Chapitre 5 Flashcards

(280 cards)

1
Q

de dader van het misdrijf

A

l’auteur d’infraction

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de delinquent

A

le délinquant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een slachtoffer

A

une victime

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de benadeelde

A

la personne lésée

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een burgerlijke partij

A

une partie civile

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het parket

A

le parquet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het OM

A

le ministère public

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de PdK

A

le procureur du Roi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de substituut van de PdK

A

le subsitut du procureur de Roi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de onderzoeksrechter

A

le juge d’instruction

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een verdachte

A

un suspect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een IVGS

A

un inculpé

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een beklaagde

A

un prévenu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

een beschuldigde

A

un accusé

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de veroordeelde

A

le condamné

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de gevangene

A

le détenu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

een getuige

A

un témoin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de rechter

A

le juge

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

een plaatsvervangende magistraat

A

le magistrat suppléant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

een kamervoorzitter

A

un président de chambre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

een raadsheer

A

un conseiller

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

een gezworene

A

un juré

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

de jury

A

le jury

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

een dief

A

un voleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
een oplichter
un escroc
26
de medeplichtigen
les complices
27
een wetsdokter
un médecin légiste
28
een inspecteur
un inspecteur
29
een onderzoeker
un enquêteur
30
de zitting
l'audience
31
de inleidende zitting
l'audience d'introduction
32
een openbare zitting
une audience publique
33
à huis clos
met gesloten deuren
34
de raadkamer
la chambre du conseil
35
de KI
la chambre des mises en accusation
36
een misdaad
un crime
37
een overtreding
une contravention
38
de criminaliteit
la criminalité
39
de criminologie
la criminologie
40
de correctionalisering
la correctionnalisation
41
de contraventionalisering
la contraventionnalisation
42
een wanbedrijf
un délit
43
een collectief misdrijf
un délit collectif
44
het motief van de misdaad
le mobile du crime
45
de herhaling
la récidive
46
een samenloop van misdrijven
un concours d'infractions
47
een verzwarende omstandigheid
une circonstance aggravante
48
een verzachtende omstandigheid
une circonstance atténuante
49
een verschoningsgrond
une cause d'excuse
50
een rechtvaardigingsgrond
une cause de justification
51
de noodweer
la légitime défense
52
een poging tot misdaad
une tentative de crime
53
op heterdaad
en flagrant délit
54
een opzettelijke doodslag
un homicide volontaire
55
iemand doden
tuer qqn
56
iemand vermoorden
assassiner qqn
57
een moordenaar
un assassin
58
de moord
le meurtre
59
slagen en verwondingen
des coups et blessures
60
een vekrachting
un viol
61
een complot
un complot
62
een ontvoering
un enlèvement
63
de opsluiting (niet gevangenis)
la séquestration
64
de medeplichtigheid
la complicité
65
een valsheid in geschrifte
un faux en écriture
66
het gebruik van valse stukken
l'usage de faux
67
een valse getuigenis
un faux témoignage
68
een oplichting
une escroquerie
69
de laster
la calomnie
70
de eerroof
la diffamation
71
een vervalsing
une contrefaçon
72
de corruptie
la corruption
73
bedreigingen
des menaces
74
een verduistering
un détournement de fonds
75
een diefstal
un vol
76
een aanslag
un attentat
77
een brand
un incendie
78
iemand vervolgen
poursuivre qqn en justice
79
er is geen reden tot vervolging
il n'y a pas lieu de poursuivre
80
vervolgd worden
être poursuivi
81
de gerechtelijke vervolging
la poursuite judiciaire
82
klacht neerleggen tegen iemand
déposer une plainte contre qqn
83
klacht indienen tegen
porter plainte contre
84
een zaak in onderzoek nemen
instruire une affaire
85
iemand van iets beschuldigen
accuser qqn de qqch
86
een beschuldiging
une accusation
87
zich BP stellen
se constituer partie civile
88
de bestraffing
la répression
89
het vermoeden van onschuld
la présomption d'innocence
90
een politie-onderzoek
une enquête policière
91
getuigen
témoigner
92
gehoord worden als getuige
être entendu comme témoin
93
een verdachte ondervragen
interroger un suspect
94
een ondervraging
une interrogatoire
95
een proces-verbaal
un procès-verbal
96
een proces-verbaal van getuigenverhoor
un procès-verbal d'audition
97
een strafregister
un casier judiciaire
98
de voorlopige hechtenis
la détention préventive
99
een aanhoudingsmandaat
un mandat d'arrêt
100
het afluisteren van telefoongesprekken
les écoutes téléphoniques
101
het huiszoekingsbevel
un mandat de perquisition
102
het rekwisitoor van het OM
le réquisitoire de ministère public
103
de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen
la résponsabilité pénale des personnes morales
104
toegeven/bekennen
avouer
105
de feiten toegeven
reconnaître les faits
106
de feiten ontkennen
nier les faits
107
de zitting opschorten
suspendre l'audience
108
een seponering
un classement sans suite
109
een buitenvervolgingstelling
un non lieu
110
een klacht met BP
une plainte avec constitution de partie civile
111
verdacht worden van
être soupçonné de
112
beschuldigd worden van
être accusé de
113
de aanhouding
l'arrestation
114
schuldig worden verklaard
être déclaré coupable
115
de schuld
la culpabilité
116
een uitlevering
une extradition
117
veroordelen
condamner
118
de veroordeling
la condamnation
119
vrijspreken
acquitter
120
de vrijspraak
l'acquittement
121
een straf uitspreken
prononcer une peine
122
een criminele straf
une peine criminelle
123
een correctionele straf
une peine correctionnelle
124
een politiestraf
une peine de police
125
de doodstraf
la peine de mort
126
de hechtenis
la détention
127
de levenslange hechtenis
la détention à perpétuité
128
de opsluiting
la réclusion
129
een gevangenisstraf
une peine de prison
130
een gevangenis
une prison
131
de gevangenisstraf
l'emprisonnement
132
de correctionele gevangenisstraf
l'emprisonnement correctionnel
133
de politionele gevangenisstraf
l'emprisonnement de police
134
effectief
ferme
135
met uitstel
avec sursis
136
een geldboete
une amende
137
de ontzetting uit bepaalde politieke en burgerlijke rechten
l'interdiction de certains droits politiques et civils
138
opschorting van de uitspraak
la suspension du prononcé
139
de bijzondere verbeurdverklaring
la confiscation spéciale
140
TBS van de regering
la mise à disposition du gouvernement
141
de schuldigverklaring
la déclaration de culpabilité
142
de internering
l'internement
143
een probatoir uitstel
un sursus probatoire
144
opgesloten zijn
être incarcéré
145
de hechtenis
l'incarcération
146
een voorwaardelijke invrijheidsstelling
une libération conditonnelle
147
ontsnappen
s'évader
148
een werknemer
un travailleur
149
een werkgever
un employeur
150
een arbeider
un ouvrier
151
een bediende
un employé
152
een zelfstandige
un travailleur indépendant
153
de uitoefening van een beroep
l'exercice d'une profession
154
een ambtenaar
un fonctionnaire
155
een sollicitatiebrief
une lettre de candidature
156
een advertentie
une annonce
157
een sollicitatiegesprek
un entretien d'embauche
158
iemand aannemen
embaucher qqn
159
een proefperiode
une période d'essai
160
een arbeidscontract
un contrat de travail
161
een contract tekenen
signer un contrat
162
een contract van bepaalde duur
un contrat à durée déterminée
163
een contract van onbepaalde duur
un contrat à duréé indéterminée
164
voltijds werk
travail à temps plein
165
halftijds werk
travail à mi-temps
166
deeltijds werk
travail à temps partiel
167
een tijdelijke baan
un travail intérimaire
168
een arbeidsvergunning
un permis de travail
169
huisarbeid
travail à domicile
170
uitzendarbeid
travail intérimaire
171
de detachering
le détachement
172
de verloning
la rémunération
173
het loon
le salaire
174
de loonlast
la charge salariale
175
het vakantiegeld
le pécule de vacances
176
de dertiende maand
le treizième mois
177
de eindejaarspremie
la prime de fin d'année
178
de koopkracht
le pouvoir d'achat
179
de vorming/opleiding
la formation
180
een stage
un stage
181
een advocaat-stagiair
un avocat stagiaire
182
een werkdag
un jour ouvrable
183
een feestdag
un jour férié
184
het ouderschapsverlof
le congé parental
185
de betaalde vakantie
les congés payés
186
het zwangerschapsverlof
le congé de maternité
187
het ziekteverlof
le congé de maladie
188
in verlof zijn
être en congé de
189
een loopbaanonderbreking
une pause-carrière
190
de brug maken
faire le pont
191
het bedrog of de opzettelijke fout
le dol ou la faute intentionnelle
192
een zware fout
une faute lourde
193
een herhaalde lichte fout
une faute légère habituelle
194
zijn baan verliezen
perdre son emploi
195
banen opheffen
supprimer des emplois
196
ontslaan
licencier/renvoyer/virer
197
een ontslag
un licenciement
198
een willekeurige afdanking
un licenciement abusif
199
het personeelsbestand inkrimpen
réduire les effectifs
200
de sluiting van een bedrijf
la fermeture d'entreprise
201
ontslag nemen
démissionner
202
een contract verbreken
rompre un contrat
203
een opzegging
un préavis
204
een opzegtermijn
un délai de préavis
205
een ontslagvergoeding
une indemnité de licenciement
206
een compensatievergoeding
une indemnité compensatoire
207
een collectief ontslag
un licenciement collectif
208
het werkverzuim
l'absentéisme
209
de werkloosheid
Le chômage
210
het werkloosheidscijfer
le taux de chômage
211
werkloos zijn
être au chômage
212
zich als werkzoekende laten inschrijven
s'inscrire au chômage
213
een werkzoekende
un demandeur d'emploi
214
een werkloze
un chômeur
215
een langdurig werkloze
un chômeur de longue durée
216
een werkloosheidsuitkering
une allocation de chômage
217
een werkloosheidsvergoeding
une indemnité de chômage
218
een arbeidsongeval
un accident de travail
219
een doktersattest
un certificat médical
220
een ernstige fout
une faute grave
221
een dringende reden
un motif grave
222
een disciplinaire maatregel
une sanction disciplinaire
223
een sanctie betwisten
contester une sanction
224
pesten op het werk
le harcèlement au travail
225
een beroepsziekte
une maladie professionnelle
226
een collectieve arbeidsovereenkomst
une convention de travail collectif
227
een paritair comité
une commission paritaire
228
het arbeidsreglement
le règlement de travail
229
de sociale gesprekspartners
les partenaires sociaux
230
een interprofessioneel akkoord
un accord interprofessionnel
231
een vakbond
un syndicat
232
een vakbondsafgevaardigde
un délégué syndical
233
staken
faire la grève
234
het stakingsrecht
le droit de grève
235
een stakingspost
un piquet de grève
236
de ondernemingsraad
le conseil d'entreprise
237
het comité voor preventie en bescherming op het werk
le comité pour la prévention et la protection au travail
238
het pensioen
la retraite
239
het vervroegd pensioen
la préretraite
240
het brugpensioen
la prépension
241
met pensioen gaan
prendre sa retraite
242
de anciënniteit
l'ancienneté
243
een arbeidsongeschiktheid
une incapacité de travail
244
het leefloon
le revenu d'intégration
245
de sociale zekerheid
la sécurité sociale
246
de sociaal verzekerden
les assurés sociaux
247
het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn
le centre public d'action sociale
248
de gezondheidszorg
les soins de santé
249
de ziekte- en invaliditeitsverzekering
l'assurance maladie-invalidité
250
de sociale bijdragen
les cotisations sociales
251
het ziekenfonds
une mutuelle
252
aangesloten zijn bij een ziekenfonds
être affilié à une mutuelle
253
de sociale uitkeringen
les prestations sociales
254
de kinderbijslag
les allocations familiales
255
de maatschappelijke hulp
l'aide sociale
256
het rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering
l'institut national d'assurance maladie-invalidité
257
een belasting
un impôt
258
een belasting
une taxe
259
de heffingsbasis
la base d'imposition
260
het belastbaar inkomen
les impôts directs
261
de indirecte belastingen
les impôts indirects
262
de inkomstenbelasting
les impôts sur les revenus
263
de bedrijfsvoorheffing
le précompte professionnel
264
de bedrijfsvoorheffing
le précompte professionnel
265
de onroerende voorheffing
le précompte immobilier
266
het kadastraal inkomen
le revenu cadastral
267
de voorafbetalingen
les versements anticipés
268
een aanslagbiljet
un avertissement-extrait de rôle
269
de vennootschapsbelasting
l'impôt des sociétés
270
de BTW
la taxe sur la valeur ajoutée
271
de BTW
la taxe sur la valeur ajoutée
272
BTW-plichtig zijn
être assujetti à la TVA
273
een aftrek
une déduction
274
de registratierechten
les droits d'enregistrement
275
de erfenisrechten
les droits de succession
276
de schenkingsrechten
les droits de donation
277
de ontvangsten
les recettes
278
de uitgaven
les dépenses
279
belasting ontduiken
éluder l'impôt
280
een belastingsaangifte
une déclaration fiscale