Bewegingsstoornissen - kliniek Flashcards

1
Q

Wat zijn de kernsymptomen van hypokinetisch rigide syndroom? (4)

A
  1. Hypobradykinaesie/bewegingsarmoede
  2. Rusttremor
  3. Rigiditeit
  4. Gestoorde houdingsreflexen/posturale instabiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de diagnostische criteria voor hypokinetisch rigide syndroom?

A

Hypobradykinaesie + 1 van de volgende:
Rusttremor/rigiditeit/posturale instabiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke twee vormen van bewegingsarmoede zijn er?

A

Hypokinaesie = minder spontaan bewegen
Bradykinaesie = vertraagd uitvoeren van bewegingen en vermindering van amplitude van beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn belangrijke kenmerken van de ziekte van Parkinson? (8)

A
  1. Asymmetrie
  2. Hypobradykinaesie, zich uitend in mimiekarmoede, verminderd pendelen, hypofonie en micrografie
  3. Loopstoornissen
  4. Gestoorde houdingsreflexen
  5. Cognitieve stoornissen, mn. verwerkingstempo
  6. Autonome functiestoornissen
  7. REM-slaap stoornissen
  8. Psychische problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe ziet het looppatroon van iemand met Parkinson eruit?

A

Voorovergebogen, kleine pasjes, stap- en stopproblemen, moeite met omdraaien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is festinatie?

A

Lopen en niet meer kunnen stoppen; steeds snellere pasjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kan de REM-slaap stoornis bij m. Parkinson worden bestreden?

A

Melatonine/benzodiazepines
Slaapkwaliteit blijft slecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke psychische problemen komen voor bij m. Parkinson? (4)

A
  1. Stemmingsklachten
  2. Psychotische klachten, o.a. hallucinaties
  3. Depressie
  4. Angstklachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welk type hallucinaties komt typisch voor bij Lewy body spectrum ziekten?

A

Visuele hallucinaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij welke aandoening past een verticale blikparese?

A

Dit is een zgn. supranucleaire parese, passend bij progressieve supranucleaire parese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat wordt zichtbaar gemaakt op en DaT-scan? Hoe ziet een DaT-scan van iemand met Parkinson er typisch uit?

A

Functie van de dopamine transporter
Parkinson = asymmetrisch gestoorde dopaminewerking in het striatum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een belangrijke component van Lewy bodies?

A

Alfa-synucleïne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welk ziektebeeld ontstaat wanneer Lewy bodies beginnen met neerslaan in de middenhersenen en substantia nigra? Met welk type klachten uit dit zich? Welke Braak-stadia zijn dit?

A

M. Parkinson -> motore klachten
Braak stadia 3/4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk ziektebeeld ontstaat wanneer Lewy bodies beginnen met neerslaan in de cortex? Met welk type klachten uit dit zich? Welke Braak-stadia zijn dit?

A

Lewy body dementie -> cognitieve klachten/dementie
Braak stadia 5/6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk ziektebeeld ontstaat wanneer Lewy bodies beginnen met neerslaan in de hersenstam? Met welk type klachten uit dit zich? Welke Braak stadia zijn dit?

A

Multi systeem atrofie (MSA) -> autonome dysregulatie
Braak stadia 1/2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn belangrijke kenmerken van (autosomaal dominante) erfelijke Parkinson? (3)

A
  1. Begin <40ste levensjaar
  2. Goed responsief op L-dopa
  3. Langzame progressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoeveel % van de Parkinsonpatiënten heeft een 1e/2e graads familielid met Parkinson? Welke aandoening komt nog meer vaak voor in de familie bij Parkinsonpatiënten?

A

25%
Essentiële tremor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

M. Parkinson kan uiteindelijk ook leiden tot Parkinson dementie. Hoe wordt deze onderscheiden van Lewy body dementie?

A

Indien dementie >1 jaar na start motorische symptomen = Parkinson dementie
Indien dementie voorafgaand aan parkinsonisme of binnen 1 jaar na start motorische symptomen = Lewy body dementie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn kernsymptomen van Lewy body dementie? (5)

A
  1. Dementiesyndroom
  2. Fluctuerende cognitieve stoornissen
  3. Recidiverende visuele hallucinaties
  4. Spontaan parkinsonisme
  5. REM-slaap gedragsstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de kernkenmerken van multi systeem atrofie? (4)

A
  1. Vroeg ernstige autonome stoornissen
  2. Parkinsonisme (MSA-P) of cerebellair syndroom (MSA-C)
  3. Relatief laat cognitieve stoornissen, vaak mild
  4. MRI: hot cross bun sign
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de pathofysiologie van progressieve supranucleaire paralyse?

A

Stapeling van Tau-eiwitten in neuronen en astrocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de klachten bij progressieve supranucleaire paralyse? (3)

A
  1. Vallen
  2. Wazig zien
  3. Cognitieve- en gedragsveranderingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn de bevindingen bij neurologisch onderzoek bij progressieve supranucleaire paralyse?

A
  1. Verticale blikparese
  2. Axiale rigiditeit
  3. Houdingsinstabiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke structuur is bij progressieve supranucleaire paralyse aangedaan welke zorgt voor de verticale blikparese?

A

Middenbrein, specifiek de colliculus superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de typische MRI-afwijking passend bij progressieve supranucleaire paralyse?

A

Kolibrie teken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is ataxie?

A

Stoornis in de uitvoering van doelgerichte bewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn belangrijke onderdelen van ataxie? (2)

A
  1. Dysmetrie
  2. Intentietremor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke twee vormen van dysmetrie zijn er?

A
  1. Doel voorbij schieten = hypermetrie
  2. Voortijdige eindiging van beweging = hypometrie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat gebeurt er met de intentietremor naarmate het doel van een beweging genaderd wordt?

A

Grovere bewegingsuitslagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken voor ataxie?

A

Centrale/cerebellaire oorzaak
Perifere oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waardoor wordt een cerebellaire ataxie veroorzaakt?

A

Laesie van de ipsilaterale cerebellaire hemisfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waardoor wordt een perifere ataxie veroorzaakt?

A

Ernstige polyneuropathie waardoor bewegingen niet meer bijgestuurd kunnen worden met informatie uit het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke symptomen passen bij een cerebellaire ataxie? (6)

A
  1. Dysartrie
  2. Onzeker looppatroon
  3. Misgrijpen door dysmetrie
  4. Intentietremor (mn. handen)
  5. Dubbelzien door nystagmus
  6. Slikstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welke metabole oorzaken kunnen een cerebellaire ataxie veroorzaken? (3)

A
  1. Hypothyreoïdie
  2. Ziekte van Wilson (koperstapeling)
  3. Coeliakie
35
Q

Welke etiologiën kunnen tot een acute cerebellaire ataxie leiden? (3)

A
  1. Vasculair
  2. Inflammatie
  3. Intoxicatie
36
Q

Welke etiologiën kunnen tot een subacute cerebellaire ataxie leiden? (4) Hoe wordt een subacute cerebellaire ataxie gedefinieerd?

A
  1. Paraneoplastisch
  2. Metabool
  3. Intoxicatie
  4. Immuun-gemedieerd

3-6 maanden

37
Q

Welke etiologie kan tot een chronische cerebellaire ataxie leiden? Hoe wordt een chronische cerebellaire ataxie gedefinieerd?

A

Neurodegeneratieve afwijking

> 6 maanden

38
Q

Wat is de ontstaansleeftijd van een recessieve ataxie? Wat is de ontstaansleeftijd van dominante ataxie? Wat is de ontstaansleeftijd van cerebellaire ataxie bij MSA? Wat is de ontstaansleeftijd van ataxie bij FXTAS?

A

Recessieve ataxie <20 jaar
ADCA >20 jaar
Ataxie bij MSA >30 jaar
Ataxie bij FXTAS >45 jaar

39
Q

Voor welke leeftijd begint Friedreichse ataxie meestal? Welk gen is dan gemuteerd?

A

25
Frantaxine

40
Q

Na welke leeftijd begint MSA?

A

> 30 jaar

41
Q

Wat zijn de diagnostische criteria voor MSA?

A
  1. Sporadische progressieve aandoening
  2. Beginnend >30 jaar
  3. Post mortem diagnostiek
42
Q

Wat zijn de diagnostische criteria voor MSA? (3)

A
  1. Sporadische progressieve aandoening
  2. Beginnend >30 jaar
  3. Post mortem diagnostiek
43
Q

Wat zijn de redenen om MSA waarschijnlijk te achten? (3)

A
  1. Autonome dysfunctie
  2. Matig L-dopa responsief parkinsonisme
  3. Cerebellair syndroom
44
Q

Wat zijn de reden om MSA mogelijk te achten?

A
  1. Parkinsonisme/cerebellair syndroom
  2. Autonome dysfunctie
  3. Ten minste één ondersteunend argument
45
Q

Wat is de mediane overleving bij MSA?

A

6-7 jaar

46
Q

Vanaf welke leeftijd treedt MSA meestal op?

A

50

47
Q

Wat is de verhouding mannen:vrouwen met Parkinson?

A

1:1

48
Q

Wat is de prevalentie van Parkinson in de populatie? Hoe is deze op 80-jarige leeftijd?

A

100-150/100.000
80 jaar = 1/1000

49
Q

Wat is het effect van Parkinson op de levensverwachting?

A

Levensverwachting onveranderd

50
Q

Hoeveel % van de dopaminerge neuronen in de substantia nigra moet verloren gaan voordat symptomen van Parkinson optreden?

A

70-80%

51
Q

Bij Parkinson is er sprake van een verstoorde balans tussen twee neurotransmitters. Welke zijn dit?

A

Acetylcholine & dopamine
Dopamine remt normaliter afgifte van acetylcholine, dit is nu verstoord

52
Q

Welke klassen geneesmiddelen kunnen worden ingezet bij Parkinson? (5)

A
  1. Anticholinergica
  2. NMDA-receptor antagonisten (amantadine)
  3. L-dopa, evt. i.c.m. decarboxylaseremmer/COMT-remmer
  4. D2-receptor agonisten
  5. MAO-B remmers
53
Q

Op welk symptoom van Parkinson hebben anticholinergica mn. effect?

A

Tremor

54
Q

Wat zijn beschikbare anticholinergica? (4)

A

Oude:
1. Atropine
2. Scopolamine
Nieuwe:
3. Orfenadrine
4. Trihexyfenidyl

55
Q

Wat zijn beschikbare anticholinergica voor de behandeling van Parkinson? (4)

A

Oude:
1. Atropine
2. Scopolamine
Nieuwe:
3. Orfenadrine
4. Trihexyfenidyl

56
Q

Wat zijn de bijwerkingen van anticholinergica? (4)

A
  1. Obstipatie
  2. Droge mond
  3. Mydriasis
  4. Verslapping blaassphincter
57
Q

Wat is het voordeel van nieuwe t.o.v. oudere anticholinergica?

A

Nieuwere middelen werken mn. centraal en voorkomen zo perifere bijwerkignen

58
Q

Waarom moet de dosering van anticholinergica (en alle andere anti-Parkinsonmiddelen) zo laag mogelijk worden ingezet?

A

De middelen werken na verloop van tijd; starten met een lage dosis geeft de mogelijkheid de dosis te verhogen om dit uit te stellen

59
Q

Wat is het werkingsmechanisme van amantadine als anti-Parkinsonmiddel?

A

NMDA-receptor antagonist; deze onderdrukt de dopamine release -> zorgt voor verhoogde dopamine release

60
Q

Op welke symptomen van Parkinson heeft amantadine mn. effect?

A

Rigiditeit & hypobradykinaesie

61
Q

Wat zijn de nadelen van gebruik van amantadine tegen Parkinson? (4)

A
  1. Na 8-9 maanden uitgewerkt
  2. Misselijkheid
  3. Anticholinerge + centrale effecten
  4. Livido reticularis -> vlekkerige uitslag op de benen
62
Q

Waardoor veroorzaken middelen die de beschikbaarheid van dopamine verhogen voor misselijkheid?

A

Dopaminereceptoren in het maag-darmstelsel zorgen normaliter voor misselijkheid

63
Q

Wat is L-dopa? Wat is het voordeel van het geven van L-dopa boven dopamine?

A

L-dopa = dopamine precursor
Passeert bloed-hersenbarrière beter dan dopamine

64
Q

Welke klassen/middelen worden bij L-dopa gegeven en waarom?

A
  1. Decarboxylaseremmer -> voorkomt perifere omzetting L-dopa in dopamine, waardoor minder perifere bijwerkingen en meer L-dopa voor de hersenen
  2. Domperidon -> dopamine receptor antagonist -> helpt tegen misselijkheid door hoge [dopamine]
65
Q

Wat zijn de perifere bijwerkingen van L-dopa? (4)

A
  1. Misselijkheid
  2. Anorexie -> effect op adrenerge receptoren
  3. Hypotensie -> effect op adrenerge receptoren
  4. Hartritmestoornissen -> effect op adrenerge receptoren
66
Q

Wat zijn de centrale bijwerkingen van L-dopa? (5)

A
  1. Dyskinaesie bij hoge [dopamine]
  2. On-off fenomeen door dopaminespiegels
  3. Hallucinaties
  4. Opwinding
  5. Nachtmerries
67
Q

Wat is een nadeel van L-dopa?

A

Korte halfwaardetijd

68
Q

Welke D2-receptor agonisten worden vaak gebruikt bij Parkinson? Welke werking hebben zij op welke receptor?

A

Bromocriptine: D1-, D2+
Apomorfine: D1+, D2+
Pramipexol: D2+
Ropirinol: D2+

69
Q

Op welke symptomen van Parkinson werken D2-agonisten met name?

A

Rigiditeit & tremor

70
Q

Wat is een zeldzame bijwerking van het gebruik van D2-receptor agonisten?

A

Retroperitoneale fibrose

71
Q

Wat is het voordeel van D2-agonisten t.o.v. L-dopa?

A

Langere halfwaardetijd -> minder last van on/off

72
Q

Wat is het nadeel van D2-agonisten t.o.v. L-dopa?

A

Lagere effectiviteit t.a.v. rigiditeit en hypokinaesie

73
Q

Wat doet MAO-B?

A

Afbreken van dopamine in de synapsspleet

74
Q

Wat is het effect van MAO-B remmers?

A

Beschikbaarheid van dopamine in de synapsspleet verhogen

75
Q

Wat doet COMT?

A

Afbreken van L-dopa en dopamine

76
Q

Wat is het effect van een COMT-remmer?

A

Langere halfwaardetijd van L-dopa/dopamine

77
Q

Met welke middelen kan een COMT-remmer worden gecombineerd, en wat zijn de effecten van deze middelen? (4)

A
  1. L-dopa -> verhogen beschikbaarheid dopamine
  2. Decarboxylaseremmer -> voorkomen van perifere omzetting L-dopa
  3. Domperidon -> braken tegengaan
  4. COMT-remmer -> langere halfwaardetijd L-dopa/dopamine
78
Q

Uit welke 2 onderdelen bestaan oogbewegingen?

A
  1. Saccades
  2. Smooth pursuit
79
Q

Waarvoor zijn de Brudizinski 1/2 testen?

A

Meningeale prikkeling

80
Q

Welke medicamenteuze behandelmogelijkheden zijn er voor essentiële tremor? (3)

A
  1. Bètablocker (voorkeur vanwege minste bijwerkingen)
  2. Anti-epileptica
  3. Botox
81
Q

Wat zijn de chirurgische interventies voor ernstige essentiële tremor? (2)

A
  1. Thalamotomie
  2. Thalamusstimulatie
82
Q

Wat voor type tremor is een essentiële tremor?

A

Houdings- of actietremor

83
Q

Wat is de ziekte van Wilson? Welke bepalingen moeten worden uitgevoerd?

A

Koperstapeling
Koper + ceruloplasmine