College 1 Flashcards

(21 cards)

1
Q

Aggregatieniveaus

A

Mirco > In de klas, wat doen we, wat gebeurt er?
meso > Hoe richten we het in? Hoeveel leerlingen in een klas, hoeveel dagen school? Continu rooster? Hoe laat zijn de colleges?

macro> hoe organiseren we het hele stelsel zo dat mensen willen en kunnen studeren?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Artikel 23

A

Grondwet, lang artikel dat zegt dat de regering moet zorgen voor het onderwijs, eerbiediging van godsdienst en levensovertuiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De Vrijheid om onderwijs te geven gaat niet alleen om schoolonderwijs, want…

A

het gaat om alle vormen waar een pedagogische relatie bestaat tussen ‘leraar’ en ‘leerling’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uit welke 2 soorten onderwijs bestaat het formele onderwijs?

A
  • openbaar onderwijs onder bestuur van gemeenten
  • bijzonder onderwijs gaat uit van private organisaties

Het onderwijs bestaat in NL tussen het openbaar en het bijzonder onderwijs. Openbaar onderwijs wordt volledig gefinancierd door de overheid. Bijzonder onderwijs mag van alles zijn, bijvoorbeeld christelijk, wordt ook deels gefinancierd door de overheid. In nederland veel vrijheid in waar je wil werken. Je kan zelf kiezen waar je wil werken, in frankrijk anders

Het bijzonder onderwijs gaat uit van een bepaald mens- en maatschappij beeld. DIt kan religieus zijn, maar dit hoeft niet.. Openbaar onderwijs moet met eerbieding van ieder godsdienst of levensbeschouwing geregeld worden

Tegenwoordig bestaat in zowel bijzonder als openbaar onderwijs een grote variëteit aan pedagogisch-didactische aanpakken, onderwijsconcepten en profielscholen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke organisatiedimensies zijn er?

A

actoren, organisaties, didactisch handelen, leeractiviteiten en context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Actoren

A

Iedereen die bij scholing betrokken is, dus leerling en leraar, maar ook ouders, decanen, politici, toetsmakers, vakbonden en onderzoekers.

Geen van deze mensen staan volledig neutraal in het onderwijs, iedereen heeft er een opvatting over

De vraag is welke actoren een belangrijke rol hebben en welke een minder belangrijke (wel of niet plaatsen van gymzaal na klachten buurt), Deze actoren kunnen het hele onderwijs beïnvloeden
tegenwoordig zit overal begeleiding, van studiebegeleiders tot leergemeenschappen van docenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Organisatie (OD)

A

organisaties → hoe is het onderwijs georganiseerd? deels onderwijsstelsel, maar ook tijd en infrastructuur. Het onderwijs is wel er van elkaar gescheiden. Je kan wel van het ene naar het andere niveau veranderen. Dit is in Duitsland anders, daar heb je aan het einde van de basisschool krijg je een bindend advies. Je kan daar niet meer van veranderen, alleen als je dit volledig zelf betaald. Je mag niet wisselen van niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

didactisch handelen (OD)

A

wat je voor de klas doet, doelstellingen, leerstof, werkvormen, media, toetsing. Alles wat je als onderwijs aanbiedt. Ligt aan de instelling waarin je werkt. Uni’s verschillen daarin. Procesbegeleiders zijn belangrijk bij methode van uni maastricht, mensen die veel kunnen praten belangrijk bij uni groningen. Toetsing verschilt per opleiding. Onderwijs verandert naar visie en beleid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

leeractiviteiten (OD)

A

wat meer in de handen ligt van de lerende:
- blokken vs spaced pratice
- zelfregulatie
- oefentoetsen
- gezamenlijk leren

het gene dat vanuit het onderwijs komt, waar studenten op reageren. (spaced practice vs stampen, zelfregulatie, oefentoetsen, gezamenlijk leren). Hoe veel regulatie leg je bij de leerlingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Context (OD)

A

alles buiten het echte onderwijs dat invloed heeft op onderwijs (zoals politiek en wetenschap, in de politiek bepaald dat Nederlands de voertaal is op universiteiten, in de wetenschap worden nieuwe dingen ontdekt die in de de onderwijspraktijk worden ingezet. Nieuwsbegrip gekomen met het idee dat strategie moet worden toegepast op tekst. Op deze manier leerden leerlingen strategie die niet echt werkte. We lezen alleen kleine stukjes tekst. Hoeveelheid lees en rekentijd wordt steeds kleiner. Context bepalen voor groot deel hoe het onderwijs eruit ziet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Referentiekader

A

= iets wat op 3 niveaus speelt, micro, meso en macro, en alle niveaus hebben invloed op elkaar.

dit kader is gebaseerd op wetenschappelijke data en is daarmee evidence-based. Het gaat vaak om het onderzoeken van 1 op 1 relaties, en dan gaat wel eens iets mis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

referentiekader - microniveau

A

→ microniveau - een aantal tabellen laten zien welke factoren (los van elkaar) een effect laten zien: dat micro-teaching en helderheid zijn goed vanuit docent, training van leerkrachten en verbeteren van kennis van docenten zijn minder sterk. Tabellen gaan uit van 1-op-1 relaties. Dit is niet helemaal de waarheid. Eigen inschatting van leerlingen en stimuleringsprogramma’s ook positief. Ziekte en persoonlijkheid doen er eigenlijk veel minder toe. Maar, een leerling die erg nauwgezet werkt, kan zichzelf misschien beter inschatten.

en een getrainde coent met vakkennis kan misschien ook helderder communiceren?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Referentiekader mesoniveau

A

Organisatorisch
versnellingsprogramma’s en op gedrag gerichte interventies lijken het goed te doen.

prestatiegroeperingen en inclusief onderwijs veel minder.

Maar wat dan als interventies zich richten op gedrag van een prestatiegroep?

Instructie
- aanleren metacognitie en formatieve evaluatie doen het goed
- mentoren en bevorderen studentcontrole veel minder
-> maar, dat betekent dat de vaardigheden en ruimte om zelf dingen te doen goed moet zijn, maar het daadwerkelijk controle geven aan leerlingen niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

referentiekader macroniveau

A

Er zijn geen meta-analyses mogelijk op dit niveau.
De politiek geeft eigenlijk alle invulling (zie straks ook De Leerling Centraal).
Het kader lijkt vooral om kwalificaties en competenties te draaien, maar daarbij gaat het ook elke zoveel jaar om zelfsoortige vaardigheden met weer andere namen.
Zie bijvoorbeeld
Tweede fase, studiehuis, nieuwe leren, 21st century skills, etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Er zijn duidelijke interventies die meer effect laten zien dan andere interventies, maar

A

dat kan liggen aan:
- de mogelijke impact die het kan hebben
- de kwaliteit van de interventie

de faux pas die vaak gemaakt wordt, is vooral inzetten op hoogscorende aspecten en de laagscorende aspecten negeren, zonder daarbij het geheel te bekijken binnen de context

dit soort bevindingen zijn voor de grote gemene deler, niet voor elke situatie

tegelijk is dit de wetenschappelijke evidentie die er is en moet niet genegeerd worden

17
Q

Aanleiding leerling centraal

A

One-size-fits all zou niet werken en flexibiliteit in onderwijs is belangrijk.
Dat dit niet lukt komt vooral door organisatie.
Goed aansluiten bij de individuele leerling zou diens motivatie verhogen, wat leidt tot hogere prestaties.
Meer gelijke kansen in het onderwijs.

Vanuit pedagogen komt deze wens tot meer leerling-centraal onderwijs steeds terug.
Dat het vanuit een bepaald vakgroep komt, maakt uit; vrijwel 90% van de tijd als een expert in beeld verschijnt om iets over onderwijs te zeggen, is het een pedagoog.

18
Q

differentiatie

A

Het idee om rekening te houden met de individuele verschillen en daar het onderwijs op aan te passen.
In de praktijk zie je dat vaak terug in prestatiegroepen.
Maar denk aan de slides over effecten op meso-niveau, waar prestatiegroepering en inclusiviteit de laagste effecten behaalden.
Prestatiegroepering werkt ook vooral voor de slechtst-presterenden, maar doen niets voor de goed of excellent presterenden.
Nederland is sowieso kampioen in zorgen voor de minder presterende leerlingen, maar heel slecht in de middenmoot en beste leerlingen

19
Q

Meer regie bij de lerende

A

Beslissingen leggen bij de lerende zelf. Maar wie heeft dan echt de verantwoordelijkheid?

Denk aan slides op microniveau interventies: meer zelfstandigheid aanleren is positief, maar het geven van heel veel vrijheid (en keuzes) werkt juist averechts

maar: een leerling die keuzes mag maken maar er achter komt dat het allemaal nep keuzes zijn, raakt volledig motivatie kwijt

20
Q

strategisch handelen

A

De belangen van de leerling zijn wellicht belangrijk, maar het moet natuurlijk ook haalbaar en betaalbaar zijn

de daadwerkelijke kosten voor onderwijs zijn vele malen hoger als we echt alle adviezen willen opvolgen, dat is dus niet betaalbaar

21
Q

flexibele leerroutes

A

Het idee dat er meer paden moeten zijn dat het onderwijsbestel nu.
Vb: “Wat iemand niet goed kan, zou niet in de weg mogen staan van diens ontwikkeling. D66 wil leerlingen daarom meer flexibiliteit geven om vakken te kiezen. Zo bepaalt het vak waar je het minst goed in bent, niet welk diploma je behaalt. Dit vraag ook goede samenwerking tussen middelbare scholen en mbo, hbo en wo-instellingen , om de kansen bij de vervolgopleiding te vergroten.”
Het mooie hiervan is dus dat men het systeem wel wil aanpassen, maar de vervelende consequenties van dat systeem bij de instituten legt.