspecten weinig aandacht gekregen, behalve bij Karl Barth. Tegenwoordig worden we ons daar meer en meer van bewust.
De tweeheid van extensief en intensief worden in het NT vooral door Handelingen (extensief) en de brieven van Paulus (intensief) genoemd.
Hoe gingen de katholieke kerk en de protestantse kerk om met de term ‘lichaam van Christus’
De RKK had de term lichaam van Christus vooral vermeden wegens de anti-hiërarchische toon, Paus Pius XII heeft deze toon eruit weg proberen te halen. Dit was niet erg succesvol, sinds Vaticanum II is dit beeld vervangen door het beeld van Volk Gods.
De protestantse kerken hebben de term vooral figuurlijk opgevat, Christus zou nog steeds altijd het hoofd zijn, de gemeenschap is niet een eigen organisme, maar een organisme dat door Jezus gebruikt kan worden. Dit raakt de kern echter niet. Want de kern ligt niet in het innige verband tussen Christus en zijn lichaam, maar in de aard van dit verband. Het verband is niet organisch of functioneel, maar corporatief. Dit betekent dat in Christus als hoofd plaatsvervangend ons sterven en verrijzen plaats vonden en dat wij hier deel van uit kunnen maken, door onderdeel van zijn lichaam te worden.