Deel 2

Question 1

soorten subject

Answer 1

1. voorlopig Su = het
   & eigenlijk Su = deelzin
   bv. het is leuk, dat je me opbelt
2. aanloop-Su (nooit ‘het’)
   & herhalend-Su (pronomen)
   bv. AL DAT GEDOE, DAT is nergens voor nodig
3. anticiperend Su
   & uitloop-Su
   bv. HIJ is wel erg grof, BRUSSELMANS
4. loos/onpersoonlijk Su = het(/dat)
   bv. HET is al laat
5. gewoon Su
   bv. ‘NIET ROKEN’ stond er te lezen

Question 2

soorten ‘er’

Answer 2

1. presentatief/introducerend er
   - > onbepaald Su volgt bv. er was eens EEN KONING
   - > deelzin-Su volgt bv. er wordt verteld DAT HIJ SNOOF
   - > als de zin geen Su bevat bv. er wordt gebeld
2. locatief er
   ~ daar
3. kwantitatief/partitief er
   - > woord dat hoeveelheid aanduidt
4. 1e deel van vnbw
   ~ daar + vzbw

Question 3

soorten zinsmodificeerders

Answer 3

1. modale bepaling: m.b.t. hart en verstand
   bv. misschien, helaas, waarschijnlijk, mogelijk, blijkbaar, jammer genoeg, gelukkig, volgens mij, naar verluidt
2. evaluatiepartikel
   bv. al, nog, slechts, pas
3. negatie- en affirmatiepartikel
   bv. niet, wel
4. schakeringspartikel : modificeren communicatieve strekking van de taalhandeling bijvoorbeeld verzachting, aanmoediging…
   bv. KOM dan toch, GA eens, BLIJF maar, LOOP even
   + ethische datief