Chapter 1 & 2 (intro/models) Flashcards
(38 cards)
Statistische deviantie
In vergelijking met de steekproef is er een afwijking (emoties, cognities, gedrag)
mental health
definitions
theoretische of klinische begrippen over abnormaal functioneren, het gaat over het welzijn van het kind
Adequate adaption
Aanpassingen aan omstandigheden die goed genoeg zijn
Optimal adaption
Best mogelijke aanpassing aan omstandigheden
Developmental epidemiology
Frequenties en patronen van voorkomen stoornissen bij kinderen
Prevalence
Hoe vaak komt een stoornis voor
Incidence
De snelheid waarin nieuwe gevallen van een stoornis voorkomen (alle nieuwe gevallen in een bepaalde tijdsperiode)
Barriers to care
Factoren die toegang tot zorg bemoeilijken
Structural barriers
Structurele problemen als vervoer, financiën
Individual barriers
Alle barrieres die bij de persoon zelf liggen. (Ontkenning van problemen, gebrek aan vertrouwen)
Sociocultural barriers
Stigmatisering van psychopathologie of mentale problemen
Dimensional models
Continuous / quantitative
Gevoelens, gedachten en gedragingen worden geleidelijk aan erger en kunnen tot stoornis leiden.
Geen duidelijke grenzen tussen normaal en abnormaal
Categorical models
Discontinuous / qualitative
Benadrukken grote verschillenen tussen individuele patronen van emotie, cognitie en gedrag
Duidelijke grenzen tussen normaal en abnormaal
physiological models
fysiologische basis (genetisch, biologisch of chemische) voor psychische processen
Neural plasticity
Aanpassingsvermogen van het brein op fysiologische of omgevingseffecten
Genotype
Genen
Fenotype
Zichtbare kenmerken van individu
Gene-by-enviroment effects
Correlaties tussen genen en de omgeving
Passive correlations
Kinderen worden blootgesteld aan verschillende omgevingsfactoren
onder invloed van hun genetisch gerelateerde ouders. Bv. Extraverte kinderen die worden
opgevoed door extraverte ouders worden blootgesteld aan meer sociale interacties.
Active correlations
Kinderen selecteren of creëren hun eigen omgeving, gedreven door hun
eigen genetische achtergrond. Bv. Extraverte kinderen gaan op zoek naar andere kinderen
om mee te spelen.
Evocative correlations
Kinderen roepen op basis van hun genen verschillende reacties van de
omgeving op. Bv. Extraverte kinderen zullen vaker gecorrigeerd worden door druk gedrag
dan introverte kinderen, angstige kinderen zullen meer beschermd worden door ouders
Gene-by-environment interactions
Het interactieve effect tussen genetische factoren en
omgevingsfactoren, waaronder de invloed van genen op gevoeligheid voor risicofactoren. Iedereen
reageert op bepaalde omgevingsfactoren op verschillende manieren. Bv. Kinderen die door hun
genen gevoeliger zijn voor slechte resultaten in een slechte omgeving, kunnen hele goede resultaten
laten zien bij een hoge kwaliteit van opvoeding.
Epigenetics
Hoe omgevingsfactoren de expressie van genen beïnvloeden. Het gaat om de activiteit van een gen, niet de aanwezigheid ervan.
Polygenic models:
Vele genen hebben elk een klein effect en dragen zo samen bij aan verschillende
genetische variaties en processen die de ontwikkeling van stoornissen beïnvloeden.