Embryologie Flashcards

(45 cards)

1
Q

Hoe verloopt de conceptie?

A

De spermatoze en de oöcyt versmelten; ze geven elk de helft van de chromosomen door -> ‘23 paren’ -> dit vormt de zygote; erna de embryo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 3 fasen doorloopt de bevruchting?

A

1) pre- embryonale fase
2) embryonale fase
3) foetale fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer spreken we van de pre-embryonale fase?

A

In week 3 na de bevruchting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer spreken we van de embryonale fase?

A

Van W4 tot W8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer spreken we van de foetale fase?

A

Van W9 tot het einde van de ZS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er in de pre-embryonale fase?

A

1) Verplaatsing van eileider naar baarmoeder
2) Vorming van zygote

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er in de embryonale fase?

A

1) vorming embryo
2) celdifferentiatie -> ontstaan organen: been; arm; ogen; hart; oren; tanden; gehemelte; genitaliën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is de embryonale fase een kwetsbare fase?

A

In deze fase kunnen teratogene stoffen zoals alcohol, drugs, virussen zorgen voor afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er in de foetale fase?

A

Vorming foetus
Verdere groei en ontwikkeling van de organen (zoals de hersenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de stadia van embryogenese?

A

1) oöcyt -> bevruchting
2) zygote
3) 2- cellig stadium
4) 4- cellig stadium
5) morulla
6) blastulla
7) gastrulatie
8) neurulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat doet de blastulla?

A

Na 7 dagen arriveer die in de baarmoeder en kan daarna de gastrulatie beginnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer begint de gastrulatie?

A

3e W na conceptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er tijdens de gastrulatie?

A

Ontstaan van 3-lagig kiemblad;
1) ecoterm = huid en zenuwstelsel
2) mesoterm = skelet, spieren en bindweefsel
3) endoterm = darm en ademhalingstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer vind de neurulatie plaats?

A

3-4 Wn na conceptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er tijdens de neurulatie?

A

Ontstaan neurale plaat -> vormt de neurale groef -> deze sluit zich + vorming neurale buis, neurale lijst -> CZS, hersenen en ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In wat ontwikkeld de neurale lijst zich?

A

Ganglia = zenuwknopen (spinaal ganlion), schedel, deel tanden, meningen = hersenvliezen, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

In wat ontwikkeld de neurale buis zich?

A

CZS en netvlies (= retina)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

In wat ontwikkeld het mesoderm zich tijdens de neurulatie?

A

Somieten: derma-, mio- en sclerotomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat kan de gevolgen zijn van een defect in de neurale buis?

A

Encephalocele (‘uitstulpingen’ vd hersenen), spina bifida (open rug)

20
Q

Uit wat bestaat de foetale fase?

A

1) proliferatie (8-25 We)
2) migratie (8-34 We)

21
Q

Wat is de profilatie?

A
  • Snel proces met veel celdeling
  • Neurale buis sluit
  • snelle ontwikkeling v 1 cellaag naar meer
22
Q

Wat is migratie?

A
  • de delende cellen verplaatsen weg
  • de cortex ontstaat
23
Q

Wat zijn proliferatie stoornissen?

A
  • micrencephalie (schedelomvang = te klein -> te kleine hersenen)
  • macrencephalie ( te grote hersenen)
24
Q

Wat gebeurt er tijdens de neuronale differentiatie ( 5weken tot 4j na geboorte)

A
  • uitrijping tot verschillende soorten hersencellen
  • groei van zenuwuitlopers (dendrieten en axonen)
25
Wat gebeurt er tijdens de neurale afbraak ( 2 tot 16j)
- afbraak corticale cellen -> beter herstel - selectieve synapseliminatie
26
Welke migratiestoornis heb je?
Lissencephalie
27
Welke differentiatie stoornissen heb je?
Epilepsie Perceptiestoornis Leerstoornis Coordinatiestoornis
28
Welke neuronale afbraakstoornis is er?
Spinale spieratrofie
29
Welke stoornissen heb je bij de selectieve synapseliminatie?
Asfyxie = zuurstoftekort bij geboorte -> zorgt voor myelinisatie storing Epilepsie -> geeft schade aan myeline door aanval
30
Wat is encephalocele?
Dit is een neurale buis defect waarbij er door een spleet in de schedel er een aangeboren uitstulping is van het hersenweefsel
31
Wat is Occipitale encephalocele?
Dit is encephalocele ( = uitstulping hersenen door spleet schedel) dat zich bevindt un de occipitaleregio (= de achterkand van het hoofd)
32
Wat is fronto-ethmoidale encephalocele?
Dit is encephalocele ( = uitstulping hersenen door spleet schedel) dat zich bevindt tussen het voorhoofd (= frontaal) en de neus (= ethmoïdaal); Dit type is meestal zichtbaar aan de voorkant van het hoofd
33
Wat is selectieve synapseliminatie?
- Verwijderen van overtollige synapsen in hersenontwikkeling. - Helpt efficiëntere verbindingen te behouden. - Gebeurt voornamelijk in vroege kinderjaren en adolescentie. - Belangrijk voor leren en neurale verfijning.
34
Wat is myelinisatie?
- Vorming van myeline-omhulsels rond axonen. - Versnelt elektrische signaalgeleiding in zenuwen. - Beschermt axonen tegen schade. - Begint prenataal en gaat door tot volwassenheid.
35
Waneer vormen neuroblasten zich?
- Ontstaan tijdens de 3e tot 5e week van de zwangerschap. - Gevormd uit neuro-epitheliale cellen in de neurale buis. - Cruciaal voor hersenontwikkeling.
36
Wat zijn neuroblasten?
- Voorlopercellen van neuronen. - Migreren naar specifieke hersengebieden. - Differentiëren tot functionele neuronen.
37
Wat is lissencephalie?
- "Gladde hersenen" door ontbreken van hersenplooien; Stoornis waarbij de hersenschors veel gladders is met minder sulci en minder gyri dan gebruikelijk; Hersencellen zijn niet naar de juiste plaats gemigreerd - Symptomen: Ernstige cognitieve achterstand, epilepsie, verminderde spierkracht. - Oorzaken: Genetische mutaties (zoals LIS1) of prenatale schade.
38
Wat zijn focale afwijkingen?
- Gelokaliseerde afwijkingen in de hersenen, weefsels of organen - -> in de hersenen kan het neurologische stoornissen veroorzaken, afhankelijk van locatie. - Voorbeelden: Lokale hersenschade, tumoren, bloedingen.
39
Wat zijn grove morfologische afwijkingen?
- Waarneembare structurele misvormingen. - Voorbeelden: > Holoprosencefalie: Falen van hersensplitsing in hemisferen. > Microcefalie: Te kleine schedel. > Arachnoïdale cysten: Vochtgevulde holtes in de hersenen.
40
Wat is Corpus Callosum Agenesie?
= Afwezigheid (volledig/gedeeltelijk) van het corpus callosum (de zenuwbundel die de linker- en rechterhersenhelft verbindt) - Oorzaken: Genetische mutaties, prenatale infecties/schade. - Symptomen: > Milde tot ernstige ontwikkelingsstoornissen. > Motorische problemen, verminderde cognitie, epilepsie. - Behandeling: Geen genezing, maar therapieën helpen functioneren verbeteren.
41
Wat is het spectrum van lissencephalie?
-Parchygyrie: minder gyri dan normaal - oligochyrie: weinig gyri - Agyry: afwezigheid van gyri
42
Wanneer vind neuronale differentiatie plaats?
- Van 5 weken na conceptie tot 4 jaar na de geboorte - Cellagen ontwikkelen zich meer specifiek: Vorming van dendrieten, axonen (= zorgen voor het transporteren van elektrische signalen en chemische stoffen) , synapsen met hun neurotransmitters.
43
Hoe ontwikkeld de neurologie zich verder van 2-16j?
- Afbraak van corticale cellen - afbraak overtollige cellen - Voordeel: betere herstelkansen na accident - pathologie: spinale spieratrofie
44
Wat gebeurd er eerst tijden de myelinisatie (25W ZS - 20j)
- Enkele grote banen gemyeliniseerd > zuigen > slikken - In eerste levensjaar > piramidale banen > verloop van de motorische ontwikkeling - Cerebellum (kleine hersenen): tot 5 jaar - Nadien: onderhoud
45
Welke mogelijke pathologiën kan je hebben bij de geboorte of als zuigeling?
- Asfyxie bij geboorte: > Initieel niks te zien > Later: hypertonie > Gestoorde myelinisatie door zuurstoftekort - Epilepsie zuigeling: > Schade aan myeline > Gevolgen op ontwikkeling