CBL endocrieno Flashcards

(114 cards)

1
Q

In de eilandjes van Langerhans zitten:

A

Alfa-cellen die glucagon maken.
- Glucagon verhoogt de glucosespiegel.

Bèta-cellen, welke insuline maken
- en daarmee de glucosespiegel ku verlagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

DM diagnose

A

D/ DM1:
- glycemie (IV bloedname) -> 2 afwijkende meting nog zo klachtenvrij, 1 afwijkende meting voldoende bij klachten
- HbA1c: nl 4-6%, DM > 6,5%
- glucosurie = indicatief, maar geen bewijs

D/ DM2:
- idem (meestal asympt en toevallig vondst, soms pas diagnose bij verwikkelingen)

Stel hoge glycemie MAAR onder diabetes grens (IGT) -> OGTT (75 g glucose drinken, vss metingen glycemie): nl < 140, IGT 140 < glyc < 200, DM > 200

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

glycemie: nl vs diabetes

A

nuchter:
- nl < 100 mg/dl
- DM > 126 mg:dl

niet-nuchter
- nl < 140
- DM > 200

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

S/ hypo- en hyperglycemie

A
  • hypo: zweten, tremor, wazig zicht, duizelig, honger
  • hyper: veel plassen, droge mond / dorst, vermoeid, urogenit infectie (vb cystitis)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

glucosurie, polyurie, polydipsie, nycturie. Vaak ook asthenie, vermagering (owv eiwit- en vetafbraak), ↑ vatbaarheid infecties.
-> D/

A

DM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verwikkelingen DM

A
  • macrovasculaire pathologie (versnelde atherosclerose)
  • microangiopathie (nefropathie, retinopathie)
  • neuropathie (glucose = vergif voor neuronen)
  • diabetes voet

=> Goede glycemiecontrole om al deze verwikkelingen te voorkomen! Vooral bij DM type 1 zien we microvasculaire complicaties! Macrovasculaire complicaties vooral bij T2DM.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

diabetische nefropathie verloop

A
  • in begin ↑ GFR owv hyperfiltratie
  • nadien pas nefropathie met micro-albuminurie.
  • Daarna macro-albuminurie.
  • Finaal: ESRD (irreversibel).

Klachten nefropathie? Nee!
- Komen pas op consultatie als ze grammen eiwitten uitplassen & oedemen h.
- DUS screenen: 24u urine collectie !
- Niet via albustix, want detecteert proteinurie pas 500mg eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

DM1 vs DM2

A

DM I: insuline deficiëntie
- absoluut tekort aan insuline want AIZ: destructie Beta cellen.
- => Spoor andere AIZ op (Addison, vitiligo, schildklierlijden Graves,RA…)
- Jongere pt:18-35j

DM II: insuline resistentie
- Falende insulinesecretie + verminderde insuline gevoeligheid
- meer multimorbiditeit! => Hypertensie, dyslipidemie, obesitas, sedentarisme,…metabool syndroom
- Oudere pt: 60j (met CV risicoprofiel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

diabetische keto-acidose (DKA)

A

< insuline tekort bij DM1 (DM2 doorgaans geen ketoacidostisch coma want voldoende residuele insulinesecretie -> ernst lipolyse beperkt
=> bv bij: relatief insulinetekort (infectie, alcoholgebruik, HK, AMI, …), nieuwe diagnose, niet therapietrouw

S/
* Polyurie en dorst
* braken, nausea (door ketonen)
* Buikpijn (splanchische VC)
* ↓ BWZ (door acidose; 10% coma)
* * Dyspnee - Kussmaul AH (lijkt op hyperventilatie, maar GEEN zak op mond) - acetongeur adem
* huid: droog en gedeshydrateerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

DKA wat zie je in bloed en urine?

A

bloed
- glycemie vaak > 250 mg/dl (maar kan ook tss 200-250, vingerprik)
- metabole acidose
- hypoNa < gestegen osmolaliteit
- hyperK of nl K < acidose
- ketonen serum +

urine
- ketonen
- glucose ++

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

DKA R/

A

vocht! (2L over 2u, want pt enorm uitgedroogd)

insuline (je wil van de ketonen af)

ionen substitutie zo nodig
- oa Kalium (= vals nl door acidose MAAR totaal deficit: K gt cellen in gedreven worden door insuline toediening)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

DM1 R/

A

glycemiecontrole: insuline SC (100E/ml)
=> vooral gebruik insuline-analogen
- snelwerkend: Humalog, Novarapid (snelle resorptie, kortwerkend)
- traagwerkend: Glargine, Lantus, Toujeo (trage, stabiele absorptie, lange werkingsduur, weinig fluctuatie in dagprofiel)

=> basaal bolus systeem:
- 3x1 snelle (voor ontbijt/middag/avondeten)
- 1x1 trage (voor slapen)

=> onvoldoende glycemiecontrole ondanks intensieve zelfcontrole -> SCII

Educatie & zelfcontrole
- Motivatie!
- Leren KH tellen in hun dieet
- Leren wat hun inspanning gaat doen met hun glycemie

Dieet
Lichaamsbeweging (spieren nemen meer glucose op)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ter info DM: max 10% van je dosis per keer veranderen. Dus pt krijgt 40eenheden Lantus, 4eenheden minder/meer )

A

/

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hypoglycemie -> metabole coma

A

kliniek
o Plots ontstaan
o Zweten
o Beven
o Bleekheid
o Wazig zicht, hoofdpijn
o Bizar gedrag
o Uiteindelijk: coma
//
o Huid = warm en vochtig
o Ademhaling = oppervlakkig

BN:
Glycemie < 50

R/
glucose 15g PO/IV
of glucagone 1 mg IV/IM/SC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

diabetes out of the blue bij pt zonder CV risicoprofiel -> cave

A

pancreascarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

incretine: concept

A

darmhormonen die worden uitgescheiden na nuttigen van maaltijd
- insuline ↑ (bij PO glucose dus meer insulinesecretie dan bij IV glucose zelfde dosis)
- tegelijk ook glucagon ↓

=> vertraagt maaglediging + versterkt verzadigingsgevoel

=> Incretines werken op GLC afhankelijke manier! -> voordeel: GEEN GEVAAR VOOR HYPOGLYCEMIE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

DM2 R/

A

behandeling DM2 bestaat uit:
(A) LEVENSSTIJL
- dieet (BMI < 25 krijgen: 10% G↓ op 6-12m, evt diëtiste) (beperking alcohol en snel resorbeerbare KH)
- lichaamsbeweging (30 min 3x/w)
- rookstop

(B) MEDICAMENTEUS
-> CV risico
- statine (PRIM of SEC preventie)
- BD controle: 1e keuze ACE-I (2e: BB, CCB, diuretica, centrale anti-HT): liefst < 130/80mmHg
- aspirine low dose (asaflow 80mg/d) = SEC preventie bij MI of CVA

-> glycemie verlaging
- insuline therapie zo forse ontregeling (hyperglyc >300mg/dl)
(andere indicaties: keto-acidose, lever- of nierinsuff, zws wens, CI OAD)

=> stappen (ga stap hoger wnr glyc na 3m nt ok en gn forse ontregeling):
- metformine = 1e keuze (500 of 850 mg/d)
- toevoegen OAD (vb sulfonylureumderivaat: glicazide), of indien BMI > 30 GLP1 agonist
- toevoegen GLP1 agonist of 3e OAD (vb DPP4 remmer)
- blijvend onvoldoende: insuline therapie (vb middellangwerkend insuline 1x/d toevoegen, voorkeur NPH insuline, bv ‘s avonds vr slapen)

//
educatie: doel R/ (glyc, HbA1c, BD waarden)
- optimalis QoL
- op korte termijn sympt corrigeren en hyper/hypoglycem comata vermijden
- op lange termijn preventie verwikkelingen (micro/macro/neuro/diabetesvoet) en dus maximale controle glycemie

evt diabetesdagboek (bij < 60 en > 200: laten opschrijven wrm pt denkt deze waarde)

belang jaarlijkse controles (24u urine collectie, fundoscopie, voetzorg)

evt extra diabeteseducator sessie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

target LDL

A

~ CV risiscocategorie
- laag risico: < 116 mg/dl
- matig risico: < 100
- hoog risico: < 70
- zeer hoog risico: < 55

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hyperlipidemie R/

A

start statine monotherapie
-> zo onvoldoende: ophogen dosis OF combinatie statine+ezetemibe

(opm: hoge TG beh h geen effect op preventie hartaandoeningen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

DM streefdoel HbA1c

A

HbA1c < 7%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Orale antidiabetica

A

Biguanide / metformine
DPP4-inhibitoren (gliptine)
SGLT2-inhibitor (gliflozine)
Sulfonylurea / sulfamide
Gliniden
Glitazonen / thiazolidinediones
Incretine mimetica = GLP1 analogen
Acarbose = a-glucosidase inhibitor

*opm: PO toediening, behalve GLP1 analogen (SC, PO vorm op komst)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Biguanide / metformine
- werking

A

daling glucose output lever

verhoogde perifere gevoeligheid insuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Biguanide / metformine
- voordelen

A

goede glycemieregeling

gunstige effecten op (micro- en) macrovasculaire eindpunten

geen significant risico hypoglycemie

geen gewichtstoename

goedkoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Biguanide / metformine
- CI

A

nierinsufficiëntie met eGFR < 30 ml/min

leverinsufficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Biguanide / metformine - NW
GI stoornissen (R/ start aan lage dosis + inname gedurende maaltijd) lactaatacidose (-> kan fataal z) vit B12 deficiëntie (-> pernicieuze anemie)
26
metformine dosis
Start met 1-2x 500mg/d => ophogen tot 3x 850mg/d Bij creatinineklaring 45-60 GFR: max 2-850mg
27
DPP4-inhibitoren (gliptine) - werking
= incretine enhancers -> Inhibitie GLP1 afbraak -> glucose afhankelijke insuline secretie + suppressie endogene glucagonsecretie
28
DPP4-inhibitoren (gliptine) - voordelen
Weinig NW Geen dosisveranderingen nodig bij NI Geen effect op het lichaamsgewicht Gering risico van hypoglykemie
29
DPP4-inhibitoren (gliptine) - NW
Hypoglykemie bij associëren met een hypoglykemiërend sulfamide of insuline. Gastro-intestinale stoornissen, hoofdpijn, duizeligheid, gewrichtspijnen
30
SGLT2-inhibitor (gliflozine) - werking
inhibitie natriumglucose-cotransporter 2 (SGLT2) thv de nieren -> inhibitie reabsorptie glucose nier -> glucosurie
31
SGLT2-inhibitor (gliflozine) - voordelen
Gering risico van hypoglykemie Lichte gewichtsdaling Cardiovasculair benefit, vooral op hartfalen Renoprotectief effect (bij diabetische nefropathie met macro-albuminurie)
32
SGLT2-inhibitor (gliflozine) - CI
nierfunctiebeperking
33
SGLT2-inhibitor (gliflozine) - NW
Hypoglykemie, bij associatie met een hypoglykemiërend sulfamide of insuline urinaire en gynaecologische infecties mogelijk verhoogd fractuurrisico
34
Sulfonylurea / sulfamide - werking
Stimulatie endogene insuline secretie
35
Sulfonylurea / sulfamide - voordelen
Krachtige werking
36
Sulfonylurea / sulfamide - CI
nier- of leverlijden combinatie met gliniden
37
Sulfonylurea / sulfamide - NW
Hypoglycemie Gewichtstoename Gastro-intestinale stoornissen Overgevoeligheidsreacties
38
Gliniden - werking
structuur die verschilt van deze vd sulfamiden, maar het werkingsmechanisme (= stimulatie vd insulinesecretie) is vergelijkbaar (vb. repaglinide)
39
Gliniden - voordelen
Het effect van repaglinide treedt sneller op dan dit van de hypoglykemiërende sulfamiden, en de werkingsduur is korter. Dit leidt soms tot een betere controle vd postprandiale hyperglykemie, maar de klinische relevantie hiervan is onduidelijk.
40
Gliniden - CI
Combinatie met hypoglykemiërende sulfamiden. Ernstige leverinsufficiëntie
41
Gliniden - NW
Hypoglycemie Gewichtstoename Gastro-intestinale stoornissen Allergische huidreacties
42
Glitazonen / thiazolidinediones - werking
Reductie insulineresistentie thv de skeletspieren & verminderen de glucoseproductie in de lever
43
Glitazonen / thiazolidinediones - CI
Hartfalen Blaaskanker Leverinsufficiëntie
44
Glitazonen / thiazolidinediones (TZD) - NW
Water- en zoutretentie -> uitlokken/verergeren hartfalen Hypoglycemie (vnl in combi met andere antidiabetica) Gewichtstoename Gastro-intestinale stoornissen Hoofdpijn, duizeligheid. Verhoogd fractuurrisico. Macula-oedeem. Licht verhoogd risico van blaaskanker. Zelden: leverfunctiestoornissen.
45
Incretine mimetica = GLP1 analogen - werking
(= analogen van het incretinehormoon GLP-1) Glucose afhankelijke insuline-secretie + suppressie endogene glucagon secretie (opm: werken langer in combi met DPP4i)
46
Incretine mimetica = GLP1 analogen - voordelen
Geen gevaar voor hypoglycemie Remt eetlust -> Gewichtsverlies (goed bij obesitas)
47
Incretine mimetica = GLP1 analogen - NW
Nausea (opm: geen te hoge dosis bij NI -> meer nausea en braken) Reacties thv de injectieplaats Hypoglykemie (zelden ernstig) Vaak gastro-intestinale stoornissen, geringe toename risico pancreatitis en darmobstructie, galsteenvorming.
48
Acarbose = a-glucosidase inhibitor - werking
Inhibitie intestinale glucose absorptie (inhibeert de α-glucosidasen ter hoogte van de dunnedarmmucosa, en vertraagt zo de resorptie van koolhydraten, wat leidt tot een afzwakking van de postprandiale hyperglykemie)
49
Acarbose = a-glucosidase inhibitor - CI
Inflammatoire darmziekten, intestinale obstructie. Ernstige nierinsufficiëntie. Ernstige leverinsufficiëntie
50
Acarbose = a-glucosidase inhibitor - NW
GI stoornissen: flatulentie, krampen, diarree Opm: niet meer beschikbaar (BCFI) < gering effect glycemiecontrole en slechte tolerantie
51
keuze antidiabeticum bij CV lijden
SGLT2 inhibitor PO of GLP1 agonist SC -> want reduceren mortaliteit // GEEN Sulfonylurea -> hypoglycemie -> sympatische stimulatie -> hoge BD, ritmeSTn GEEN Pioglitazone -> vochtretentie -> risico hartdecompensatie
52
keuze antidiabeticum bij nierziekte
Dosisreductie metformine bij eGFR < 60 // GLP1 agonist ok MAAR geen te hoge dosis (want dan meer GI nevenwerkingen) DPP4 inhibitoren ok MAAR dosis adaptatie (want minder nodig om effect te bereiken) // Voorlopig geen SGLT2 inhibitor (toekomst?) Vermijd pioglitazone -> want risico vochtretentie
53
keuze antidiabeticum bij fraile ouderen
OK: - DPP4 goed (want weinig nevenwerkingen) - SGLT2 kan BD en cardiovasculaire ziekte verminderen - Incretines en Metformine ok // CAVE: - Sulfonylurea (kan hypoglycemie geven) - Insuline (frequent nodig, maar minder strikte regeling gezien risico op hypo’s) - Pioglitazone (vochtretentie, fractuurrisico, …)
54
keuze antidiabeticum bij overgewicht
GLP 1 agonist (pas terugbetaling vanaf BMI > 30) SGLT2-inhib // opm: metformine en acarbose -> geen invloed gewicht opm: glitazonen, sulfamiden, gliniden en insuline -> gewichtstoename (1-5 kg)
55
keuze antidiabeticum bij patiënten bij wie hypoglycemieën een belangrijk gevaar vormen (bv. beroepschauffeurs)
DPP4-inh SGLT2i GLP1-analoog // opm: sulfamide en glinide -> hoger risico hypoglycemie
56
indicaties insuline DM
- DKA - Extreme & symptomatische hyperglycemie (>300mg/dl) - Ernstige NI of leverinsufficiëntie (vb GFR < 30ml/min; geen metformine) - ZW (wens) - Bij contra-indicaties voor andere orale anti-diabetica
57
Lantus =
glargine
58
langwerkende insuline avond voor operatie niet onderbreken als pt ingreep moet ondergaan waarvoor ie nuchter moet zijn!
indien pt in de voorbije ochtend scherp stond, kan je bv 2E minder inspuiten indien hij eerder hoog stond, dan normale dosis HK nuchter = cave hypo
59
pt op metformine en gliflozine: wil sporten -> advies?
mag sporten (weinig gevaar op hypo bij deze 2 GM)
60
Hoe veroorzaakt metformine lactaatacidose?
Het mechanisme van lactaatacidose ten gevolge van metforminegebruik is niet volledig opgehelderd. Metformine verdubbelt de productie van lactaat in de dunne darm en de daarmee gepaard gaande pH-daling in de lever kan het lactaatmetabolisme verminderen.
61
Diabetische polyneuropathie is eerder gecorreleerd met de duur van de DM dan met de mate van hyperglycemie: juist of fout?
fout! - Slechte HbA1c weegt toch meer door dan duur van DM (zeker als je goed geregeld bent) - Chronsiche hyperglycemie → glycatie van axonale eiwitten → ontwikkeling van progressieve sensomotorische neuropathie
62
Diabetische neuropathie gaat gepaard met gastro-intestinale problematiek en orthostatisme
juist!
63
Diabetische neuropathie -> Klinische verschijnselen
- polyneuropathie (mmestal: symmetrische, distaal: handschoen en kouspatroon) - autonome neuropathie (gastro‐intestinaal, orthostatische hypotensie)
64
Diabetische polyneuropathie geeft typisch een handschoen en kous patroon
juist!
65
Diabetische neuropathie komt frequenter voor indien ook diabetische nefropathie en retinopathie
klopt!
66
21j, wit beslag op glans penis en tong, laatste tijd meer vermoeid en afgevallen. Drinkt ook meer dan gewoonlijk. wat vermoed je?
DM
67
apatische man die veel in zetel zit, at bijna niets maar wel toegenomen in gewicht + TSH zeer hoog -> GM?
L-thyroxine geven (levothyroxine)
68
S/ hypothyroidie
* daling metabolisme: koudegevoel, gewichtstoename * vertraagde lichaamsfuncties: bradycardie, obstiptatie, vermoeidheid * neuropsych: traagheid, conc ST, depressie * droge haren, broze nagels, ruwere dikkere droge huid (myxoedeem) * gedaald lipido, subfertiliteit, menorragie * soms goiter < chron TSH stimulatie * … * dislipidemie (de novo hoog cholest), anemie * bij kinderen vetraagde lengtegroei / tandontwikkeling
69
S/ hyperthyroidie
* stijging metabol: vermagering, wartmegevoel, zweten en dorst * versnelde lichaamsfuncties: tachycardie, palpitaties, BD stijging, verhoogde stoelgangsdrequentie, tremor, vermindering spiermassa * emo: nervositas, slaapST * vochtige dunne huid, dunner en minder haar * subfertiliteit, vermindere menstruatie (V, freq), gynaecomastie * soms goiter (diffuus, nodulair, pijnlijk) * … * dyspnee d’effort * Von Graefe (spasme m levator palpebrae, pseudoexoftalmie), Graves orbithopathie (exoftalmie, diplopie, uitdroging cornea …) * osteoporose
70
etiologie hypoT = tekort T4 (indien ernstig ook T3)
**Hashimoto**: auto-immune destructie SK weefsel < TPO As - proces duurt jaren: begint met hashimoto thyroiditis (= chron vorm van thyroiditis) -> gecompenseerde fase met TSH stijging en nl T4, decompensatie met daling T4 **HK / bestraling** **jodium deficiëntie** **medicatie**: lithium, amiodarone **2e fase thyroiditis**: uitputtingsfase (TSH stijging, T4 daling) zelden **centraal** (secundaire hypoT)
71
etiologie hyperT = exces T4 en/of T3
**ziekte van Graves**: auto-immuun stimulatie SK < TSHR As - 20-40j - verdacht: familiaal, orbithopathie, pretibiaal myxoedeem, erythema-nodosum like letsels **toxische nodus** of **multinodulaire goiter** - 40-60j - typisch in jodiumdeficiënte gebieden **jodium excess** (bv contrast) **medicatie**: lithium, amiodarone, overbehandeling L-thyroxine thyreotoxicose ikv **thyroiditis (1e fase)** - subacute thyroïditis van De Quervain - silent (postpartum) thyroïditis (subacuut) zelden **centraal** (secundaire hyperT)
72
hypoT behandeling
**causaal** indien mogelijk (jodium-deficiëntie, medicatie) **afwachten** zo geen symptomen en reversibele etiologie (bv thyroiditis) substitutie T4: PO **L-thyroxine** -> indicatie: - TSH > 10 mU/L - TSH > 4,5 EN TPO As (vb. bij Hashimoto = irrevers) - uitgesproken sympt -> controle TSH na 6-8w: doel TSH 0,4-2,5 (<-> screening 0,4-4,5)
73
hyperT behandeling
NOOIT conservatief (want hoger risico vkf, osteoporose, …) // jodiumexces: bron wegnemen indien mogelijk overbehandeling hypoT: L-T4 aanpassen thyroiditis - medicamenteus geinduc thyroiditis (amiodarone): Propranolol Retard 160 mg PO - als overte thyrotoxicosis: methylprednisolon (medrol) + zo mogelijk stop medicatie - De Quervain thyroiditis *enkel bij klachten behandelen*: NSAIDs, Lekfase: Propranolol Retard 160 mg PO [Uitputtingsfase: soms tijdelijk L-Thyroxine] - Silent thyroiditis *enkel bij klachten behandelen*: Lekfase: Propranolol Retard 160 mg PO [Uitputtingsfase: soms tijdelijk L-Thyroxine] overproductie (auto-immuun, toxische nodus) - **thyrostatica: thiamazol** (1e keuze, strumazol(R), mag niet in 1e trim zws) -> tot negatievatie TSH-R As - **radioactief jodium** (I: voorkeur bij toxisch adenoom of auto-immuun) (CI: zws(wens), orbitopathie) - **HK** (I: mechanische hinder, recidief na beh, CI) - preop euthyroidie vereist! behandeling verwikkelingen (vb rookstop bij orbitopathie, BB propranolol bij VKF, cave thyrotoxische storm …)
74
scintigrafie CI
zwanger, BV, amiodarone niet zinvol indien recent onderzoek IV contrast (contrast geïnduc hyperT)
75
hypothyroïdie TO
labo: **TSH** (nagaan of hypoT) - als stijging TSH -> herhaal TSH + T4 bepalen + TPO As (hashimoto) => echografie niet aangewezen, tenzij klnische reden (bij nodule) - FNAC indien echografisch verdachte noduli - scinitgrafie niet aangewezen // andere onderzoeken: - vermoeden jodiumdefficiëntie: jodium 24u - vermoeden inflammatie: inflammatoire parameters - mogelijke centrale hypoT: TSH en T4 + biochem screening hypofyse assen + MRI hypofyse
76
hyperthyroïdie TO
labo: **TSH** (bepalen of hyperT) -> I: klinisch vermoeden of routine screening SKfunctie - als daling TSH -> herhaal TSH + T4 bepalen + TSH-R As (Graves) + TPO As (beginfase hashimoto / silent thyroiditis) - T3 bepaling enkel bij gedaald TSH en nl T4 (geïsoleerde T3 hyperthyroidie aantonen) (ALTIJD BEELDVORMING NA BIOCHEM BEVESTIGING HYPERT) => **echografie** => TSH daling: doe **scinitgrafie** - uptake diffuus gestegen: auto-immuun (Graves: TSHR As pos en verhoogde captatie < overproductie ipv lekkage) - uptake focaal gestegen: toxische nodus - uptake diffuus gedaald: jodiumexcess, thyroiditis (vb. lekfase -> minder captatie) // andere onderzoeken: - vermoeden jodiumexces: jodium 24u - vermoeden 1e fase thyroiditis -> pijnlijk (de Quervain): inflammatoire parameters -> pijnloos (silent = meestal postpartum): TPO As - mogelijke centrale hyperT: TSH en T4 + biochem screening hypofyse assen + MRI hypofyse
77
Propranolol CI
hypotensie, bradycardie
78
strumazol AE
agranulocytose -> denk hier aan bij koorts en keelpijn (infectie)
79
verwikkelingen hyperT
- Cardiaal (VKF!, paroxymale atriale tachycardie, high output failure, angor pectoris) - Psychische decompensatie (ernstige psychose, depressie) - **Acute hypercalcemie (met laag PTH)** + **osteoporose** - Oogverwikkelingen (Von Graefe, Graves orbitopathie) - Thyrotoxische storm = levensbedreigend! => niet-herkende hyperthyroïdie + medische stress (operatie, bevalling) => endocrinologische urgentie! -> koorts (>40), gewijzigd BWZ (delirium of coma), tachycardie met vasculaire collaps
80
soorten hyperparathyroïdie
Primair: PTH-hypersecretie Secundair = gestegen PTH tgv laag serumcalcium Tertiair: hyperplastische bijschildklieren owv secundaire oorzaken hypersecretie van PTH maar blijft autonoom bestaan na volledige of gedeeltelijke correctie van primaire oorzaak (bv. na niertransplantatie)
81
Ca metabolisme
**Ca** bindt aan Ca-receptoren → ifv hoeveelheid Ca in circulatie: PTH secreteren => laag plasma Ca -> PTH stijging **PTH** → BOT resorptie: stijging Ca en P → NIER: P excretie, Ca reabs, stijging calcitriol productie => calcitriol = actieve vorm van vitamine D: INTESTINAAL ca en P absorptie < = > *calcitonine* (< C-cellen schildklier): omgekeerde werking van PTH
82
Primaire hyperparathyroidie etiologie
Meestal (> 80%) 1 **adenoom**, soms multipele adenomen Soms **hyperplasie** vd 4 parathyroïden (15 – 20%) Extreem zelden carcinoom (0,5%) [opm: Frequent postmenopauzeale vrouwen]
83
Primaire hyperparathyroidie S/
Vaak asymptomatische presentatie. S/ (van hyperCa) - alg aspecifieke klachten - nier: polyurie, polydipsie, nierstenen, evt NI - GI: anorexie, vermageing, pancreatitis, peptisch ulcus - bot: osteoporose
84
Primaire hyperparathyroidie R/
Conservatief Medicamenteus - Antiresorptieve therapie voor bot: oa bisfosfonaten igv: maligne hypercalciëmie / osteoporose - Calcimimetica Heelkunde -> richtlijnen: - Leeftijd < 50 jaar - Lage botmassa: BMD < -2,5 T-score - Beperkte nierfunctie: creatinineklaring < 60 mL/min - En/of hoog serumcalcium: > 1 mg/dL boven bovengrens
85
AF verhoogd <
lever gal bot
86
Primaire hyperparathyroidie labo
**hoog Ca** **hoog PTH** laag/nl P soms verhoogde AF => alles hoog, behalve P laag
87
Secundaire hyperparathyroïdie labo
**laag Ca** **hoog PTH ++** hoog P hoog AF => alles hoog, behalve Ca laag
88
secundaire hyperparathyroïdie etiologie
=> Secundair = gestegen PTH tgv laag serumcalcium **Vitamine D-deficiëntie** of stoornis in metabolisme ervan - labo: laag vit D **Chronische nierinsufficiëntie** Gevolg: vrije bloed Ca2+ daalt -> bijschildklieren w gestimuleerd om meer PTH aan te maken
89
secundaire hyperparathyroïdie R/
Igv chronische NI - Vermindering van hyperfosfatemie - Inname beperken: oa eiwitbronnen - Absorptie beperken: CaCO3, fosfaatchelatoren lanthaan, sevelamer Soms toediening van 1,25-(0H)2D3 Igv vitamine D-deficiëntie: vitamine D-substitutie
90
DD: hypercalcemie
tumoren (Kahler) skeletmeta’s (MM) vitamine D intoxicatie gebruik lithium/thiazide diuretica hyperT, addison immobilisatie bij verhoogde botturnover
91
Osteomalacie =
ziekte v groeiende botten < te weinig Ca & fosfaat & vit D => vervormingen vh bot (doorbuigen) owv inadequate botmineralisatie.
92
Primaire hypoparathyroïdie: labo
**laag PTH** productie **laag Ca** hoog P => alles laag, behalve P hoog
93
Hypoparathyroïdie S/
* ectopische calcificaties (cataract, parkinson met verkalking thv basale ganglia) * depressie,psychose, dementie * neuromusculaire excitaties: tintelingen handen/voeten, carpopedale spasmen, convulsies, tetanie, Chvostek teken (n. facialis), … * QT verlening ECG, hartfalen, hypotensie
94
Hypoparathyroïdie etiologie
**Deficiënte PTH-secretie** - *Postoperatief* na halsingreep (vaak iatrogeen bij bijschildklierchirurgie) - *Hypomagnesiëmie*: vnl - Idiopathisch (autoimmuun): zeldzaam - Congenitaal (soms geassocieerd met thymusdeficiëntie): zeldzaam **Deficiënte PTH-werking** - Abnormaal PTH - Deficiëntie PTH-signalisatie
95
Hypoparathyroïdie R/
**Ca** PO **1alfa vitamine D** PO (niet 1,25 alfa vitamin D) (want PTH SC toediening is nog niet mogelijk)
96
hypocalciëmie DD
Hypoparathyroidie => laag Ca, hoog P en laag PTH Pseudohypoparathyrodie (= deficiënte werking PTH) => laag Ca, hoog P en *hoog PTH* Tekort Mg Valse hypoCa (laag eiwit) ...
97
diabetes en koorts
Bij koorts is er een grotere kans op hyperglycemie en ketonen. Dit komt omdat onze stresshormonen (oa cortisol) die bij ziekte vrijkomen de insuline kunnen gaan tegenwerken. Een forse stijging van de glycemie kan gevaarlijk worden. Er is dan gevaar voor ketoacidose. => Als u ziek bent en geen zin hebt in eten, moet u niet de conclusie trekken dat u dan ook minder moet spuiten. Uw lichaam heeft bij koorts namelijk juist een verhoogde behoefte aan insuline
98
factoren die glycemie verlagen
inspanning insuline
99
factoren die glycemie verhogen
stress (cortisol, adrenaline, ..) KH
100
vraag: pt met insuline is ziek en eet weinig -> advies ikv insuline?
gewoon schema volgen (zeker niet minder spuiten!)
101
postpartum thyroiditis in hyperthyroide fase: labo
= subacute thyroiditis (silent -) TSH laag T4 hoog (< lekkage) TPO-AS pos
102
DM1 pt die braakt -> denk aan ...
DKA
103
postpartumthyroiditis R/
Enkel bij klachten! => vaak mild ziekteverloop (geen beh nodig) => zo uitgesproken klachten: - Lekfase: Propanolol Retard® (BB) 1x 160 mg/d PO - Uitputtingsfase: soms tijdelijk L-Thyroxine
104
bijnierschors insufficiëntie etiologie
Primair: **ziekte van Addison** (cortisol + aldosteron tekort) Secundair: **hypothalamo-hypofysaire pathologie** (geïsoleerd cortisol tekort, mineralocorticoïden behouden via RAAS systeem) Tertiair: **Na stop CS behandeling** (geïsoleerd cortisol tekort < onderdrukking HPA as)
105
Chronische bijnierschors insufficiëntie kliniek
(progressief optredende klachten) * Moeheid * Spierzwakte * GI klachten: anorexie, vermagering, braken, atypische GI-klachten (constipatie, diarree, buikpijn…) * Hypotensie, aanvankelijk vooral orthostatisch * Hypoglycemie * Hyperpigmentatie, vnl handpalmen en mondmucosa (enkel bij primaire bijniercortex insufficiëntie: ACTH-MSH hypersecretie <-> niet bij secundaire want dan is er geen ACTH) * Dehydratatie en zouthonger (enkel bij primaire insufficiëntie want dan aldosteron tekort) * Seksuele dysfunctie = mogelijk maar niet primaire klacht (eerder door AAT) -> impotentie, amenorroe, verminderde beharing
106
Acute Addison crisis kliniek
= plotse, acute en levensbedreigende crisis; bv. bij zware stress (infectie, zware chirurgie…) **Hypotensie** **Shock** **Weinig respons catecholamines** Frequent aanwezig: - **Nausea en braken** - **Abdominale last** - **Dehydratatie** - **Spierpijn** - **Verwardheid, coma** Opm: Patiënt gekend met bijnierziekte -> direct parenteraal corticoïden toedienen, niet op ambulance wachten (= URGENTIE)
107
Acute Addison crisis labo
primaire bijnierschorsinsufficiëntie: hoog ACTH, laag cortisol SALT LOOSING - HypoNa! - HyperK! - Verhoogd Hb & Htc -> ikv hypovolemie! (=> deshydratatie voorkomen) - Acute NI -> prerenaal door ondervulling - Ca & P↑ : hypercalciëmie (omdat het eiwitgebonden Ca stijgt)
108
addison crisis R/
cortisol substitutie: IV hoge dosis CS (hydrocortison) - bij primaire insuff: fludrocortisone associeren volume expansie (NaCl 0,9% + glucose 5%) & behandel oorzaak & correctie elektrolietST
109
Bijnierschors insufficiëntie R/
causaal indien mogelijk Substitutie glucocorticoïd (cortisoldef) & mineralocorticoïd (aldosterondef)
110
CRH (HT) -> ACTH (HF) -> cortisol (bijnierschors)
/
111
112
113
114