Deel 5, 6, 7 extra vocab Flashcards
(49 cards)
1
Q
A
de verwarming
de radiator
2
Q
A
de vloer
3
Q
A
het hout
4
Q
A
de verf
5
Q
A
het behangpapier
6
Q
the craftsman
A
de vakman
7
Q
wall-paperer
A
de behanger
8
Q
the painter
A
de schilder
9
Q
the floor-layer
A
de vloerder
10
Q
the carpenter
A
de timmerman
11
Q
rotten
A
rot
12
Q
cracked
A
gebarsten
13
Q
to replace
A
vervangen
vervang
verving
vervangen
14
Q
to leak
A
lekken
lek
lekte
gelekt
15
Q
the baker
A
de bakker
16
Q
the butcher
A
de slager
17
Q
the hairdresser
A
de kapper
18
Q
the pharmacist
A
de apotheker
19
Q
the florist
A
de bloemist
20
Q
A
de kelner
21
Q
A
de kok
22
Q
the construction worker
A
de bouwvakker
23
Q
the warehouse keeper
A
de magazijnier
24
Q
the postcode
A
de postcode
25
de automecanicien
26
de politieagent
27
de advocaat
28
de schoonmaker
29
de brandweerman
de brandweervrouw
30
de kinderverzorgster
31
de leraar
de lerares
32
de verpleegster
33
the aged care worker
de bejaardenverzorger
34
the manager
de manager
35
the pilot
de piloot
36
de journalist
37
the shop assistant
de winkelbediende
38
the administrative clerk
de administratief bediende
39
the accountant
de boekhouder
40
the researcher
de onderzoeker
41
the lorry driver
de vrachtwagenchauffeur
42
the vacancy
de vacature
43
the company
de bedrijf
44
to communicate
communiceren
communiceer
communiceerde
gecommuniceerd
45
to deserve
verdienen
verdien
verdiende
verdiend
46
be willing to
bereid zijn om te
47
fit, suitable
geschikt
48
Dutch Speaking
nederlandstalig
49
a neat appearance
een verzorgd uiterlijk
