DOMEIN C: AARDE - externe systeem aarde Flashcards

(12 cards)

1
Q

stralingsbalans

A

Het saldo op een bepaalde plaats aan het aardoppervlak van de inkomende kortgolvige straling van de zon en de langgolvige uitstraling van de aarde. Dit saldo kan positief (stralingsoverschot) of negatief (stralingstekort) zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hogeluchtdrukgebied

A

Gebied met hoge luchtdruk en daardoor een dalende luchtbeweging en het uitstromen van lucht naar alle richtingen (divergentie). Wordt gekenmerkt door een wolkenloze hemel en droogte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

lageluchtdrukgebied

A

Gebied met lage luchtdruk en dus met een opstijgende luchtbeweging en het toestromen van lucht uit alle richtingen (convergentie). Wordt gekenmerkt door wolkenvorming en neerslag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

corioliseffect

A

Het effect dat luchtstromen een afwijking krijgen door de draaiing van de aarde. Op het noordelijk halfrond is deze afwijking naar rechts, op het zuidelijk halfrond naar links.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wet van Buys Ballot

A

Wet die de afbuiging van lucht bij stroming van hoge druk naar lage druk formuleert: ‘Met de wind in de rug (dus bezien vanaf een hogedrukgebied) ondervindt een wind op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond een afwijking naar links’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Intertropische Convergentiezone (ITCZ)

A

Zone van lage luchtdruk in de tropen die het gevolg is van de intensieve verhitting op plaatsen met een loodrechte zonnestand. De ITCZ heeft geen vaste ligging maar verschuift met het verplaatsen van de loodrechte zonnestand. Omdat land sneller opwarmt dan zee, is de verschuiving boven landoppervlak het sterkst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

passaat

A

Constant waaiende wind aan het aardoppervlak van het subtropisch hogedrukgebied rond de 30° breedte naar de Intertropische Convergentiezone (ITCZ) rond de evenaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

moesson

A

Een passaat waarbij sprake is van een halfjaarlijkse omkering van de windrichting. In de zomer is er een natte moesson (sterke verhitting en lage luchtdruk) en in de winter een droge moesson (afkoeling en hoge luchtdruk).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

warme zeestromen

A

Zeestroom die opgewarmd warm zeewater uit de tropen en subtropen naar de hogere breedten voert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

koude zeestromen

A

Zeestroom die koud, afgekoeld water uit de poolgebieden naar de lagere breedten voert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

thermohaline circulatie

A

Het optreden van bovenstromen en onderstromen in het zeewater door verschillen in dichtheid op basis van temperatuur (thermo) en zoutgehalte (haline).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

diepwaterpomp

A

De daling van zeewater door afkoeling en een hoog zoutgehalte in de afzinkgebieden op hoge breedte. De daling bevordert de oceanische circulatie en verbindt de warme bovenstromen en de koude onderstromen in de oceanen met elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly