blz 110.2 Flashcards
(23 cards)
1
Q
aanmelden
A
sich anmelden
2
Q
afhalen
A
abholen
3
Q
bevestigen
A
bestätigen
4
Q
de veiligheidsgordel omdoen
A
anschnallen
5
Q
doorbrengen
A
verbringen
6
Q
haast hebben
A
es eilig haben
7
Q
laten liggen
A
liegen lassen
8
Q
liggen
A
liegen
9
Q
meenemen
A
mitnehmen
10
Q
missen
A
verpassen
11
Q
overstappen
A
umsteigen
12
Q
oversteken
A
überqueren
13
Q
parkeren
A
parken
14
Q
plannen
A
planen
15
Q
remmen
A
bremsen
16
Q
terugkomen
A
wiederkommen
17
Q
uitstappen
A
aussteigen
18
Q
vliegen
A
fliegen
19
Q
zich haasten
A
sich beeilen
20
Q
afgesloten
A
gesperrt
21
Q
in de buurt van
A
in der Nähe von
22
Q
rechtdoor
A
geradeaus
23
Q
zojuist
A
gerade