chapitre 3 Flashcards
(405 cards)
een verplichting/verbintenis
une obligation
een subjectief recht
un droit subjectif
een schuldenaar
un débiteur
een schuldeiser
une créancier
een schuldvordering
une créance
een schuld
une dette
een middelenverbintenis
une obligation de moyen
een resultaatsverbintenis
une obligation de résultat
een opschortende voorwaarde
une condition suspensive
een ontbindende voorwaarde
une condition résolutoire
een potestatieve voorwaarde
une condition petestative
een hoofdelijke verbintenis
une obligation solidaire
een ondeelbare verbintenis
une obligation indivisible
een informatieplicht
une obligation d’information
een bevoegdheidsbeding
une clause attributive de compétence
een beding inzake forumkeuze
une clause d’élection de for
zijn verplichtingen uitvoeren
exécuter ses obligations
een opeisbare, zekere en vaststaande schuldvordering
une créance exigible, certaine et liquide
te goeder trouw
de bonne foi
te kwader trouw
de mauvaise foi
de betaling
le paiement
een subrogatoire betaling
un paiement subrogatoire
de verjaring
la prescription
de schuldvergelijking
la compensation