De besmettingscyclus Flashcards

1
Q

Besmettingscyclus

A

Er is een micro-organisme in een bron, het verlaat de bron via de porte de sortie en gaat dan via een besmettingsweg en gaat via de porte d’entree binnen bij een gevoelig individu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Micro-organisme, factoren voor het ontstaan van een infectie

A

Pathogeniteit: ziekmakend vermogen

Virulentie: aanvalskracht

Infectiedosis

Karakteristieken van her organisme (bijv produceren van enzymen of toxinen door het organisme)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bron, voorbeelden bron

A

Alle micro-organismen afkomstig uit een bron waarin ze zich bevinden, vermeerderen en van waaruit ze zich verspreiden.

Voorbeelden: mens, dier, dode stof (voedsel, water, instrument)

Bron kan heel specifiek zijn (bijv. polio-virus alleen bij mensen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Porte de sortie, voorbeelden

A
  • huidschilfers
  • druppels
  • sputum vanuit luchtwegen
  • feces vanuit darmen
  • urine vanuit blaas
  • wondvocht en pus

De bron verspreidt het micro-organisme niet altijd, soms alleen besmettelijk in bepaalde periode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Besmettingsweg, 5 wegen

A

Direct contact: direct van bron naar gastheer, bijv, via geslachtsgemeenschap enz.

Indirect contact: grootste deel van besmettingen, via een tussenstof, meestal een dode stof

Lucht: wanneer de micro-organismen zich in kleine druppeltjes of op stofdeeltjes die in de lucht zweven verspreiden, bijv. niezen

Ongedierte: via dieren

Placenta: van moeder op ongeboren kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Porte d’entree, 2 verdedigingslinies

A

Toegangsweg waarlangs het micro-organismen de gastheer binnen probeert te dringen.

Eerste verdedigingslinie: natuurlijke barrière

Tweede verdedigingslinie: humorale en cellulaire immuniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Eerste verdedigingslinie, welke delen, verdedigingsmanieren

A

Huid, conjunctiva, maagdarmkanaal, urinewegen, slijmvlies van de luchtwegen.

Op de huid talg en zweet, schilferen van de huid.

Maagzuur, gal, enzymen en eigen darmflora.

Lengte van de urethra (urinebuis) en schoonspoelen door urine.

Luchtwegen door anatomische bouw filteren en door slijm afvoeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tweede verdedigingslinie, welke immuunsystemen, welke afweer

A

Specifiek immuunsysteem: lymfocyten die met membraanreceptoren de oppervlaktestructuren van micro-organismen herkennen.

Niet-specifiek immuunsysteem: fagocyten en complementsysteem

Cellulaire en humorale afweer:

Rondzwervende fagocyterende cellen nemen deeltjes op, voeren ze af en vernietigen ze (cellulaire afweer). Fagocytose wordt bevorderd door in het bloed, weefselvocht en lymfe aanwezige stoffen (humorale afweer). Sommige van deze stoffen, zoals complementsysteem en lysozym, van nature bij mens aanwezig, andere gevormd na contact met lichaamsvreemde stoffen (antistoffen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Humorale immuniteit

A

Humorale immuniteit wordt gevormd door antilichamen, de immuunglobulinen (Ig). deze worden gevormd door plasmacellen. Bij stimulering door een antigeen gaan de plasmacellen een specifiek tegen het antigeen immuunglobuline vormen.

Na tijd verdwijnen de specifieke imuunglobulinevormende plasmacellen, er blijven wel zeer lange tijd memory-cellen bestaan, die bij nieuw contact met het antigeen zeer snel plasmacellen met dezelfde specificiteit kunnen produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cellulaire immuniteit, primaire cellulaire afweer, tweede lijn in cellulaire afweer

A

Primaire cellulaire afweer: door fagocyten die bacteriën en lichaamsvreemde stoffen opnemen, verteren en opruimen, dit noemt men fagocytose. Wordt bevorderd door aanwezigheid van opsoninen.

Er zijn vrije fagocyten waarbij de polynucleaire lymfocyten belangrijk zijn en gefixeerde, vaste fagocyten van bijv. het reticulo-endotheliale systeem (weefselmacrofagen).

Opsoninen zijn belangrijk voor het opruimen van vreemde organisme door fagocyten. Er bestaan labiele en gefixeerde opsoninen.

Twwede lijn cellulaire afweer: gevormd door de T-lymfocyten. Deze zijn specifiek en ontstaan na een bepaalde infectie. Ze kunnen micro-organismen doden door het uitscheiden van lymfotoxinen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gevoelig individu, factoren

A

Op het binnendringen van een micro-organismen volgt niet altijd een infectie.

Afhankelijk van factoren van het micro-organisme, de hoeveelheid micro-organismen en de weerstand van het individu.

Verminderde weerstand, doorbreken barrières, medicatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly