Business Vocabulary D-H Flashcards
(47 cards)
1
Q
daily statement of account
A
dagafschrift
2
Q
debit interest
A
debetrente
3
Q
debit balance
A
debetsaldo
4
Q
retailer
A
detailhandelaar
5
Q
bailiff / sheriff’s officer
A
deurwaarder
6
Q
subsidiary company
A
dochtermaatschappij
7
Q
filing cabinet
A
dossierkast
8
Q
unit price
A
eenheidsprijs
9
Q
final settlement
A
eindafrekening
10
Q
to claim / to demand
A
eisen / vorderen
11
Q
claimant / plaintiff
A
eiser
12
Q
forwarding agent / shipping agent
A
expediteur
13
Q
manufacturing process
A
fabricageprocédé
14
Q
trade mark
A
fabrieksmerk (handelsmerk)
15
Q
invoice / bill
A
factuur / rekening
16
Q
provisional invoice
A
voorlopige factuur
17
Q
invoice amount
A
factuurbedrag
18
Q
invoice price
A
factuurprijs
19
Q
invoice value
A
factuurwaarde
20
Q
to settle an account
A
een factuur vereffenen
21
Q
branch manager
A
filiaalhouder
22
Q
financial position
A
financiële toestand
23
Q
financial transaction
A
financiële verrichting
24
Q
form
A
formulier
25
free on board
vrij aan boord
26
free domicile / carriage paid
franco thuis
27
post-free / postage-paid / post-paid
franco per post
28
free on rail
franco wagon
29
free works
franco fabriek
30
addressee / consignee / receiver
geadresseerde
31
hidden defect
het verborgen gebrek
32
apparent defect
het zichtbaar gebrek
33
term of validity
geldigheidsduur
34
the dispute
het geschil
35
to settle a dispute
een geschil beslechten
36
proxy holder
de gevolmachtigde
37
stock in trade (on/in hand) / goods in stock
goederenvoorraad
38
approbation / approval
goedkeuring
39
free sample
gratis monster
40
raw materials
grondstof
41
wholesale dealer / wholesaler
groothandelaar / grossier
42
trade fair
handelsbeurs
43
trade register
handelsregister
44
line of business
handelstak
45
revaluation / revalorization
herwaardering / opwaardering
46
mortgage loan
hypothecaire lening
47
to redeem (to pay off) a mortgage
een hypotheek aflossen
