College 10: Asthma and psychosocial factors Flashcards

(53 cards)

1
Q

Astma wordt gekenmerkt door

A

Chronische inflammatie van de luchtwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Th1/Th2

A

Sprake van Th2 hypersensitiviteit (humorale IS, zorgt voor symptomen (eosinofielen voor chronische inflammatie en IgE voor mucus en bronchoconstrictie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Onset in kinderen

A

Genen, allergenen (TRIGGER), prenatale omgeving en psychopathologie van verzorgenden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onset in volwassenen

A

Allergenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Oorzaak astma

A

Inhaleren van allergenen, waardoor er een kettingreactie van biochemische veranderingen en weefselveranderingen in gang wordt gezet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Symptomen (4)

A
  • Bronchiale inflammatie
  • Bronchoconstrictie
  • Mucus vorming
  • Wheezing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Triggers van astma

A

Allergenen, infecties en andere triggers (mist, stoom?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Triggers zorgen in de longen voor

A

Bronchiale hyperresponsiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Twee hoofdkenmerken van astma

A

Reversibele inflammatie, obstructie van de luchtwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Triggers zorgen voor de activatie van

A

T-helper cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Th1 cellen

A

Tegen intracellulaire pathogenen - CELLULAIRE IS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Th2 cellen

A

Tegen extracellulaire pathogenen - HUMORALE IS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Th1 en Th2 hebben

A

Invloed op elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Th2 bestaat uit twee factoren

A
  • Eosinofielen: chronische inflammatie

- IgE: bindt aan mestcel die daardoor histamine gaat afgeven, zorgt voor mucus vorming en bronchoconstrictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de invloed van SES bij astma

A

SES kan worden onderverdeeld in prestige SES (opleiding) en resource SES (geld/schulden).
Prestige SES: gerelateerd aan astma gerelateerde gedragingen
Resource SES: gerelateerd aan cytokinen productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de invloed van stress bij astma

A

Stress, vooral prenatale stress, kan zorgen voor het uitlokken van astma, doordat de HPA-as van het kindje hypergevoelig is. Hierdoor vindt er een Th2 shift plaats, waardoor Th1 onderdrukt wordt en Th2 hyperactief is en waardoor astma kan ontstaan.
Pro-inflammatoire cytokinen geproduceerd bij astma zorgt weer voor de verdere activatie van de HPA-as, waardoor er meer cortisol wordt geproduceerd. Dit kan zorgen voor het eerder ontstaan van depressie (en cytokinen zorgen ook voor depressieve stemming)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Prevalentie oud/jong

A

Kinderen meer bij meisjes, volwassenen meer bij vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Omgevingsfactoren die kunnen bijdragen aan astma

A

Prenatale omgeving, familie functioneren (cohesie) en SES

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Bij astma en DM allebei sprake van

A

Gen x omgeving interactie en ontstaan door trigger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Roken zorgt voor

A

Bronchoconstrictie, mucus vorming en inflammatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bij astma rookt men

A

Meer dan in de gezonde populatie, SHS is net zo slecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Comorbiditeit adolescenten

A

Angst, gedrag en stemming

23
Q

Comorbiditeit volwassenen

A

Angst, paniek en depressie

24
Q

Psychische problematiek zorgt voor

A

Slechtere QoL, meer medicatiegebruik, meer ziekenhuisopnames, slechte astma controe

25
Psychische problematiek en astma
Delen biologische mechanismen, waardoor ze elkaar kunnen versterken/verslechteren
26
Van astma naar depressie
1. Ziekteburden 2. Medicatie bijwerkingen 3. Biologische mechanismen
27
Medicatie bijwerkingen astma en depressie (2)
- Glucocorticoïden: synthetische cortisol, als je dit vaker slikt geeft het net zo'n reactie als bij chronische stress (systeem wordt ongevoeliger, anti-ontstekingseigenschappen verzwakken, IS omhoog). Door stress is het systeem nog ongevoeliger, waardoor je nog meer moet nemen om een effect te krijgen. - Albuterol: verhoogd paniekgevoel (overarousal), waardoor paniek en astma moeilijker uit elkaar te houden zijn > bevestiging van cognitie
28
Factoren die zowel kunnen zorgen voor astma als depressie
- Genen - Pre/postnatale omgeving - Gedeelde pathofysiologie
29
Twee factoren die invloed hebben op bronchiolen
- Inflammatie: door eosinofielen - IgE: mucusvorming en bronchoconstrictie - ANS: door ORGAANSPECIFICITEIT zorgt PS voor bronchoconstrictie en SP voor bronchodilatatie (bij stress dus meer SP
30
PS op de longen
Bronchoconstrictie, muscarine receptoren
31
SP op de longen
Bronchodilatatie, via beta receptoren
32
ANS bij astma
Sprake van overgevoelige PS - dus meer bronchoconstrictie!
33
Th2 shift/biased IR
MEER anti-inflammatoire cytokinen: IL-4, 5, 6, 10, 13 - extracelluaire IS, aanzetten eosinofielen en IgE > SYMPTOMEN MINDER pro-inflammatoire cytokinen: TNFalfa, INFgamma - doden intracellulaire parasieten en aanzetten tot auto-immuun respons
34
Komt door
Prenatale stress
35
Cascasde IgE
Irritant > IgE respons > anti-inflammatoire cytokinen afgifte > bronchoconstrictie en mucusvorming
36
Waarom albuterol als medicatie gebruik
Is een beta-agonist, dus aanzetting van het SP, dus bronchodilatatie. Maar ook een SP reactie in de rest van het lichaam, dus hartslag omhoog, vasoconstrictie > zenuwachtig gevoel
37
ANS als link tussen astma en depressie
Vagal bias door prenatale stress - in de prenatale periode worden organen op een verschillende manier ingesteld (ORGAANSPECIFICITEIT), ook HPA-as ingesteld in deze periode. Bij astma is er dus een overgevoelige PS en depressie bij astma is geassocieerd met verandering van de vagale longreactie in vergelijking tot alleen astma.
38
Aanpassing HPA-as door prenatale stress zorgt voor
- Meer gevoeligheid voor stress | - Minder regulatie van IR: Th2 shift (!!)
39
Th2 shift in baarmoeder
Cortisol en CRH kunnen bij grotere hoeveelheden door de placenta heen > IgE respons omhoog (Th2) > meer remming Th1 (Th1/Th2 disbalans) > cytokine afgifte > bronchoconstrictie/mucusvorming Cytokinen: ZIEKTEGEDRAG
40
Dus door HPA-as
Th2 shift in IS, daardoor meer cytokinen en meer ziektegedrag en door verandering in HPA-as ook gevoeliger voor stress
41
Twee effecten van prenatale stress zijn dus
- Verandering HPA-as: meer gevoelig voor cortisol, op lange termijn cortisol resistentie daardoor ontstekingen minder goed geremd doordat negatieve feedback loop niet goed werkt - Verandering humorale IR: Th2 shift > VERHOOGD RISICO ASTMA EN DEPRESSIE (beide factoren zorgen voor meer cytokinen, dus meer ziektegedrag)
42
Dyspneu
Subjectieve verschillen, air hunger
43
Dyspneu kan door drie factoren worden uitgelokt
1. Mechanoreceptoren: worden gereguleerd door hersenstam, dyspneu door discrepantie tussen wat de hersenstam en wat de receptoren zeggen 2. Receptor functie: stretch en airflow receptoren kunnen overgevoelig worden > verhoogde respons 3. Chemoreceptoren: overgevoelig, geven signalen van hypercapnia af.
44
Brochoprovocatie test
Histamine inhaleren, is een betere voorspeller van dyspneu dan longfunctie zelf
45
Dyspneu beïnvloed door
Emoties, stemming, angst, anticipatie op dyspneu, verhoogde aandacht op ademhaling
46
Onderzoek achtbaan
Koude lucht achtbaan zou dyspneu moeten triggeren, maar na achtbaan hadden astmapatiënten even hoge longfunctie als controle groep > DUS: subjectieve reacties hebben grote invloed op benauwdheid!
47
Perceptie van dyspneu en activatie in de hersenen
Signaal komt binnen via de insula en in ACC wordt besloten of er emotioneel gereageerd moet worden of niet, OFC matching van affect en fysieke staat
48
Hersengebieden astma en depressie
Zowel insula als ACC hypergevoelig bij astma en depressie
49
Cognitieve theorie astma > depressie
- Herhaalde blootstelling van astma zorgt voor koppeling van angst en dyspneu - Aangeleerde hulpeloosheid door onvoorspelbaarheid van aanvallen
50
Biologische theorie astma > depressie
Hypoxia en hypercapnia leiden tot hyperreactiviteit van angstcircuits in de hersenen
51
Van dyspneu naar paniekaanval
Hypercapnia zorgt voor - LC: NE omhoog > verhoging hartslag - Ventrale medulla > verhoging ademhaling Ventrale medulla zorgt ook voor aansturing van het limbische systeem, waardoor een gevoel van angst ontstaat. Bij CO2 sensitiviteit bij astma: elke keer als CO2 boven een grens komt, wordt deze hele reactie op gang gebracht, zowel fysiologische als emotionele reacties
52
SES zorgt voor
Verhoging HVZ, autoimmuunziekten, respiratoire ziekten, kanker
53
Lage SES in volwassenen zorgt voor
- Verhoging adrenaline/noradrenaline - Cortisol - Inflammatie > HVZ / astma