Deel 2 - Democratie en Rechtsstaat + Democratie in Nederland (Eerste en Tweede Kamer, Regering en kabinet + koning) Flashcards

(41 cards)

1
Q

Dictatuur

A

Een regeringsvorm waarbij één persoon of een kleine groep alle macht heeft en de bevolking weinig tot geen invloed heeft op het bestuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Eerste Kamer

A

Een onderdeel van het parlement dat wetsvoorstellen beoordeelt die al door de Tweede Kamer zijn goedgekeurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Grondrechten

A

Fundamentele rechten van burgers die in de grondwet zijn vastgelegd, zoals vrijheid van meningsuiting en recht op privacy.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kabinet

A

De groep ministers en staatssecretarissen die samen de regering vormen en verantwoordelijk zijn voor het dagelijks bestuur van het land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kiesrecht

A

Het recht van burgers om te stemmen bij verkiezingen of zich verkiesbaar te stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Parlement

A

De Tweede Kamer die samen met de Eerste Kamer de wetgevende macht vormt en wetsvoorstellen behandelt en goedkeurt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Parlementaire democratie

A

Een regeringsvorm waarin burgers via verkiezingen invloed hebben op de samenstelling van het bestuur en waarin de macht wordt beperkt door wetten en instituties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Politiek

A

Het proces van besluitvorming over zaken die de samenleving aangaan, vaak uitgevoerd door de overheid en politieke partijen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rechterlijke macht

A

De macht binnen een staat die onafhankelijk is en controleert of wetten goed worden toegepast en nageleefd (ook door de overheid).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Rechtsstaat

A

Een staatsvorm waarin de macht is gebonden aan wetten (grondrechten) en regels (de grondwet) om burgers te beschermen tegen willekeur van de overheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Scheiding der Machten

A

Het principe dat de macht in een staat wordt verdeeld over verschillende organen om machtsmisbruik te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stemmen

A

Het proces waarbij burgers hun stem uitbrengen bij verkiezingen om invloed uit te oefenen op de politiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Tweede kamer

A

Een volksvertegenwoordiging die direct door de burgers wordt gekozen en wetsvoorstellen behandelt en stemt over beleid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uitvoerende macht

A

De macht binnen een staat die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van wetten en het dagelijks bestuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Volksvertgenwoordiging

A

Een groep gekozen vertegenwoordigers die de belangen van de bevolking behartigt en betrokken is bij wetgeving en bestuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wetgevende macht

A

De macht binnen een staat die wetten opstelt en vastlegt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Trias Politica (onderdelen)

A

De driedeling van de macht in een staat in een wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht.

18
Q

Actief Kiesrecht

19
Q

Belang

A

Waar je voordeel bij hebt

20
Q

Constitutionele Monarchie

A

Een land met een Koning en een Grondwet

21
Q

Kabinet

A

De ministers en staatssecretarissen

22
Q

Kiesrecht

A

Mogen stemmen

23
Q

Passief Kiesrecht

A

Verkiesbaar stellen

24
Q

Politiek

A

Het maken van keuzes en nemen van besluiten in algemeen belang

25
Regering
Koning en ministers
26
Verzorgingsstaat
Een land waarin de overheid zorg heeft voor de bevolking (wonen, zorg en onderwijs)
27
Budgetrecht
Recht om de begroting (geld) goed te keuren of af te wijzen
28
Rechten Kamerleden
Stemrecht Motierecht (uitspraak van de kamer) Recht op ênquete Recht op interpellatie (minister naar de kamer halen) Vragenrecht Recht op amendement (wet aanpassen) Recht op initiatief (wet bedenken)
29
Coalitie
Regeringspartijen
30
Oppositie
partijen die tegen de regering zijn
31
Recht van initiatief of amendement
Een wet maken of aanpassen
32
Motierecht
Een uitspraak doen over het beleid van de regering
33
Recht op Enquete
Onderzoek doen naar een groot onderwerp
34
Ambtenaar
Persoon die politici helpt en wetten uitvoert (is niet verkozen)
35
Minister
Werkt op een ministerie
36
Ministerie
Onderdeel van het landsbestuur (defensie, zorg en onderwijs bijvoorbeeld)
37
Prinsjesdag
Dag waarop de regering de plannen + begroting presenteert voor het komende jaar
38
Staatssecretaris
Soort hulpminister die helpt een ministerie de besturen
39
Ministeriële verantwoordelijkheid
De minister, niet de koning is verantwoordelijk
40
Taken van de koning
Ceremonieël Beëdigen Vertegenwoordigen buitenland Staatshoofd Wetten ondertekenen
41
Recht van interpellatie
Minister naar de kamer halen