Dag 1: Ethiek Introductie + Drogredenen Flashcards

(69 cards)

1
Q

Norm

A

Concrete gedragsregel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarde

A

Belangrijkste nastrevenswaardige eigenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Moraal

A

Geheel van normen en waarden dat als richtlijn voor eigen handelen wordt beschouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ethiek

A

Systematische reflectie op moraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Soorten moralen

A

-Persoonlijke moraal
-Professionele moraal
-Bedrijfsmoraal
-Publieke moraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Persoonlijke moraal

A

Rationeel: over waarden als betrouwbaarheid en loyaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Professionele moraal

A

Over professionele normen zoals proefdieren of wetenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bedrijfsmoraal

A

Bedrijfsnormen met waarde eerlijkheid voor mensen binnen de organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Publieke moraal

A

Over publieke normen: de Wet en gewoonte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Moreel probleem

A

Verschillende normen van verschillende morelen botsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Redenen van een moreel probleem

A

-Botsende normen
-Verschuivende waarden
-Idealen
-Nieuwe kennis of feiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Moreel verwerpelijk

A

Een oordeel over een beslissing. Iets wat moreel problematisch is, is niet altijd moreel verwerpelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer ontstaat een moreel probleem?

A

Wanneer jouw beslissing gevolgen heeft voor de rechten, belangen en wensen van de ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Opvatting van het moreel relativisme, die het morele oordeel zinloos vinden

A

Argumenten zijn subjectief en je hoeft het niet eens te worden.
> deze opvatting is onwenselijk, zeker bij serieuze onderwerpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom zijn morele oordelen niet zinloos?

A

Mensen kunnen hun oordelen redelijk bespreken en waarom ze objectief vertuigend zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gewetensconflict

A

Botsing tussen persoonlijke en professionele moraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke opvattingen over het morele oordeel bestaan er?

A

-Subjectief: moreel relativisme
-Objectief
-Relatief
-Intersubjectief: tussen objectief en subjectief in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer zijn handelingen goed volgens het consequentialisme?

A

Als de gevolgen goed zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de afweging van een beslissing volgens consequentialistische wijze?

A

Afweging wat het grootst mogelijke overwicht van het goede over kwade gevolgen voor zoveel mogelijk mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wie is bekend om het Hedonistisch utilisme?

A

Bentham

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hedonistisch utilisme uitgangspunt

A

Het goede is hetgene wat zoveel mogelijk geluk oplevert: aanwezigheid van genot en zo min mogelijk pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Utilisme

A

Principe van het nut: waarde van handeling op het nut.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Kritiek op het Consequentialisme

A

Zijn de gevolgen te kwantificeren?
Wanneer is iets ‘goed’?
Voor wie zijn de nadelige gevolgen?
Hoe ga je om met onzekerheid?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Kritiek op het hedonistisch utilisme

A

Er zijn meer zaken dan geluk en de gevolgen nastrevenswaardig?
Hoe meet je geluk?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Waar ben je bij je keuzes naar op zoek voor het doen van het goede, volgens de deontologie?
Maxisme: de kern / de aard van de handeling (zonder te kijken naar het gevolg)
26
Trolley dilemma volgens consequentialisme en deontologie
C: Duw de dikke man voor de trein om de 5 personen te redden D: Doe niets en laat de 5 personen sterven, want het is fout om iemand voor de trein te duwen
27
Welke vraag stelt een deontoloog bij elke beslissing?
Zou elk rationeel wezen kunnen willen dat deze handeling een universele wet zou zijn?
28
Wie staat er bekend om de deontologie?
Immanuel Kant
29
1e categorische imperatief
Handel alleen volgens die maxisme waarvan je zou willen dat deze tot universele wet wordt gemaakt
30
2e categorische imperatief
Behandel ieder mens nooit louter als middel, maar ook als doel op zich. De mens is immers autonoom.
31
Waarom is liegen verkeerd volgens de deontologie?
Als het een universele wet zou zijn, en iederen doet het, dan zou iedereen er doorheen zien en kun je niet liegen.
32
Kritiek op de deontologie
Radicale deontologie kan leiden tot irrationele regelverheerlijking Verschillende principes kunnen tegelijk gelden
33
Naar wat wordt gekeken voor het goede volgens de deugdethiek?
Naar de handelaar: doe je de handeling vanuit een goed karakter?
34
Wie staat bekend om de deugdethiek?
Aristoteles
35
Aristoteles en deugdethiek: ontwikkeling tot ...
Mens is een rationeel wezen: wat voor mens wil ik zijn, voor de ontwikkeling tot een ethisch karakter (rolmodel voor ogen hebben)
36
Deugdethiek is de ethiek van het ...
Ethiek van het juiste midden: de deugd zit tussen de extremen / de ondeugden in
37
Deugd
Karaktereigenschap die volgen Aristoteles essentieel is om een goed mens te worden
38
Wat moet je meenemen bij de ontwikkeling tot ethisch karakter volgens de deugdethiek
Om te excelleren tot jouw potentie moet de ontwikkeling op basis zijn van jouw ontwikkeling dusver
39
Kritiek op de deugdethiek
Wie is het juiste rolmodel? Wat is een goed karakter? Waar zit het gouden midden?
40
The ethical iceberg
Bodem (begin): grondhoudingen / intuïtie Midden: feiten die leiden tot een normatieve ethische theorie Top (boven water): morele oordeel.
41
Verschil deontologie en deugdethiek
Deontologie: respecteren van een beginsel in een bepaalde context, handeling is goed of slecht uit de kern of de aard ervan Deugdethiek: handelaar van oordeel, handeling is goed of slecht voor jouw ontwikkeling tot ethisch karakteer
42
Pluralistisch utilisme
Nut in termen: het grootst samengesteld goed > optelling van verschillende intrinsieke waarden (zaken die omwille van zichzelf van waarde zijn) (niet alleen geluk)
43
Kritiek op het pluralistisch utilisme
Hoe bepaal je of er genoeg samengestelds goeds tot stand wordt gebracht? Hoe vergelijk je de opties?
44
Preferentie utilisme
De handeling is goed als de wensen van de mensen die de handeling ondergaan, zijn vervuld >Voorkeuren van alle betrokkenen vragen
45
Kritiek op preferentie utilisme
-Hoe kies je tussen de preferenties van de één en van de ander? Hoe prioriteer je? -Niet elke wens van een mens is moreel verdedigbaar > onredelijke mensen. Zijn alle preferenties het waard om vervuld te worden?
46
Overhaaste generalisatie
Er wordt op basis van slechts enkele niet representatieve of relevante gevallen gegeneraliseerd
47
Argumentum ad verecundiam
Onterecht beroep op autoriteit
48
Onterecht beroep op autoriteit
De autoriteit, op basis waarvan de waarheidsclaim is gedaan, is geen relevante autoriteit of deskundige
49
Argumentum ad populum
Onterechte populistische argumentatie
50
Onterechte populistische argumentatie
Op basis van een te selecte, niet-objectieve of niet-representatieve groep wordt een waarheidsclaim gedaan
51
Valse analogie
Een vergelijking tussen twee dingen die wel overeenkomen, maar waarbij een essentieel punt van verschil onbesproken blijft.
52
No ought from an is
Het goede is terug te vinden in hoe dingen zich feitelijk voordoen: op basis daarvan wordt geconcludeerd dat de praktijk werkelijk moreel wenselijk is, terwijl die wenselijkheid niet inzichtelijk wordt gemaakt.
53
Post hoc, ergo propter hoc
Daarna dus daardoor
54
Daarna dus daardoor (drogreden)
Uit een toevallig chronologisch verband wordt er geconcludeerd dat er sprake is van een causaal verband.
55
Hellend vlak
Uit een oorzaak worden vergaande gevolgen afgeleid
56
Argumentum ad hominem
Persoonlijke aanval
57
Persoonlijke aanval betekenis en vormen
Twijfel of argumenten die worden geuit richten zich niet op het standpunt of de argumenten van de tegenstander, maar op de persoon - Directe aanval - Indirecte aanval - Tu quoque / jij ook
58
Directe aanval
De intelligentie van de ander betwijfelen
59
Indirecte aanval
De motieven van de ander betwijfelen
60
Tu quoque / jij ook
Een tegenstrijdigheid aangeven van de tegenstander in woorden en daden
61
Argumentum ad misericodiam
Onterecht beroep op medelijden
62
Onterecht beroep op medelijden
Een beroep op medelijden doen om de ander onder druk te zetten, indien onterecht
63
Argumentum ad baculum
Dreigement: een dreigement uiten
64
Argumentum ad ignorantiam
Onwetendheid
65
Onwetendheid
Concluderen dat een standpunt (on)waar is, omdat het (tegenovergestelde) standpunt niet goed verdedigd is.
66
Petitio principii
Cirkelredenering
67
Two wrongs make a right
een fout als niet-fout of minder fout afdoen door naar anderen te verwijzen die dezelfde fout of een vergelijkbare fout hebben begaan.
68
Stroman
Het standpunt van de tegenstander verdraaien en datgene aanvallen, in plaats van het oorspronkelijke standpunt.
69
Vals dilemma
Twee mogelijkheden presenteren, terwijl er in feite meer mogelijkheden zijn.