College 1 een HIV-patiënt met een opportunistische infectie Flashcards

1
Q

Wat is een retrovirus?

A

Integreert in het genoom van de host

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is kenmerkend voor HIV-1 en HIV-2?

A

HIV-1: meest voorkomend

HIV-2: trager beloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de kans dat het kind HIV krijgt als de moeder HIV+ is?

A

30% kans om op te lopen tijdens de zwangerschap, tijdens de partus of via de borstvoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveel mensen met HIV zijn er waarschijnlijk wereldwijd?

A

38 miljoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar komt HIV het meeste voor?

A
  • azie
  • afrika (mn oost en zuid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn drie grote groepen van mensen die HIV hebben?

A
  • homoseksuele (mannen)
  • heteroseksuelen
  • IV drugsgebruikers (bijna niet meer in NL vanwege project voor schone naalden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het aandeel van mensen in de nieuwe diagnoses van HIV mbt seks?

A

63% homo
29% hetero

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel mensen met HIV zijn er in Nl? Hoeveel hebben een diagnose, worden behandeld met medicatie en hebben een onderdrukt virus?

A

stichting HIV-monitoring
24 000

93% diagnose + koppeling aan zorg
hiervan 88% medicatie
hiervan 83% onderdrukt virus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de 90-90-90 doelen?

A

UNAIDS
- 90% van de mensen met HIV weten het
- daarvan wordt 90% adequaat behandeld
- en bij 90% daarvan is het virus onderdrukt
(of 95%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat doet de incidentie in NL?

A

neemt af onder alle risicogroepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Op welke leeftijden komt HIV het meest voor in NL?

A
  • 50-59
  • 40-49
  • 60-69
  • 30-39
    –> mensen worden steeds ouder

Onder jongeren weinig (en weinig nieuwe bij)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In welke drie fases kan je een HIV infectie indelen?

A
  1. acute infectie
  2. latente infectie
  3. AIDS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe wordt HIV overgedragen?

A
  • seksueel contact
  • IV drugs: niet in NL, wel in Oost-Europa en USA
  • bloed op bloed –> niet meer vanwege goede controle bij transfusies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe verloopt het begin van een acute HIV infectie?

A
  • HIV hecht aan mucosale oppervlakten
  • DC pikken virus op
  • naar drainerende LK
  • interactie met CD4+ cellen
  • vermenigvuldiging van zichzelf
  • verspreiding via circulatie door rest van lichaam

duur: aantal dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat doet het HIV virus?

A

infecteert CD4+ cellen

  • hechten aan CD4+ cel via
    a) CD4 receptor
    b) + co-receptor: CRR-5-R (meest) of CXCR-4-R
  • Virion gaat cel in
  • dsRNA wordt uitgepakt
  • hierin zit RNA-polymerase
  • cDNA (ds) maken
  • dsDNA naar kern
  • integratie in het genoom
  • activatie van cD4+ cel
  • mRNA afgeschreven
  • productie virale eiwitten
  • virion productie
  • uitscheiden virions
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het effect op de CD4+ cellen?

A
  • kapot gemaakt
  • uitgeput
    –> problemen met de afweer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe kan HIV in CD4 cellen komen?

A

binding aan receptor EN co-receptor

Receptor: CD4 receptor
Co-receptor:
- CCR-5-receptor (meestal)
- CXCR-4-receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Op welke plekken kan er met medicatie worden ingegrepen bij een HIV infectie?

A
  • blokkade van de receptoren (niet vaak gebruikt)
  • polymerase remmers = nucleoside analogen
  • integrase remmers
  • protease remmers: remmen maturatie van virion
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoeveel mensen hebben klachten in de acute fase en wat zijn de klachten?

A

50% heeft klachten na besmetting
- koorts
- keelpijn (faryngitis)
- vermoeidheid
- uitslag
- hoofdpijn
- lymfadenopathie
- nachtzweren
- GE-symptomen
- myalgie

Erg aspecifiek en kunnen ook passen bij bvb COVID of influenza

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

hoe lang duurt de acute fase van HIV?

A

2-4 weken na infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat gebeurt er in het lichaam (qua stoffen in het bloed) in de acute fase?

A
  • enorme toename virale load (replicatie)
  • aantal CD4 cellen neemt af
  • HIV specifieke respons komt iets later op gang
22
Q

wanneer is iemand met hiv het meest besmettelijk?

A

In de acute fase

23
Q

Welke fase komt na de acute fase? hoe lang duurt deze fase?

A

Klinisch latente fase

8-10 jaar zonder behandeling

24
Q

wat gebeurt er tijdens de latente fase?

A
  • immuunrespons door HIV-specifieke CD8 cellen
  • replicatie van het virus (en is aantoonbaar)
  • uitputting en doden van CD4 cellen
25
Q

wat is de laatste fase van een HIV infectie? hoe lang duurt dit?

A

AIDS

duur: 2-3 jaar

26
Q

Wanneer is er sprake van AIDS?

A

= opportunistische infecties + HIV

Enkel HIV ≠ AIDS

27
Q

Wat kan iemand merken tijdens AIDS?

A
  • opportunistische infecites
  • ernstige constitutionele symptomen
  • neoplasien
28
Q

Wat zie je in het bloed tijdens de AIDS fase van HIV?

A
  • enorme afname CD4 cellen
  • toename van virale load
29
Q

Wat kan je zien aan de chronologie van de opportunistische infecties?

A

Als het aantal CD4 cellen afneemt zie je specifieke volgorde van de infecties optreden

  1. HZV: koortslip bij 400
  2. 350 TBC
  3. 300: orale candidiasis
  4. 200: Pneumocystis jirovecii pneumonie (PJP)
    oesofageale candidiasis
    mucocutane herpes
30
Q

Wat is belangrijk als iemand herpes zoster heeft (= gordelroos)?

A

Bij oudere mensen komt het wel vaker voor
- bij hele jonge mensen niet dus dat is wel alarm

31
Q

in welke fase presenteren zich de meeste mensen met HIV?

A

AIDS fase

32
Q

Doen we aan profylaxe?

A

op geleide van CD4 getal

als > 200:
- geen secundaire
- wel: vaccinaties voor influenza, HepA en B, pneumokok

als < 200:
- PJP voorkomen door co-trimoxazol (AB)

33
Q

Wat is de beste profylaxe?

A

afweer herstellen door ART

34
Q

Wat is de behandeling van HIV?

A

ART = cART = HAART

  • ART = antiretrovirale therapie
  • cART = combinatie antiretrovirale therapie
  • HAART = highly active antiretrovirale therapie
35
Q

Waarom krijg je resistentie bij monotherapie? Hoe lossen we dat op?

A

Monotherapie: wel daling maar niet alles weg. RNA-virussen repliceren slordig waardoor makkelijk nieuwe mutatie –> weer toenemen

  • Dubbel therapie: daalt verder –> vaak alsnog escape door mutaties
  • Triple combinatie (of 2 uit bepaalde groepen): zo veel onderdrukken dat niet escape mogelijk met mutaties
36
Q

Wat is de duur van de HIV behandeling?

A

levenslang –> als je eerder stopt komt het terug

T1/2 van sommige CD4 cellen is 40 jaar

37
Q

Gaat het virus helemaal uit het lichaam bij behandeling?

A

Nee reservoirs persisteren ondanks behandeling in:
- rustende latent geïnfecteerde CD4+ cellen (IL-2 en IFN-a)
- andere lymfoide cellen
- overig

38
Q

Wie behandelen we?

A
  • iedereen die HIV+ is
39
Q

Wat is de relatie tot de start van de therapie en de overleving?

A

Hoe vroeger je begint hoe beter de overleving

40
Q

Kan HIV worden uitgeroeid? Wordt er een vaccin gemaakt?

A

Ja als iedereen op HIV-remmers

Geen vaccin in de maak nu

41
Q

Wat zou een genezing kunnen zijn?

A

Stamceltransplantatie van een donor met een mutatie in CRR-5 receptor waardoor HIV niet kan hechten aan de CD4 cellen

42
Q

Wat is het behandeldoel?

A

Herstellen van IS waardoor geen AIDS meer

43
Q

Wat is het effect geweest van HAART? wat is de levensverwachting hierdoor?

A

DE doorbraak in de HIV behandeling waardoor enorme verlaging in de mortaliteit –> normale levensverachting nu!!

Wel iets vaker CVD in laatste jaren maar ook dit is aan het verbeteren

44
Q

wat is een middel voor primaire preventie?

A

PrEP = pre-exposure profylaxe voor mensen met hoog risico contacten die geen condoom kunnen gebruiken –> voorkomt je HIV krijgt

combinatie van oa nculeoside analogen

45
Q

Is een open wond bij iemand met HIV besmettelijk?

A

Als het virus niet detecteerbaar is in het bloed is hij op geen enkele manier besmettelijk

46
Q

Wat zie je vaak bij HIV patienten waardoor de kwaliteit van leven lager is ondanks behandeling?

A

iets meer co-morbiditeiten zoals DM, hypertensie, kanker

47
Q

Is iemand op het piek moment van de virale load van HIV sero+ of sero-?

A

Kan beide

48
Q

wat bepaalt de snelheid waarmee iemand door de fases van infectie gaat?

A
  • virale eigenschappen
  • host factoren van de afweer
  • eigenschappen van het genoom
49
Q

Welke categorieen HIVpatienten zijn er waarbij het niet zo veel invloed heeft?

A
  • LTNP = long term non Progressors: latente periode duurt langer door gunstigere combi van factoren bij 5%
    –> uiteindelijk wel verlaging van immuunrespons waarvoor behandeling
  • EC = elite controllers
    IS kan het zelf onderdrukken waardoor niet aantoonbaar is
50
Q

Bij het diagnosticeren van HIV zijn er drie categorien. beschrijf deze.

A

Groep I: bepaalde condities en aandoeningen waarbij direct alarmbellen moeten gaan rinkelen

group II: voorbeelden van aandoeningen die vaker voorkomen bij mensen met HIV

Groep III: aandoeningen die niet per se vaker vooromen bij HIV maar wel aandacht behoeven