College 2 Flashcards

(38 cards)

1
Q

Inclusie en diversiteit zijn een hot topic. Waar moeten we voor zorgen?

A

Dat het geen leeg begrip wordt en gebruikt wordt als reclamemethode. Er moeten acties aan verbonden worden. Diversiteit is gekoppeld aan identiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Diversiteit en identiteit

A

We verwijzen naar diversiteit in termen van zich identificeren met bepaalde
sociale groepen zoals die blijken uit etniciteit, geslacht, sociaal-economische
status, sociale klasse, nationaliteit, seksuele voorkeur, leeftijd en religie.
Diversiteit in identiteit kan ook verwijzen naar de verschillen in vooropleiding,
baan, professionele ervaringen, talenkennis en beheersing van cultuuruitingen
(bv. dans, muziek, poëzie).
Ook de manier waarop men omgaat met kennis en kennis verzamelt. Speelt
een rol. […] Ook de eigen leeraanpak (leerstijl) en de beheersing van
praktische vaardigheden, cognitieve vaardighede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Intersectionaliteit

A

Crenshaw, zij zegt dat veel kenmerken bepalen wie je bent, maar ook of je bepaalde privileges wel of niet hebt in de maatschappij. Het is belangrijk om ongelijkheid tegen te gaan en iedereen te erkennen als individu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

exclusie

A

kinderen die worden buitengesloten van onderwijs, bijvoorbeeld doordat ze thuis zitten door bijvoorbeeld jeugdzorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Segregatie

A

Kinderen gaan vanwege hun beperkingen naar speciale scholen. Dit is de huidige situatie en de laatste jaren stijgt het deelnemerspercentage sbo en (v)so alweer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

integratie

A

speciale klas(sen) op een reguliere school. Feitelijk hoeft de rest van de school zich niet al te veel aan te passen. Kinderen met een beperking krijgen apart les, kunnen bij bepaalde activiteiten aansluiting vinden bij de rest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Inclusie

A

iedereen samen in de klas: de school sluit aan bij de onderwijsbehoeften van alle kinderen uit de buurt, ongeacht hun beperking of de ernst daarvan
-> is lastig te realiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Inclusief onderwijs

A

het creeëren van leeromgevinden waarin jonge mensen in onze diverse samenleving zich maximaal kunnen ontwikkelen tegelijk met leeftijdsgenoten in scholen die geworteld zijn in de lokale samenleving

Inclusief onderwijs betekent, dat “Alle
leerlingen, ongeacht hun achtergrond,
dezelfde scholen bezoeken,
in heterogene groepen functioneren en het
curriculum volgen, dat afgestemd is op hun
eigen mogelijkheden.
Leerlingen leren van en met elkaar als ze
samen leren en samen worden onderwezen
in dezelfde
leer – en leefgemeenschap. Ze ontwikkelen
zich zo tot volwaardige burgers met een
actieve deelname in de maatschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

inclusief curriculum

A

Een inclusief curriculum omvat de
leeromgeving, de onderwijsmethoden en de
leerinhoud. Het vormt de basis van wat
studenten leren en hoe ze leren. De
leeromgeving wordt gevormd door mensen
met verschillende kenmerken, achtergronden
en perspectieven. Een inclusief curriculum
zorgt ervoor dat studenten met een
ondersteuningsvraag volledig kunnen
deelnemen aan het onderwijs. Om rekening te
houden met verschillen is het aanbieden van
meerdere onderwijsopties en -vormen
noodzakelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Diversiteit en individuele verschillen

A
  • Iedereen behoort tot verschillende groepen, maar binnen de groep zijn er ook weer veel verschillen
  • kenmerk van een groep
  • identiteit van alle individuen onderling verschilt
  • diversiteit is een kenmerk van elke leer0 en instructiesituatie
    > rekening houden met individuele verschillen
    > Thuistaal, SES, geslacht, ouderlijke aspiraties, leefomgeving
    > veel van deze factoren zijn gerelateerd
    > individuele verschillen worden vaak geaggregeerd op groepsniveau, klasniveau en schoolniveau
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Aandachtspunten individuele verschillen

A

Verschillen tussen leerlingen/studenten veranderen door de tijd
> identiteit is dus geen stabiel gegeven
>inclusief onderwijs is dynamisch

Aggregeren van verschillen op groepsniveau: variatie tussen en binnen groepen
> wanneer twee groepen gemiddeld van elkaar verschillen. Desondanks kunnen ze ook overlappen - bijv. overlap jongens en meisjes wat betreft rekenen; jongens en meisjes verschillen minder van elkaar dan vaan gedacht wordt

Leerprestaties worden positief beïnvloed wanneer er rekening gehouden wordt met zowel de verschillen tussen groepen als met individuele verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

sociale ongelijkheid verklaringsmodellen

A
  1. Biologisch of genetisch deficitmodel
  2. Onderwijs-deficitmodel
  3. het cultureel-deficitmodel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Biologisch of genetisch deficitmodel

A

jensen

Genetische factoren zorgen voor sociale ongelijkheid in het onderwijs
- intelligentie, persoonlijkheid, erfelijkheid, etc.; ligt vast

Wortels in het wetenschappelijk racisme van de 19e eeuw.

Gepropageerd tijdens de tweede wereldoorlog

Opleving van het model in de jaren 60.

Jensen: erfelijkheid aan de basis van verschillen tussen lerenden.

Voor deel zijn dingen genetisch bepaald, maar niet volledig. Je moet je bewust zijn dat dit model veel stereotyperingen maakt

Ook raciale stereotyperingen, bijvoorbeeld in 19e eeuw het idee dat witte mensen beter kunnen leren dan zwarte mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Onderwijs deficitmodel

A

Bowles en Gintis, Illich

Het onderwijs reproduceert de bestaande sociale maatschappelijke ongelijkheid

Geen sociale mobiliteit

Eerst geen sociale mobiliteit. Nu veel meer sociale mobiliteit, maar door bepaalde dingen wordt afkomst in stand gehouden. Door verwachtingen uit omgeving kan je niet goed bloeien

the hidden curriculum teaches children that their role in life is to know their place and to sit still in it (Illich)

Mattheus (matthew) effect = leerkrachtverwachtingen afhankelijk van de achtergrond van het kind.
- merton -> beroemde wetenschappers worden nog beroemder. ‘‘Zij die al veel hebben, meer krijgen, en degenen die niets hebben, ontnomen wordt wat ze verdienen’’

Leesonderwijs (stanovich, 2000): minder makkelijk leren lezen > minder lezen > achterstand/schoolverlaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

onderpresteren nederlands Basisonderwijs 2021 NRO

A

Onderpresteren = de discrepantie tussen leerpotentie en schools presteren op het gebied van begrijpend lezen, spelling en rekenen-wiskunde.

  • vaker bij leerlingen met laagopgeleide ouders, leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond en jongens
  • leerlingen van laag- en middelbaar opgeleide ouders die op alle drie onderzochte leergebieden lager presteren dan ze zouden kunnen

impact op verdere schoolloopbaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

mattheuseefect en onderpresteren

A

lagere verwachting van de leerkracht -> lager schooladvies naar VO dan degenen met vergelijkbare prestaties -> lager opgeleid dan potentieel

17
Q

cultureel-deficitmodel

A

bourideau en Bernstein (1970)

sociale ongelijkheid wordt gereproduceerd op basis van een deficit door culturele facoren

Opvoeding geeft kapitaal mee
- taalgebruik/taalvaardigheid
- sociale vaardigheid : bijv. hulp vragen -> ouders rolmodel
- consumptiepatronen
- vrije tijdsbesteding - waardensysteem, opvattingen en aspiraties/verwachtingen van kinderen
- levensstijl

Als thuiscultuur overeenkomt met schoolcultuur, ben je het meest succesvol op school

sociale ongelijkheid: gereproduceerd door deficit culturele factoren

18
Q

schoolcultuur

A

meestal de cultuur van een dominante sociale klasse

19
Q

thuiscultuur

A

taal, beleefdheidsvormen, tolerantie, verwachtingen, etc.

20
Q

Meertaligheid

A

Translanguaging -> lerenden wisselen voortdurend tussen verschillende talen

strategisch in meertalige klassen:
leerlingen ondersteunen in de taal die het best past in het moment

meertaligheid kan de cognitieve ontwikkeling bevorderen
grammaticale taalvaardigheid-> productief taalgebruik, begrijpen, woordenschat belangrijk

pragmatische of sociale taalvaardigheid -> taal in de context; functies van taalaspecten onderkennen (sociolinguïstische vaardigheid)

21
Q

Simultane meertaligheid

A

Opgroeien in een context waar vanaf het begin meerdere talen worden gesproken, bijv vader anderstalig, moeder Nl talig

22
Q

succesieve meertaligheid

A

op latere leeftijd met een andere taal te maken krijgen. Bijvoorbeeld vader hertrouwt met anderstalige nieuwe moeder

23
Q

subtractive bilingualism

A

moedertaal wordt weggelaten, genegeerd, terwijl een tweede taal wordt doorontwikkeld. Leidt uiteindelijk tot monolingualisme.

24
Q

additieve bilingualism

A

wordt de tweede taal toegevoegd aan de eerste taal zonder dat er taalverlies ontstaat

25
Taalvaardigheid - Thuistaal
Eenvoudige zinnen/ woorden › Sociale strategieën (gesprek onderhouden0 › Vragen om iets te weten te komen › Communicatieve functies: groeten, afspraken maken › Generiek: alledaags › Direct waarneembare contex
26
Taalvaardigheid - Schooltaal (CALP)
Complexe zinnen/ woorden › Cognitieve strategieën: nieuwe en moeilijke verhalen begrijpen, vragen om verduidelijking › Leerling toetsen op kennis→ vragen stellen › Conceptualiseren (verklaren, redeneren) › Vaktaal (meetkunde) › Abstracte begrippen
27
Is er een correlatie tussen schoolse leerprestaties en de taalbeheersing van leerlingen?
Ja
28
Hoe wordt SES gemeten?
Onderwijs ouders - Werk ouders - Inkomen ouders - Hulpbronnen thuis - Aantal boeken - Korting op het schoolgeld - School SES - Buurt SES - Thuissfeer
29
Welke indicatoren gebruikt het CBS voor SES?
Opleidingsniveau, inkomensniveau en beroepsniveau
30
Variabelen gelinkt aan SES
Genetisch bepaalde kenmerken (Bijv. IQ), taalcodes Opleidingsniveau moeder en vader Allochtoon - autochtoon cultureel kapitaal nederlands als moedertaal onderwijsgerichtheid
31
Wat gebeurt er met het aantal minderjarige kinderen in armoede?
Dit aantal neemt af
32
Risico's armoede
› Opgroeien met stress en spanning › Zorgen over de toekomst en onvoldoende geld voor hun verzorging › Weinig stabiliteit in het leven; onzekerheid › Groeien vaak in een minder kwalitatieve omgeving op › Kan leiden tot sociale uitsluiting - bijv. niet mee kunnen doen met modetrends of het kopen van een laptop › Ervaren minder sociale steun van volwassenen/ouders > moeilijker meekomen op school aandacht voor pesten bij armoede is belangrijk
33
Sekseverschillen
› Verschillen in schoolloopbanen › Jongens minder gunstige schoolloopbanen in het VO en vervolgonderwijs › Jongens vallen vaker uit, blijven zitten, gaan vaker naar lagere niveaus › Verschillen in beroepsloopbanen › Vrouwen hebben minder gunstige beroepsloopbanen dan mannen › Vrouwen vaker deeltijdwerk, lager salaris, minder vaak door naar management- en topfuncties. › De verschillen zijn voor jonge mannen en vrouwen relatief klein, maar worden groter na de geboorte van hun eerste kind
34
in hoeverre zijn jongens en meiden ongelijk verdeeld over onderwijssectoren en beroepen?
Jongens en meiden zijn ongelijk verdeeld over onderwijssectoren en beroepen › In vergelijking met andere landen binnen de EU kent Nederland een sterke seksespecifieke opleidings- en beroepskeuze. › Jongens en meiden kiezen profielen, opleidingen en studierichtingen volgens traditionele patronen, wat leidt tot typische mannen- en vrouwenberoepen. › Vrouwen kiezen vaker voor zorg en onderwijs, mannen voor exacte wetenschap en techniek.
35
Sekseverschillen : genderstereotypering
- verwachtingen en gedrag van leraren - bij loopbaanoriëntatie en begeleiding - lesmateriaal is seksistisch
36
Motivatie
“The (inner) drive or process that causes a person to act to fulfill a need or desire 1. interne en externe factoren 2. zet aan tot gedrag (motus = to move) 3. behoefte of need kan biologisch, sociaal of cognitief zijn Intrinsieke/ extrinsieke motivatie: behavioristisch › Zelfdeterminatietheorie › Locus of control: Link zelfregulatie › Expectancy Value Theory › Attributietheorie gevolgen voor instructional design
37
intrinsieke/extrinsieke motivatie
wat is de bron van motivatie? extrinsiek - vooruitzicht op beloning of straf (kwantitatief) intrinsiek - intrinsieke waarde van de activiteit t.b.v. het eigen leren of behalen van doelen
38
zelfdeterminatietheorie
Behoefte aan Competentie, Autonomie, Relatie › Link met (intrinsieke) motivatie › Klas waar autonomie wordt gepromoot: ▪ O.a. hogere interesse, nieuwgierigheid, creativiteit, academische prestaties, welzijn ▪ EN gevoel van competentie relatie competentie en autonomie leiden tot intrinsieke motivatie competentie -> ik wil kunnen tonen wat ik kan, ik voel me vaardig wat betreft... autonomie -> ik wil dit zelf kunnen doen, ik wil zelf kiezen relatie -> ik zie me als een studiepartner van anderen, ik voel mij gesteund door mijn medestudenten