Deel 1.2 Flashcards

1
Q

Welke drie domeinen kennen we?

A
  • Eukaryoten
  • Bacteria
  • Archaea
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem voorbeelden van eukaryoten

A
  • Dieren
  • Planten
  • Schimmels
  • Eencellige algen
  • Protozoën
  • Gisten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn archaea?

A

Oerbacteriën of archaebacteriën die leven op extreme plekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat behoort tot de prokaryoten?

Kenmerk?

A

Bacteriën en archaea

Geen celkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat behoort tot de eukaryoot?

Kenmerk?

A

planten, schimmels, dieren, algen, protozoën, schimmels en gisten.
Wel een celkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem een aantal Archaea:

A

Halophiles –> tegen zouten.

Methanobacterium: zijn staaf-, bol- of spiraalvormige archaebacteriën. Sommige kunnen zich voortbewegen door middel van eenvoudige zweepharen (flagellen). Ze kunnen niet tegen zuurstof. In verband daarmee komen ze voor in moerassen, bodems van rivieren en zeeën, en het darmkanaal van planteneters (inclusief de mens). Tijdens hun stofwisseling zetten deze bacteriën methanol, mierenzuur of azijnzuur om in methaangas. Alle methaan in onze atmosfeer wordt door deze bacteriën gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem een aantal bacteriën:

A
E. Coli
Salmonella
Bacillus
Serratia marcensens
Micrococcus luteus
Staphylococcus epidermis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom worden archaea en bacterie weer van elkaar onderscheiden?

A

Archaea hebben bepaalde genen en stofwisselingsroutes (metabolic pathways) die erg lijken op op eukaryotische cellen. Voornamelijk hun transcriptie (genen aflezen) en translatie (eiwitten maken) is anders dan bacterien. Hun ribosomen zijn ook anders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn kenmerken van archaea?

A
Verschillen met eukaryoot:
Geen kern
Geen organellen
Geen mitochondriën, golgi apparaat
Celwand niet van peptidoglycaan
Membraan met ether linkage,  vertakte koolwaterstoffen, geen bilayer maar monolayer.
circulair DNA

Overeenkomsten met eukaryoot:
Wel cytoplasma
Wel ribosomen
Soms een lipid bilayer (twee lipiden vormen laag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Halobacterium
Gebruikt wat om te leven?
Kenmerk?
Groep heet?

A

Gebruikt de zon om te leven.
Leven in hoge concentraties van zout.
Phototrophs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Methanogenen
Gebruikt wat om te leven?
Kenmerk?
Groep heet?

A

Breken simpele chemicaliën af om te leven, in koe breken ze koolstofdioxide af in methaan gas af.
Ze leven in een zuurstofloze omgeving
Lithotrophen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sulfolobus
Gebruikt wat om te leven?
Kenmerk?
Groep heet?

A

Ze breken organisch materiaal af om te leven.
Gebruiken organisch materiaal als electron donor.
Organotrophs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef een overzicht van de geschiedenis van de microbiologie:

A
  1. Mensen geloofden in spontane generatie, dat leven zou kunnen ontstaan en ook ook daadwerkelijk ontstond uit anorganische materie. FRANCISCO REDI sprak hier zicht tegen uit, gebruikte experiment met vlees en maden.
  2. Door ANTONIE VAN LEEUWENHOEK werden de eerste successen met de microscoop behaald, discussie spontane generatie ontbrande opnieuw.
  3. Is de weerlegging van de spontane generatie theorie, door LOUIS PASTEUR. Pasteur vulde een kolf met S nek met vleesbouillon, lucht kon wel bij bouillon maar micro-orga niet door Fz. Na tijdje verhitten hadden er geen micro-orga in bouillon gevormd, na kanteling werd bouillon al snel troebel. Ook bekend van steriliseren, pasteuriseren en kweekbouillon.
  4. ROBERT KOCH kwam tot de ontdekking dat bacteriën ziektes kunnen verwekken / bacteriën kunt kweken op vaste voedingsbodem / bacteriën kleuren fotograferen / stelde de postulaten van Koch op:criteria op om het oorzakelijke verband vast te stellen tussen ziekteverwekker en ziekte
  5. De kiemtheorie: dat levende organismen alleen kan worden geproduceerd door de ontwikkeling van levende kiemen. Het waren de laboratoriumonderzoeken van Louis Pasteur in de jaren 1860 en toen Robert Koch in de volgende decennia die het wetenschappelijk bewijs voor de kiemtheorie opleverden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Filmpje geschiedenis microbiologie:

A

https://www.youtube.com/watch?v=0D4tZmvX4Ak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de belangrijkste kenmerken waarop de indeling in groepen is gebaseerd?

A
  • Gramkarakter
  • Celvorm
  • Celrangschikking
  • De cel grootte
  • Zijn er sporen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voorbeeld spiril neg:

teken het

A

Campylobacter

Helicobacter pylori

17
Q

Voorbeeld van staafje neg:

teken het

A
Pseudomonas
E. Coli
enterobacter
Citrobacter
Klebseilla
Salmonella
Shigella
Proteus
18
Q

Voorbeeld van bol neg:

teken het

A

Neisseria

19
Q

Voorbeeld van vibrios neg:

Teken het

A

Vibrio cholerae

20
Q

Voorbeeld van spirochaetes neg:

Teken het

A

Treponema pallidum

21
Q

Voorbeel van spirochaeten neg:

teken het

A

Borrelia
Leptospira
Treponema

22
Q

Staaf pos kun je onderverdelen in?
Geef vb
teken het

A

Sporen vormend en niet sporen vormend.

wel: Bacillus/ Clostridium
Niet: Listeria / lactobacillus

23
Q

Welke vormen van staven onderscheid je?

teken het

A
bacillus
coccobacillus
diplobacilli
palisades
streptobacilli
24
Q

Bol pos, welke vormen onderscheid je?

A
coccus
Diplococci
streptococci
Tetra cocci
Staphylococci
25
Q

Vb
Tetra:
streptococci:
Diplococci:

A

micrococcus
leuconostoc / streptococcus
enterococcus

26
Q

Kenmerken grampositief:

teken het

A
Plasma membraan als meest binnenste laag (fosfolipiden)
Dikke peptidpglycaan celwand
Buitenste capsule
Makkelijk te bestrijden met antibiotica
Paarse kleur
27
Q

Kenmerk gramnegatief:

teken het

A
Plasma membraan als meest binnenste laag (fosfolipiden)
Dunne peptidoglycaan laag celwand
Boven op celwand plasma membraan
Buitenste capsule
Moeilijker te bestrijden met antibiotica
Rode/ roze kleuring
28
Q

Filmpje

A

https://www.youtube.com/watch?v=Jvo6IGKTvxA

29
Q

Benoem de verschillen tussen prokaryoten en eukaryoten, 8 intotaal:

A
  1. Nuclaire membraan (pG,eW)
  2. Mitochondriën (pG,eW)
  3. ER (pG,eW)
  4. Golgi en lysosomen (pG,eW)
  5. Mitotische delende chromosomen (eG,pW)
  6. Sterolen: vitale stof in de dierlijke celmembraan als celverstevigend elemen
    (eG,pW)
  7. Binaire deling (eW,pG)
  8. Ribosomen 70S prokaryoot / ribosoom 80S eukaryoot.