bijles schrijven aan ouders 1-spelling Flashcards

(5 cards)

1
Q

verkleinvormen

A
  • als het woord eindigt op ‘ng’ eindigt het op ‘kje’ of ‘etje’ (koninkje, leerlingetje)
  • als het verkleinwoord op ‘etje eindigt moet je medeklinker verdubbelen (balletje)
  • als het grondwoord eindigt op een lange klinker die met 1 klinkerteken geschreven wordt, dan voeg je 1 toe (parapluutje
  • eindigt het op ‘y’ dan voeg je een apostrof toe (baby’tje)
  • engelse woorden die eindigen op een toonloze ‘e’ behouden omwille van uitspraak (cakeje)
  • als het grondwoord een initiaalwoord, een letter, een cijfer of een symbool is gebruik je apostrof (cd’tje)
  • onthoud: het verkleinwoord van jongen is jongetje
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

meervoud

A
  • gwn normaal op ‘en’ ‘n’ ‘s’ eindigen
  • als het grondwoord eindigt op een lange klinker die je maar met 1 letter en zonder accent schrijft, gebruik je apostrof voor de meervoud ‘s’ (oma’s, baby’s)
  • de s wordt zzn het woord geschreven als het eindigt op een doffe e, een klinker met accent of een klinker die met twee geschreven staat (lentes, cafés, shampoos)
  • woorden die eindigen op ee krijgen uitgang ‘ën’ (tweeën)
  • als klemtoon op de ie valt wordt meervoud met ieën gespeld (allergieën)
  • als klemtoon niet op ie valt iën (bacteriën)

-schrijf apostrof voor de meervoudsuitgang van een initiaalwoord (gsm’s)

  • apostrof bij meervoud van een cijfer (10’en)
  • meervoudsuitgang ‘s’ aan het woord dat eindigt een combinatie van klinkertekens die tot dezelfde lettergreep behoren (cowboys)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bezitsvormen

A
  • we schrijven de bezits-s vast aan het grondwoord, tenzij dat eindigt op een lange klinker of een sisklank (miekes speelgoed)
  • als het grondwoord eindigt op een lange klinker die we met 1 letterteken zonder accent schrijven, gebruiken we een apostrof. ( opa’s huis)
  • met een sisklank schrijf je apostrof (Anges’ overtuiging, Joyce’ laatste roman)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoofdletters

A
  • als zin begint met apostrof schrijf je 2e letter met hoofdletter (‘k Begrijp er niets van)
  • geen hoofdletter als zin begint met cijfer of symbool (67 personen, $ is het dollar teken)
  • schrijf hoofdletter als het verwijst naar een product van een merk of bepaalde kunstenaar (een Rubens, een Chanel)
  • hoofdletter bij namen van plaatsen, streken, landen, bergen, rivieren, woestijnen en hemellichamen (Melkwegstelsel, Amsterdam, Deense dog)
  • namen van windstreken klein schrijven (het noorden van Italië, westerse beschaving)
  • naam van bevolkinngsgroep of een lid daarvan met hoofdletter als de naam van een aardrijkskundige naam is afgeleid of als het over een specifiek volk gaat (een Inuït, de Kelten, de Limburgers)
  • overkoepelende namen voor leden van etnische groepen klein (een indiaan ,een zigeuner, een blanke)
  • namen van artistieke, culturele, maatschappelijke en religieuze stromingen klein (katholicisme, islam, socialisme)
  • namen van hystorische, geologische en andere periodes klein (de oudheid, de middeleeuwen, de prehistorie)
  • namen van jaarlijks terugkerende religieuze periodes klein (advent, ramadam, vasten)
  • hystorische gebeurtenissen met hoofdletter ( de Eerste Wereldoorlog, de Guldensporenslag, de Arabische Lente)
  • officiële naam van feestdagen en andere bijzondere dagen met een hoofdletter (Dan van de Arbeid, Kerstmis-kerst, Valentijnsdag-valentijn)
  • samenstelling met feestdagen in het klein (kerstboom, moederdagcadeau)
  • merknamen met hoofdletter tenzij de naamgever een andere schrijfwijze koos (Coca-Cola, Dafalgan, iPod)
  • schrijf merknamen klein als ze een soortnaam geworden zijn (een aspirientje, een colaatje, een spa
  • Bijbel met hoofdletter en ook speciale titels die iemand heeft.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

werkwoorden

A
  • tweede persoon enkelvoud = stam + t (jij/hij komt) behalve als jij erachter komt
  • eerste, tweede en derde persoon meervoud = stam + en of n (wij/jullie/zij komen)
  • verleden tijd = bij regelmatige werkwoorden + te(n) en bij ww van ‘t kofschip of de stemloze medeklinkers zoals /sj/ als in lunchen is het + de(n)
  • voltooid deelwoord = meestal met een -d. verleng naar de verleden tijd en kijk op wat het dan eindigt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly