Dutch Words 2.0 Flashcards

(283 cards)

1
Q

Unlucky coincidence

A

Ongelukkige toevalligheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

To impede x2

A

Belemmeren
Verhinderen

“Slecht weer kan de bouw van het huis belemmeren.”
“Verkeersdrukte kan een snelle aankomst verhinderen.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

He wasn’t wrong

A

Hij had geen ongelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

It’s not forthcoming x2

A

Het blijft uit
Het komt niet (uit zichzelf)

“Een reactie van de overheid blijft uit.”
“Zijn excuses kwamen niet uit zichzelf.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Immediately

A

Dadelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Actual

A

Daadwerkelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

According to custom

A

Gewoontegetrouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Roaring

A

Bulderend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cold blooded

A

Koelbloedig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Changeable / variable

A

Wisselvallig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

To imitate someone

A

Appen (me na)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Schaars, beperkt, of weinig

A

Karig

“Het avondmaal was nogal karig, slechts een beetje brood en kaas.”
“De decoraties in het huis waren vrij karig.”
“Het salaris dat hij kreeg, was behoorlijk karig voor het werk dat hij deed.”
“Zijn uitleg was karig, hij zei nauwelijks iets.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Zuren om je zin te krijgen

A

Miepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

To blame someone

A

De schuld geven

“Ze gaf de regen de schuld van haar slechte humeur.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

The need to x2

A

De noodzaak om
De behoefte hebben om

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Happiness

A

Het geluk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Was ominous of a bad vibe

A

Was onheilspellend en veroorzaakte een nare sfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Things (formal and informal)

A

Voorwerp(en)
Ding(en)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Insiders

A

Ingewijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Venomous x2

A

Giftig
Venijnig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Backlog

A

Achterstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Winners and losers

A

Winners en verliezers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

To hand out

A

Aanreiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Chaos, bedlam, shitshow (gof)

A

De pleuris …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
To suit or to arrange
Schikken “Ja, dat schikt me prima.” “Ik ga de boeken netjes op de plank schikken.”
26
Tight
Nauw
27
Initially in het begin / eerst / in de eerste instantie
Aanvankelijk “Hij was aanvankelijk tegen het plan, maar uiteindelijk ging hij toch akkoord.” “Uiteindelijk bleek april minder dramatisch dan de aanvankelijke schommelingen deden vermoeden en wist de S&P 500 de maand af te sluiten met een verlies van slechts 0,7%.”
28
To thrive
Gedijen
29
Mayhem
Gekkenhuis "Het was een gekkenhuis in de winkel vandaag."
30
To talk
Pratten (tegen)
31
To be intrigued
Benieuwd zijn (naar)
32
Nurse
Verpleegster
33
To mourn for
Treuren (om)
34
Installments
Termijnen
35
To be crazy about
Weg zijn (van)
36
To be in agreement
Akkoord gaan (met)
37
To chase or be followed
Achtervolgen (de... or door) "De politie achtervolgt de verdachte op de snelweg." "Hij werd door zijn kat achtervolgd."
38
The nearest
De/het dichtstbijzijnde … pinautomaat
39
A gem This little gem She's a real gem Een waardevolle of bijzondere ontdekking
"Dit boek is echt een parel!" "Jij bent echt een parel!"
40
To refer
Verwijzen (naar) “Hij verwees naar een artikel in de krant.”
41
42
The opposite
Het omgekeerde
43
Vies (letterlijk en figuurlijk)
Ranzig
44
Bull shit you’re way in and out of something
Uitlullen
45
Straks / binnenkort
Dadelijk
46
Useless
Waardeloos
47
Thrown off, down, out, or broken
Geflikkerd
48
Making a mess of things (e.g. the keeper)
Kloten De keeper ging klote De keeper stond echt te kloten
49
Cut costs
Coste snijden
50
This week coming
Aankomende week
51
On loan
Aan verhuurt
52
Warm up (pre hockey match)
Even inspelen
53
Niets nuttigs doen, zich vervelen, of nutteloos zitten te niksen
In je neus zitten te vreten
54
A request
Een verzoek
55
Plain clothes policeman
Politie in burger
56
ergens serieus mee aan de slag willen gaan, het goed willen aanpakken, of het af willen maken met aandacht/inzet.
Ik wilde er nog werk van maken
57
Let it settle
Even laten zaken
58
gek, gestoord, extreem — maar of dat positief of negatief is, hangt helemaal af van hoe je het zegt en met wie
Lijp “Dat feest was echt lijp, man.” → Het was supervet of intens. “Hij doet echt lijp de laatste tijd.” → Hij gedraagt zich raar of extreem.
59
60
Optical illusion
“optische illusie” en “optische bedrog”
61
62
To sand
Schuren
63
64
zonder omwegen meteen zegt waar het om gaat, dus direct ter zake komt zonder inleiding of small talk
Met de deur in huis vallen
65
66
Screaming
Gegil
67
om aan te geven dat je ergens naartoe gaat of afstormt, meestal met een doel of intentie (zoals helpen, ingrijpen, aanspreken, aanvallen, etc.). Het heeft vaak iets daadkrachtigs of plotselings.
Eropaf
68
69
To tame
Temmen
70
71
To miss out on something you could have had
Mislopen Dat je iets mist wat je had kunnen hebben, vaak doordat het net niet lukt of omdat je pech hebt. Ik heb die baan helaas misgelopen. We liepen elkaar net mis op het feestje. Je loopt echt iets moois mis als je niet meegaat.
72
73
dat je iets duidelijk en overzichtelijk maakt, vaak door het te analyseren, te beschrijven of te visualiseren.
Goed in kaart brengen We moeten de risico’s goed in kaart brengen voordat we starten met het project.
74
iets draaien of omdraaien, maar het wordt vaak figuurlijk gebruikt — en dan betekent het dat je iets expres anders voorstelt dan het is, dus de waarheid vervormt.
Verdraaien De media verdraaiden het verhaal compleet.
75
ergens op een prutsende, stuntelende of doelloze manier mee bezig bent, vaak zonder echt resultaat of plan.
Mee aan lopen kloten Daar kan je echt niet mee aan lopen kloten
76
To take the edge off
Om even de randjes eraf te drinken
77
Got stuff to do or have to move on
Ik moet verder
78
I’ve got your back
Ik heb jouw rug
79
Bullshit
Gelul
80
81
82
83
To hum een dieper, dreunend of resonerend geluid, meestal van meerdere dingen tegelijk of op grotere schaal. Ook gebruikt als er veel wordt gesproken, gefluisterd of geroddeld.
Gonzen “De zaal gonsde van de stemmen.” “Het gonst van de geruchten op kantoor.”
84
85
86
To replace or super-cede
Vervangen “Deze regelgeving vervangt de vorige.”
87
88
Similarities
Vergelijkbaarheden Overeenkomsten
89
Swapped numbers
Nummers uitgewisseld
90
Gullible
Goedgelovig
91
92
Blackmailer
Afperser
93
No grudge betekent dat je geen boosheid of haatgevoelens vasthoudt tegenover iemand die jou iets heeft aangedaan.
Geen wrok “Ik ben niet boos meer, ik koester geen wrok.” • “Wrok koesteren” = nog steeds boos zijn en het niet loslaten. • “Geen wrok hebben” = je hebt het losgelaten, je draagt het niet meer met je mee.
94
95
96
97
Indecisive
Besluiteloos
98
A foul
Een overtreding
99
Attention span
Spanningsboog
100
Overthinking
Over nadenken
101
The honour (for golf)
De eer
102
To everyone’s surprise
Tot ieders verassing
103
To target betekent richten op een doel, zowel fysiek (zoals met een wapen) als figuurlijk (zoals met een plan, campagne of ambitie)
Mikken (op) “Ze mikte op de prullenbak en gooide het papiertje erin.” “De reclame mikte op jonge ouders.” “Ze mikken op een plek in de top 10.” gemikt op
104
Obvious / needless to say
Vanzelfsprekend
105
Game progression / unfolding
Spelverloop
106
To have something in your own hands
In eigen hand heeft (hebben) “Het resultaat heb je in eigen hand.” “Je toekomst heb je grotendeels in eigen hand.”
107
108
Got away with it
Daar komt ie goed weg
109
110
Par is sufficient
Par is voldoende
111
To evaporate
Verdampen “Het water verdampt door de zon.” “Het vertrouwen in de overheid is verdampt.” “Zijn kansen zijn zo goed als verdampt.” • “Zijn kansen zijn vrijwel verdwenen.” • “Hij maakt nauwelijks nog kans.” (iets vrijer vertaald)
112
113
To tie the game
Gelijk van maken “Ze wisten vlak voor rust nog een gelijke stand van te maken.” “Hij maakte in de laatste minuut de gelijkmaker en bracht de stand op 2-2.”
114
115
To be after / have your eye on something uitdrukking/werkwoordcombinatie die betekent: iets heel graag willen hebben, vaak met het idee dat je erop uit bent om het te krijgen, soms zelfs een beetje hebberig of sluw.
Azen op “Hij aast op een promotie.” “Zij azen op het huis dat net te koop staat.” “Veel bedrijven azen op dat contract.” “Hij heeft al maanden op die functie geaasd.” • Infinitief: azen op • Verleden tijd: aasde op • Voltooid deelwoord: geaasd op “Azen op” = iets in het vizier hebben en hopen (of plannen) om het te krijgen.
116
117
To combine
Samenvoegen
118
119
To form
Opstellen “Ik ga een contract opstellen.” “Hij stelde een e-mail op” “De overeenkomst is opgesteld.” “Als iemand een berichtje wilt opstellen.” - “Ja ik maak wel een opzetje.” Reflexief: “Hij stelt zich behulpzaam op.”
120
121
To check in / tune (or the chemistry) kent meerdere betekenissen en toepassingen in het Nederlands, afhankelijk van de context.
Afstemmen “Voordat we verder gaan, moeten we nog even de details afstemmen met de klant.” “Voor een goede presentatie is het belangrijk dat je je verhaal afstemt op je publiek.” “Het is cruciaal dat elke muzikant zijn instrument goed afstemt voor het concert.” “De afstemming tussen de afdelingen is essentieel voor een soepel verloop van het project.”
122
Uuuu
123
124
To charm / wrap someone around your finger
Helemaal inpalmen Zij wist de baas helemaal in te palmen met haar charme. Hij probeert haar ouders in te palmen zodat ze hem accepteren. Positief: charmant, innemend. Negatief: sluw, manipulatief. Iemand om je vinger winden
125
126
127
To scratch
Krabben “Ik krabde mijn rug omdat het jeukte.” “De kat krabde aan de deur.”
128
129
To fill up x3
Volgooien Vullen Bijtanken
130
131
To draw blood
Bloed trekken “Hij krabde me met zijn klauwen en trok bloed.”
132
133
Idiot
Mongool
134
135
To rewind and fast forward
Terugspoelen Vooruitspoelen “Kun je even terugspoelen? Ik miste dat stukje.” “Spoel even vooruit naar het goede stuk.” “Als ik alles kon terugspoelen, zou ik het anders doen.” “Ik wou dat ik even kon vooruitspoelen naar volgende maand.”
136
137
To exclude
Uitsluiten “De commissie besloot hem uit te sluiten van de vergadering.”
138
139
To transfer money
Geld overmaken
140
141
To stain / tarnish
Bevlekken “Hij bevlekte zijn overhemd met wijn.” “Het schandaal heeft zijn naam bevlekt.” “Ze wil haar reputatie niet bevlekken.”
142
143
To pollute
Vervuilen “De fabriek vervuilt de rivier.” “Auto’s vervuilen de lucht.” “Social media vervuilt soms je brein.”
144
145
146
To endorse
Beamen “Ik kan alleen maar beamen wat ze zei.” “De CEO beaamde het voorstel.”
147
148
149
Matras
Het
150
Scherm
Het
151
152
Varied
Gevarieerd
153
154
Gypsy
Zigeuner
155
Sweeping statements
Grote uitspraken
156
Go on then
Vooruit dan maar
157
The vast majority
De overgrote meerderheid
158
159
To rediscover
Herontdekken
160
161
To thicken
Indikken
162
163
To allow
Toelaten
164
Break the silence
De stilte verbreken
165
Burning tyres
Gierende bandjes
166
167
See through
Doorzichtig
168
169
Common mistakes
Veelvoorkomende fouten
170
Grab a quick drink
Ergens (gaan) zitten, ergens neerploffen NIET iets nemen
171
Have a chat
Een praatje maken
172
Never met before
Nooit eerder ontmoet
173
Toe curling
Tenenkrommende
174
I didn’t feel the spark
Ik voelde geen vonk overslaan
175
Red lines
Harde ijs
176
Mens
Het
177
In the corner of my eye
In mijn oog hoek
178
Doesn’t matter if it’s a) or b), as long as
Of het nou a) is of b) is, als het maar [een uitdaging] is
179
Rewarding
Belonend
180
Skills
Waardigheden
181
At the time
Toenmalige
182
A catch
Een haak
183
Missed call
Gemiste oproep
184
Neuken
Wippen
185
Smoother
Vlotter
186
187
A misunderstanding/ misconception / fallacy
Een misvatting
188
Bounced back
Terug stuiterde
189
Everything will fall into place / it will all work out in the end
Alles / dingen valt op z’n pootjes
190
Endearing / touching / heartwarming
Vertederend
191
To get stuck on something / To dwell on something
Ergens blijf hangen (in) “Ik blijf maar hangen in dat ene gesprek, het laat me niet los.” “Hij bleef hangen in de negatieve gedachten over zijn werk.”
192
To make things clear / To provide clarity
Duidelijk te scheppen (over) “We moeten even duidelijkheid scheppen over wie wat doet tijdens het feestje.” “De manager probeerde duidelijkheid te scheppen over de nieuwe werkwijze.”
193
194
195
196
197
198
To peel eggs
Pellen van eieren
199
To file / submit
Te deponeren “Een klacht te deponeren bij de gemeente.” “Geld te deponeren op een rekening.”
200
A heated discussion
Een verhitte discussie
201
The culprit / guilty party
De boosdoener “Hij was de boosdoener van het ongeluk.” “Die kapotte kabel was de boosdoener.”
202
Supplement / surcharge
Toestand “Toeslag op een vliegticket.” “Zorgtoeslag.”
203
Polar opposites
Tegenpolen “Ze zijn echte tegenpolen.”
204
To fall apart / breakdown / fall apart
Stuk lopen “Het gesprek liep helemaal stuk toen ze begon te schreeuwen.” “De onderhandelingen zijn stukgelopen.” “Hun relatie is stukgelopen.”
205
To gather / cluster / huddle together
Klusteren “Mensen begonnen te klusteren bij de ingang.” “Ze stonden gezellig te klusteren met een drankje in de hand.”
206
To be carried out
Verrichten “Er is nog veel werk te verrichten.” “De handelingen zijn correct verricht.”
207
To fiddle / mess / tamper with to cheat
Sjoemelen “Ze hebben met de boekhouding gesjoemeld.” “Hij sjoemelt altijd een beetje met de regels bij spelletjes.”
208
Furnished
Gemeubileerd
209
I’ve gained 2 kilos
Ik ben 2 kilo aangekomen
210
Tape measurer
Meetlat
211
Extension cable
Verlengsnoer
212
Buzz / hustle and bustle
Reuring “Er was veel reuring op het plein door de markt.” “Dat nieuwe café brengt echt wat reuring in de buurt.”
213
To reject or turn down
Afwijzen “Ze wees hem af toen hij haar mee uit vroeg.” “De universiteit heeft mijn aanmelding afgewezen.” “Afwijzing hoort bij het leven.”
214
To enforce / compel
Afdwingen “Hij dwong met zijn houding respect af.” “De politie dwingt de naleving van de regels af.” “Ze probeerde een betere deal af te dwingen.”
215
To drag / pull
Sleuren “Ze werd van de bank gesleurd om mee te doen.” “Hij sleurde de zware doos naar binnen.”
216
To recharge
Bijtanken “Kom even naar Frankrijk, even bijtanken.”
217
Fragile
Breekbaar / Teer
218
Medium sized
Middelgrote
219
Homemade
Eigengemaakt(e)
220
To show
Tonen “Kun je je ticket tonen?” “Ze toonde veel moed.” “Hij toonde interesse in het onderwerp. “Ze toonde haar schoenen.” ≠ “Ze toonde aan dat haar schoenen duur waren.”
221
Decisive / proactive / energetic
Voortvarend “Zij is een voortvarend type: geen gepraat, gewoon doen.” “Ze gingen voortvarend van start met het project.”
222
Involved / committed
Betrokken “Hij is erg betrokken bij zijn werk.” “Ze voelt zich betrokken bij het welzijn van haar buurt.” “Hij was betrokken bij een verkeersongeluk.” “De lucht is betrokken.”
223
We’ll get back to that
We komen erop terug
224
To judge something as sub standard
Onder de maat oordelen “Ik moet niet iedereen so snel onder de maar oordelen.” “De docent oordeelde onder de maat, volgens de studenten.”
225
Under the guise / pretext of
Onder het mom van “We bespreken dit under het mom van Nederlands leren.” “Ze kwamen binnen onder het mom van een inspectie.”
226
Good values
Iemand die goede normen en waarden heeft
227
To touch a nerve / strike a chord
Een gevoelige snaar raken “Zijn woorden raakten een gevoelige snaar bij haar.” “Dat lied raakte een gevoelige snaar bij het publiek.”
228
229
Failure
Mislukking
230
To show and prove
Aantonen “Het onderzoek toont aan dat roken schadelijk is.” “Ze toonde aan dat haar schoenen schoon waren.
231
Effect / breakdown
Uitwerking “De uitwerking van het medicijn was snel.” “Zijn toespraak had een diepe uitwerking op het publiek.” “De uitwerking van het plan is nog niet af.” “Hij gaf een duidelijke uitwerking van zijn ideeën.”
232
My eyes are drawn to
Mijn blik valt op “Mijn blik viel meteen op haar rode jas.”
233
I’ll get through it / I’ll thought it
Ik sla me er doorheen “Het is een zware week, maar ik sla me er doorheen.”
234
Bottomless pit / black hole (when it comes to…)
Bodemloze put “Bodemloze put als het op (snakken) aankomt.” “De kosten voor het project blijken een bodemloze put te zijn.” “Het was alsof ik mijn tijd in een bodemloze put gooide.”
235
To not materialise
Uitblijven “Zijn excuses zijn uitgebleven.”
236
To falter / stutter / malfunction
Haperen “Het gesprek haperde toen hij de vraag stelde.” “De motor haperde tijdens de rit.” “De economie hapert.”
237
238
To refine
Verfijnen “Ze hebben de nieuwe standaard getest en verfijnd.” “Ze verfijnen de smaak van de wijn door het rijpingsproces.”
239
Show pony / flagship / showcase
Paradepaardje “De nieuwe software moet het paradepaardje worden waarmee het bedrijf de komende jaren het verschil gaat maken.” “Haar nieuwste roman is het paradepaardje van haar carrière.” “De auto in de showroom is echt het paradepaardje van de dealer.”
240
Unpredictable
Onberekenbaar “De president blijft onberekenbaar.” “Zijn reactie was onberekenbaar.” “Het weer is deze tijd van het jaar onberekenbaar.”
241
To set specific boundaries Het stellen van grenzen of beperkingen aan iets. Beperkt of met een duidelijk vastgestelde grens.
Begrenzen “Schiphol is sinds eind vorige week officieel begrensd door de afkondiging van een lager maximumaantal vluchten.” “Het beleid is bedoeld om de uitgaven te begrenzen.”
242
Turbulent chaos
Roerig “Het was een roerige tijd in de geschiedenis.” “Een roerig jaar.”
243
To approach / reach out to
Benaderen “Ik zal de klant morgen benaderen.” “Hoe wil je dit probleem benaderen?” “Dat bedrag benadert een miljoen euro.” • Formeel: “Hij benaderde me met een voorstel.” • Informeel: “Hij sprak me aan met een idee.” of: “Hij kwam naar me toe en stelde iets voor.”
244
To contain or to comprehend
Bevatten “Deze fles bevat een liter water.” “Ik kan niet bevatten dat hij dat echt gedaan heeft.”
245
Client / contracting party
Opdrachtgever “De gemeente was opdrachtgever voor de bouw van de brug.”
246
What’s lacking / missing / broken Wat eraan ontbreekt, wat eraan mis is, of wat er niet goed aan is.
Schorten (aan) “Hij ziet snel wat eraan schort.” “Dan moet je uitzoeken wat eraan schort.” “Er schort iets aan zijn verhaal.”
247
The spring or coil spring
Het veertje “Als je het klokje opwindt, span je eigenlijk een veertje op dat langzaam terugdraait.”
248
Unmissable / essential
Onmisbaar “Zij is een onmisbaar lid van het team.” “De handleiding is onmisbaar bij het installeren van dit apparaat.”
249
Senses
Zintuigen “Onze vijf ‘zintuigen’ helpen ons de wereld te begrijpen.” “Al zijn zintuigen staan op scherp.”
250
Upset, displeased, disgruntled, discontent
Ontstemd “Hij was ontstemd omdat zijn idee werd afgewezen.” “Haar baas is hevig ontstemd.”
251
In ascending order
In oplopende mate van “We bespreken de klachten in oplopende mate van ernst.” “De cijfers zijn gerangschikt in oplopende mate van grootte.” “De taken worden gegeven in oplopende mate van moeilijkheid.” “Berichten in oplopende mate van paniek.”
252
The successor
Opvolger Opvolgster “Zij is de opvolgster van de directeur die met pensioen ging.” “Als zijn opvolgster bij de dienst iets van hem wil, moet hij reageren.”
253
Feature / characteristic
Kenmerk “Zijn grootste kenmerk is zijn humor.” “Een rood dak is een kenmerk van traditionele boerderijen in die streek.”
254
To dust off
Afstoffen “Ik moet de kast even afstoffen, hij zit onder het stof.” “We moeten dat oude idee eens afstoffen en opnieuw bekijken.”
255
All attendees
Alle aanwezigen “Alle aanwezigen werden vriendelijk verwelkomd door de organisator.”
256
To decompress / unwind
Ontprikkelen “Na een drukke werkdag heb ik tijd nodig om te ontprikkelen.” “In de klas is er een rustige hoek waar kinderen kunnen ontprikkelen.”
257
Neutralised / eliminated
Uitgeschakeld “Uitgeschakeld. Te vroeg begonnen.” “Hij werd in de tweede ronde knock-out uitgeschakeld.”
258
The stain / blemish
De smet “Het schandaal was een smet op zijn politieke carrière.” “Het dopinggebruik was een smet op zijn sportieve prestaties.” Vlek: “Er zat een smet op het witte tafelkleed.” “Ze poetste de smetten zorgvuldig van het zilverwerk.”
259
To extend / prolong / renew
Verlengen “We willen ons abonnement met drie maanden verlengen.” “In de verlenging scoorde het team alsnog een goal.” “Hij probeerde zijn arm te verlengen om bij het boek te komen.”
260
Inside and outside beauty
Innerlijk en uiterlijk schoonheid
261
Rejected
Afgewezen “Zijn jullie weleens afgewezen door iemand op wie je verliefd was?” “Zijn jullie weleens afgewezen na een sollicitatiegesprek waar je een goed gevoel over had?”
262
To end up in Terechtkomen ergens, meestal onverwacht of zonder dat het gepland was. Het kan zowel positief als negatief gebruikt worden, afhankelijk van de context.
Belanden “We belandden uiteindelijk in een klein dorpje aan zee.” “Hoe ben je nou weer in deze discussie beland?”
263
To be inundated with
Overstelpt worden met Bedolven onder Zitten to over mijn oren in… “We werden overspoeld met verzoeken.” Ik zit deze week tot over mijn oren in de deadlines.” (informeel) → “Ik word deze week overspoeld met deadlines.” (neutraal)
264
Unknown / unfathomable
Onkenbaar “De motieven van die daden zijn voor ons onkenbaar.” “Na alles wat er gebeurd is, is hij voor mij onkenbaar en onherkenbaar geworden.” (After everything that happened, he has become unknowable and unrecognisable to me.)
265
Unrecognisable
Onherkenbaar “De wereld is in zo’n korte tijd veranderd, volledig onherkenbaar.”
266
To spy on
Bespieden “De detective bespiedde de verdachte vanuit de auto.” “Ze voelde zich ongemakkelijk, alsof iemand haar bespiedde.” Bespieden is iets formeler of ouderwetser dan: • Begluren (to leer at / peek at) • Afloeren (dialect/informeel voor loerend kijken) • Besluipen (to sneak up on)
267
To deceive / cheat
Bedriegen “Hij heeft zijn partner bedrogen met iemand anders.” “De oplichter bedroog tientallen mensen met een nepbedrijf.”
268
To drip / trickle in
Druppelen “De gasten begonnen langzaam binnen te druppelen.” “De informatie druppelt mondjesmaat binnen.” “De kraan blijft maar druppelen.”
269
Pet nicknames
Koosnaampjes “We zitten nu al aan de koosnaampjes.”
270
The view
Het perspectief De visie De mening Het standpunt 1. “Het perspectief van een expert” (neutraal en professioneel) 2. “De visie van een expert” (iets formeler, vaak inhoudelijk of strategisch) 3. “De mening van een deskundige” (algemener; geschikt voor opinies of media) 4. “Het standpunt van een expert”
271
To touch a nerve
Een gevoelige snaar raken “Zijn opmerking raakte een gevoelige snaar bij haar.”
272
To be moved (events and things)
Verschuiven “De vergadering is verschoven naar volgende week.” “Alles in mijn tas was verschoven tijdens het fietsen.”
273
Rude
Onbeschoft
274
Compliant / agreeable
Meegaand “Ze is erg meegaand en maakt zelden ruzie.” “Hij is té meegaand, hij zegt nooit wat hij echt wil.”
275
Stallion and mere
Hengst en merrie
276
To accuse
Beschuldigen “Hij werd beschuldigd van diefstal.” “Ze beschuldigde hem ervan haar vertrouwen te hebben geschonden.”
277
That’s crazy
Dat slaat de pet
278
To freeze / stiffen
Verstarren “Ik zag zijn gezicht verstarren en hij sprintte weg.”
279
To sprint
Sprinten “Hij begon te sprinten richting de trein.”
280
To add up / make sense of it
Optellen “Als je alles optelt, klopt het totaal niet.” “Als ik alles bij elkaar optel, is het best wel verdacht.” “Tel je dat er nog op bij.”
281
To rot / suffer
Creperen “Hij ligt te creperen in eenzaamheid.” “Laat ze maar creperen, ze verdienen het.”
282
To keep in mind / not lose sight of
Voor ogen houden “Je moet voor ogen houden waarom je dit begonnen bent.” “We moeten voor ogen houden dat het om de patiënt draait.”
283
To drag
Slepen “Hij sleepte zijn koffer achter zich aan.” “De auto werd weggesleept.” “Ze sleepte zich door de dag heen.” “Hij werd meegesleept in de chaos.” “Die film sleepte me helemaal mee.”