Deel 2 Flashcards
(40 cards)
1
Q
the complaint
A
de klacht
de klachten
2
Q
the packing
A
de verpakking
de verpakkingen
3
Q
the medicine
A
het geneesmiddel
de geneesmiddelen
4
Q
the insect bite
A
de insectenbeet
de insectenbeten
5
Q
the leaflet
A
de bijsluiter
de bijsluiters
6
Q
the cough
A
de hoest
7
Q
stuffy nose (blocked nose)
A
de verstopte neus
8
Q
nausea
A
de misselijkheid
9
Q
diarrhea
A
de diaree
10
Q
constipation
A
de constipatie
de verstopping
11
Q
the itch
A
de jeuk
12
Q
stomach cramp
A
de (buik) kramp
13
Q
the syrup
A
de siroop
14
Q
A
de/het tablet
de tabletten
15
Q
melt tablet
A
de/het smelttablet
de smelttabletten
16
Q
soluble (fizzy) tablet
A
de/het bruistablet
de bruistabletten
17
Q
lozenge
A
de/het zuigtablet
het zuigtabletten
18
Q
A
de spray
de sprays
19
Q
A
de druppel
de druppels
20
Q
suppositary
A
de suppo
de suppo’s
21
Q
A
de zalf
22
Q
nauseous
A
misselijk
23
Q
dizzy
A
duizelig
24
Q
constipated/blocked
A
verstopt
25
constipated
geconstipeerd
26
to suffer from something
last hebben van iets
27
braken
braak, braakte(n), gebraakt
28
to cough
hoesten
hoest, hoestte(n), gehoest
29
to swallow
doorslikken
ik slik ....door
slikte(n)... door
doorgeslikt
30
swallow
inslikken
ik slik...in
slikte(n)...in
ingeslikt
31
prevent
voorkomen
het medecijn voorkomt
voorkwam(en)
voorkomen
32
to cure
genezen
het medicijn geneest
genas (genazen)
genezen
33
to let melt
laten smelten
ik laat smelten
liet(en) smelten
gelaten smelten
34
Most students go to the doctor when they have a fever
De meeste cursisten gaan naar de dokter als ze koorts hebben
35
You can take a cough syrup if you have to cough.
Je kan een hoestsiroop innemen, als je moet hoesten.
36
If I have a headache (then) I take something.
Als ik hoofdpijn heb (dan) neem ik iets in.
37
insomnia
slapeloosheid
38
to vomit
overgeven
39
to be expired (out of date)
vervallen zijn
40
he is finally recovered
hij is eindelijk hersteld
