Denken Flashcards

1
Q

Wat zijn de drie basiseigenschappen van denken?

A

-Het abstracte (voorwerpen die hypothetisch zijn)
-Symbolisch (gebruik van getallen, woorden, beelden om dingen voor te stellen)
-Drukt een relatie uit: verschillende aspecten met elkaar in verband brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de drie stappen in het denken?

A

-Begrijpen
-Redeneren
-Oplossen van het probleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn ‘begrippen’?

A

Ordeningsprincipes, ze helpen de wereld te ordenen en betekenis geven aan een chaotische wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het doel van begrippen en hoe doe je dit?

A

-Voorwerpen in categorieën onderbrengen
-Via de herkenning van de gemeenschappelijke kenmerken concrete voorwerpen in categorieën rangschikken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn logische begrippen?

A

het resultaat van menselijke denkactiviteiten waarin elementen op een samenhangend manier zijn afgelijnd

(vb vierkant)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn ervaringsbegrippen?

A

zijn vager en minder afgebakend, ze beschikken over karakteristieke kenmerken

(vb: roodborstje, kip, pinguïn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn twee soorten van ervaringsbegrippen?

A

-Prototype
-Functionele eigenschappen van de voorwerpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een prototype?

A

Abstracties van een veelheid aan eigenschappen waarvan sommige perceptueel zijn en andere niet duidelijk zichtbaar, een ervaringsbegrip dat alle karakteristieke kenmerken van dat begrip bezit

(vb roodborstje)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt er gedaan bij de functionele kenmerken?

A

Waarvoor kunnen we een voorwerp gebruiken?

(Bijv. Afhankelijk van intentie kan ‘bijl’behoren tot de groep’ wapens’ of tot de groep ‘hamers’)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is Assimilatie?

A

het toepassen van van bestaande kennis en vaardigheden in nieuwe situaties

(bv, op tijd komen hoort in het schema van ‘schoolregels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is Accomodatie?

A

het aanpassen van bestaande kennis in nieuwe situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is redeneren?

A

Feiten met mekaar in verband brengen en daaruit conclusies trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat wordt er gedaan bij deductief redeneren?

A

-Vanuit algemene kennis kom je tot kennis over het concrete

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een Syllogisme?

A

een redenering, die bestaat uit drie proposities: een majorpremisse, een minorpremisse en een conclusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat doe je bij Inductief redeneren?

A

-Vanuit specifieke gevallen tot algemene conclusies komen
-Uit concreet materiaal ga je algemene conclusies trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een bevistigingsfout?

A

Vasthouden aan oude hypothese en geen andere opvatting willen zoeken

17
Q

Wat is een Fout bij overtuigingen?

A

Vasthouden aan overtuiging ook al wordt ze verworpen door nieuwe bevindingen

18
Q

Het oplossen van problemen volgens het IDEAL-systeem bestaat uit 5 stappen, welke?

A

I: identificeer het probleem
D: Definieer het probleem en maak er een juiste voorstelling van
E: Exploreer verschillende strategieën
A: Ageer volgend de strategieën
L: Leun achterover en evalueer het effect van je activiteieten

19
Q

Wat zijn de strategieën om problemen op te lossen?

A

-Algoritme
-Heuristiek
-Gissen en missen
-Metacognitie
-Analogie

20
Q

Wat is een Algoritme?

A

Bestaat uit een reeks goed gedefinieerde stappen die aangeven hoe je gegarandeerd tot de oplossing van een probleem kunt komen

21
Q

Wat is Heuristiek?

A

informele intuïtieve en speculatieve oplossingsstrategie die mensen ontwikkelen om specifieke problemen op te lossen, we gebruiken ze in specifieke situaties en bieden niet altijd een oplossing

22
Q

Wat is Metacognitie?

A

de kennis over de eigen kennis of het weten van het eigen weten

23
Q

Wat is een Analogie?

A

probleem oplossen door terug te grijpen naar informatie over een soortgelijk probleem dat men kent

24
Q

Wat is een Moeilijkheid bij probleem oplossen?

A

Mentale instelling

Een zelfde oplossingsstrategie voor een reeks problemen creëert een mentale instelling die moeilijk te doorbreken is

25
Q

Hoe kan je een Mentale instelling doorbreken?

A

Inucbatie-effect

26
Q

Wat is Incubatie-effect?

A

het probleem enige tijd aan de kant schuiven

27
Q

Wat is Convergent denken?

A

slechts één correct antwoord op een probleem

28
Q

Wat is divergent denken?

A

denkproces of methode die wordt gebruikt om creatieve ideeën te genereren door vele mogelijke oplossingen te onderzoeken

29
Q

Waarom is kritisch denken belangrijk, ons denken is vaak?

A

-Beïnvloed
-Verstoord
-Onvolledig
-Ongeïnformeerd
-Bevooroordeeld

30
Q

Wat zijn de voorwaarden van een kritisch denker?

A

-Kent de principes en procedures van het denken en kan die toepassen
-Poneert niet zomaar een stelling, maar baseert die op redenen gebaseerd op goede bronnen

-Evalueert de onderbouwing van bewerkingen, heeft oog voor mogelijke bezwaren tegen zijn stelling en kan die weerleggen

-Is vaardig in het analyseren van beweringen van anderen, kan redeneringen in een tekst herkennen

-Ziet wanneer die redeneringen gebrekkig zijn, drogredenen herkennen
-Heeft een open, onderzoekende houding – ook ten aanzien van zijn eigen opvattingen
-Hij heeft voorlopige opvattingen die telkens opnieuw gecorrigeerd kunnen worden
-Hij weet dat ook hij, net als anderen, blinde vlekken heeft en houdt daarmee rekening

31
Q

Wat is kritisch denken?

A

Onderbouwen waarom je iets doet

32
Q

Uit wat bestaat het stappenplan van een redenering?

A

-Stelling
-Reden
-Bezwaar
-Weerlegging

33
Q

Wat zijn drogreden?

A

Foute redeneringen

34
Q

Geef voorbeelden van drogredenen

A

-Op de man spelen (ad hominem)
-Beroep doen op autoriteit
-Populistische drogredenen
-Hellend vlakredenering
-Ontkenning van verantwoordelijkheid
-Overhaaste generalisering
-Cirkelredenering
-Valse analogie
-Onjuiste oorzaak gevolg

35
Q

Wat is een populistische drogreden?

A

beroep op het gevoel van de toehoorder, niet op hun verstand, waarbij men inspeelt op de vooroordelen van zijn publiek

36
Q

Wat is een Hellend vlakredenering?

A

Als je één vinger geeft nemen ze de hele hand. Iets gaat altijd van kwaad naar erger

37
Q

Wat is een cirkelredenering?

A

standpunt dat de spreker wil bewijzen is gelijk aan het argument dat dit standpunt moet onderbouwen