Défi 1: M1 Flashcards
(44 cards)
1
Q
een klank
A
un son
2
Q
de mentale / geestelijke gezondheid
A
la santé mentale
3
Q
in evenwicht brengen, op elkaar afstemmen
A
équilibrer
4
Q
een muziekgenre
A
un genre musical
5
Q
invloed hebben op
A
influer sur
6
Q
heilzaam
A
bénéfique
7
Q
het hoofd bieden aan, trotseren
A
faire face à
8
Q
kleding-
A
vestimentaire
9
Q
onderhouden
A
maintenir
10
Q
uniek, bijzonder, niet te evenaren
A
inégalable
11
Q
een mix, mengeling
A
un mélange
12
Q
herfstseizoen
A
la saison automnale
13
Q
het lenteseizoen
A
la saison printanière
14
Q
verzoenen
A
concilier
15
Q
energie geven
A
mettre la pêche
16
Q
een blaasinstrument
A
un instrument à vent
17
Q
het welzijn
A
le bien-être
18
Q
genieten van
A
savourer
19
Q
zich bewust worden van
A
prendre conscience de
20
Q
moreel
A
moral(e)
21
Q
verrijken
A
enrichir
22
Q
tijdelijk
A
temporaire
23
Q
een snaarinstrument
A
un instrument à cordes
24
Q
de angst, ongerustheid
A
l’anxiété (f)
25
een gekheid, gekte
une folie
26
het zelfvertrouwen
l'estime de soi (f)
27
iemand opmonteren (opvrolijken)
remonter le moral à quelqu'un
28
wanhopig
exaspéré(e)
29
een hulpbron
une ressource
30
opduiken, verschijnen
surgir
31
een evenwicht
un équilibre
32
veroorzaken
engerder
33
in de mode zijn
être tendance
34
een ontsnapping, afleiding
une évasion
35
iemand in een hokje plaatsen, duwen
ranger quelqu'un dans une case
36
in een andere wereld onderdompelen
plonger dans un autre monde
37
de steun, ondersteuning
le soutien
38
het zomerseizoen
la saison estivale
39
koperblazers
des cuivres (m)
40
een slaginstrument
un instrument à percussion
41
chemisch
chimique
42
het winterseizoen
la saison hivernale
43
een stuk, nummer
un morceau
44
schaden
nuire à
