Business Vocabulary A-C Flashcards
(94 cards)
1
Q
tender
A
aanbesteding
2
Q
recommendation
A
aanbeveling
3
Q
offer
A
aanbieding, aanbod
4
Q
share / stock
A
aandeel
5
Q
shareholder / stockholder
A
aandeelhouder
6
Q
registered letter
A
aangetekende brief
7
Q
declaration / statement
A
aangifte
8
Q
purchase on credit
A
aankoop op krediet
9
Q
summons, injunction
A
aanmaning (ingebrekestelling)
10
Q
responsible / liable
A
aansprakelijk / verantwoordelijk
11
Q
auditor / chartered accountant
A
accountant
12
Q
accounting and auditing firm
A
accountantskantoor
13
Q
overdue, in arrears, outstanding payment
A
achterstallig
14
Q
assets and liabilities
A
activa en passiva
15
Q
ex works
A
af fabriek
16
Q
ex warehouse
A
af magazijn
17
Q
mananging director
A
afgevaardigde beheerder
18
Q
deduction
A
afhouding
19
Q
delegate
A
adgevaardigde
20
Q
amortisation
A
aflossing
21
Q
redemption, repayment
A
afrekening
22
Q
depreciation
A
afschrijving
23
Q
closing / balance
A
afsluiting
24
Q
deductible
A
aftrekbaar
25
outlet / market / opening
afzetgebied
26
to waive, renounce
afzien van (verzaken)
27
officially / in (by) virtue of his office
ambtshalve
28
balance (sheet)
balans
29
working capital
bedrijfskapitaal
30
trading results
bedrijfsresultaat
31
budget
begroting
32
to meet the needs
in een behoefte voorzien
33
errors and omissions excepted (E&OE)
behoudens vergissingen en weglatingen
34
ratification
bekrachtiging
35
taxable
belastbaar
36
to charge someone with / to entrust with
iemand belasten met
37
tax / duty / rate
belasting
38
Trade income tax / Corporate tax (AmE)
bedrijfsbelasting
39
purchase tax
omzetbelasting
40
value added tax (VAT)
belasting op de toegevoegde waarde (BTW)
41
to amount to
belopen (bedragen)
42
provision, stipulation, clause
bepaling
43
limitation / restriction
beperking
44
acknowledgment (receipt) of
bericht van ontvangst
45
disposable (available) goods
beschikbare middelen
46
to seize
beslag leggen op
47
estimate
bestek
48
order-form
bestelbon
49
order form
bestelformulier
50
order from abroad
buitenlandse bestelling
51
additional order
nabestelling
52
to order
op bestelling
53
to cancel an order
een bestelling annuleren
54
to book an order
een bestelling boeken/noteren
55
to execute an order
een bestelling uitvoeren
56
to obtain an order
een bestelling krijgen
57
receipt of order
ontvangst van bestelling
58
confirmation of order
bevestiging van bestelling
59
proof of payment
betalingsbewijs
60
term of payment
betalingstermijn
61
delay of payment
betalingsuitstel
62
payment terms
betalingsvoorwaarden
63
dispute
betwisting
64
exchange quotations
beursnotering
65
market value / stock exchange value
beurswaarde
66
confirmation
bevestiging
67
certificate of good conduct
bewijs van goed zedelijk gedrag
68
renumeration
bezoldiging
69
objection
bezwaar
70
auction sale / by auctions
bij opbod
71
by way of Trial
bij wijze van proef
72
contribution / share
bijdrage
73
(herewith) enclosed
bijgaand
74
enclosure
bijlage
75
accounts department
boekhoudafdeling
76
to balance (up) the books
de boeken opmaken / afsluiten
77
to keep the books of ...
de boeken bijhouden
78
accounting period
boekingsperiode
79
fiscal year
boekjaar
80
to give security for
zich borg stellen voor
81
letter of confirmation
bevestigingsbrief
82
accompanying letter
begeleidend schrijven
83
letter of reminder / reminder
rappel (brief)
84
list price
catalogusprijs
85
competitive prices
scherp concurrerende prijzen
86
competitive capacity
concurrentievermogen
87
competitive
concurrentieel
88
cash payment
contante betaling
89
to pay cash
contant betalen
90
credit advice
creditbericht
91
creditor
crediteur / schuldeiser
92
credit note
creditnota
93
credit interest
creditrente
94
credit balance
creditsaldo
