chapitre 6 Flashcards
(17 cards)
maintenir
onderhouden, hielden … onder, ondergehouden
ne pas permettre
uitlaten, lienten, gelaten
déeder
overlijden, leed ( leden), geleden
compliqué
ingewikkeld
fréquemment
telkens/ herhaaldelijk
préférence
het liefst, bij voorkeur
compagnard
boers, plat, grof
pensionnat
waarderen, apprecieren
plonger/ appronfondir
zich onderdompelen in iets
érudition
de geleerheid, éruditie
foule
groep, de schare
étendue
witgebreid
partageant les même idées
gelijkgestemd
se rejouir de quelque chose
de draak steken met iets
à l’origine
oospronkelijk
prendre de la distance
afstand nemen, zich distantieren
réformateur
de reformator