Caput3 Flashcards
(98 cards)
1
Q
nuntius
A
nuntii m.
de bouwer; het bericht
2
Q
sapientia
A
Sapientiae v.
de wijsheid
3
Q
unda
A
undae v.
de golf
4
Q
bellum
A
belli o.
de oorlog
5
Q
amor
A
amor-is m.
de liefde
Fr. l’amour
Lat. amare
6
Q
auctor
A
auctor-is m.
de dader
Ndl. de auteur
7
Q
frater
A
fratr-is m.
de broer
Fr. le frère
8
Q
ignis
A
ign-is m.
het vuur
9
Q
Iuppiter
A
Iov-is m.
Jupiter
10
Q
mons
A
mont-is m.
de berg
Fr. La Montagne
11
Q
lux
A
Luc-is v.
het licht
12
Q
soror
A
soror-is v.
de zus
Fr. la sœur
13
Q
Venus
A
Vener-is v.
Venus
14
Q
nomen
A
nomen-is o.
de naam
Fr. le nom
15
Q
scelus
A
sceler-is o.
de misdaad
16
Q
adiuvare
A
adiuvo I
helpen
17
Q
curare
A
curo I
zorgen voor
Lat. cura
18
Q
monstrare
A
monstro I
wijzen
19
Q
alius
A
alia, aliud
(een) andere
20
Q
ceteri
A
-ae, - a (mv)
de overige
Ndl. et cetera (enzovoort)
21
Q
sicut
A
(voegwoord)
zoals
22
Q
amor
A
amor-is m.
de liefde
23
Q
clamor
A
clamor-is m.
het geschreeuw
24
Q
labor
A
labor-is m.
het werk; het leed
25
dolor
dolor-is m.
de pijn ; het verdriet
26
timor
timor-is m.
de vrees
27
altitudo
altitudin-is v.
de hoogte; de diepte
28
magnitudo
magnitudin-is v.
de grootte; het belang
29
multitudo
multitudin-is v.
de massa; de menigte
30
solitudo
solitudin-is v.
de eenzaamheid
31
umbra
umbrae v.
de schaduw; de schim
Fr. l’ombre
32
clarus
-a, -um
1)helder 2)beroemd
Ndl. klaar (water)
Fr. clair
33
aedificare
aedifico I
bouwen
Lat. aedificium
34
eius
voornaamwoord
zijn; haar
35
eorum, earum
voornaamwoord
hun
36
meus
-a,-um bez vnw
mijn
Fr. mon ma mes
37
tuus
-a,-um bez vnw
jouw
FR. ton ta tes
38
suus
-a,-um
zijn, haar, hun (eigen)
Fr. Son sa ses
39
gladius
gladii m.
het zwaard
Ndl. de gladiator
40
hasta
hastae v.
de lans, de speer
41
sagitta
sagittae v.
de pijl
sagittaire
42
parvus
-a, -um
Klein
43
ita
(Bijwoord)
zo
44
tamen
(bijwoord)
toch
45
itaque
(voegwoord)
daarom; en zo
46
civis
civ-is m.
de burger
47
comes
comit-is m.
de kameraad
48
lapis
lapid-is m.
de steen
49
mors
mort-is v.
de dood
Fr. la mort
50
primus
-a, -um
eerst; de eerste van
Lat. primum bw
Fr. le premier
51
capere
capio V
(In) nemen; krijgen
52
accipere
accipio V
ontvangen; vernemen
Ndl. accepteren
53
incipere
incipio V
beginnen
54
cupere
cupio V
verlangen; (graag) willen
Ndl. Cupido
55
facere
facio V
maken; doen
Fr. faire
56
interficere
interficio V
doden
57
fugere
fugio V
(Ont) vluchten
58
iacere
iacio V
werpen
59
abicere
abicio V
wegwerpen
60
rapere
rapio V
grijpen; roven
61
corripere
corripio V
vastgrijpen; meesleuren
62
eripere
eripio V
stelen uit/ roven uit
63
-spicere
-spicio V
kijken
64
adspicere
adspicio V
aankijken
65
Conspicere
conspicio V
bemerken, opmerken
66
respicere
respicio V
omkijken; rekening houden met
Ndl. respecteren
67
satis
(bijwoord)
Genoeg; nogal
68
statim
(bijwoord)
dadelijk
69
arma
armorum o. mv
de wapens
70
castra
castrorum o. mv
het kamp
71
parentes
parentum m. mv
de ouders
Fr. les parents
72
fieri
fio onr.
worden; gebeuren ; gemaakt worden
73
ire
eo onr.
gaan
74
abire
abeo onr.
weggaan
75
adire
adeo onr
gaan naar; bezoeken
76
exire
exeo onr.
buitengaan; eindigen
Eng. the exit
77
inire
ineo onr.
binnengaan; beginnen
78
praeterire
praetereo onr
Voorbijgaan
79
redire
redeo onr
terugkeren
80
transire
transeo onr
oversteken
81
silva
silvae v.
het bos
82
vita
vitae v.
het leven
Ndl. de vitamine
83
Leo
Leon-is m.
de leeuw
Fr. le lion
Eng. the Lion
84
pars
Part-is v.
het deel; de kant
Ndl. de partij
85
necare
neco I
vermoorden
Ndl. de nek
86
pugnare
pugno I
vechten
87
tacere
taceo II
zwijgen
88
tenere
teneo II
(vast)houden
Fr. tenir
89
quare?
(bijwoord)
Waarom?
90
ante(a)
(bijwoord)
vroeger
91
cottidie
(bijwoord)
dagelijks
92
cras
(bijwoord)
morgen
93
heri
(bijwoord)
gisteren
Fr. hier
94
hodie
(bijwoord)
vandaag
95
mane
(bijwoord)
‘s morgens
96
post(ea)
(bijwoord)
later
97
postero die
de volgende dag
98
quodam die
op een dag
