Erosieve slijtage Flashcards

1
Q

Wat is erosieve slijtage precies?

A

Verlies van hard tandweefsel
Verlies van glazuur en dentine met multifactoriële oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gebitsslijtage Classificatie. Noem er 5

A

✓ Attritie
✓ Abrasie
✓ Demasticatie
✓ Abfractie
✓ Erosie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Door welke 2 dingen kan gebitsslijtage ontstaan?

A
  • Mechanisch
  • Chemisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat valt er onder mechanische gebitsslijtage? (3)

A
  • attritie
  • abrasie
  • (abfractie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat valt er onder chemische gebitsslijtage? (1)

A

Erosie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 2 vormen van erosie zijn er?

A
  1. Intrinsiek
  2. Extrinsiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is attritie?

A

Mechanische slijtage van tandweefsel zonder tussenkomst van
lichaamsvreemde stoffen

> als gevolg van functie en/of parafunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is klinisch waarneembaar bij attritie? (4)

A
  • Glimmende facetten
  • Glazuur en dentine slijten in dezelfde mate
  • Bruxopostie proaal, rechtslateraal en/of links lateraal
  • Impressie in wang, tong of lip
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn risicofactoren voor attritie? (5)

A

✓ Bruxisme
✓ Drugs ( XTC)
✓ Antidepressiva
✓ Roken, koffie, alcohol
✓ Slaap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is abrasie?

A

Mechanische slijtage door kauwen op harde voorwerpen/ gebruik van harde tandenborstel e.d

> als gevolg van andere functie en/of
parafunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn 3 oorzaken van abrasie?

A

✓ Bijten op nagels, potloden, andere voorwerpen
✓ Harde mondverzorgingsmaterialen
✓ Piercings

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is klinisch waarneembaar bij abrasie? (3)

A
  • Meestal aanwezig in de cervicale delen van de gebitselementen
  • Laesies eerder breed dan diep
  • Meestal premolaren, cuspidaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is abfractie?

A

Afbreken van glazuur > wigvormige laesie > locatie glazuurcement grens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is tanderosie?

A

Het chemisch oplossen van tandweefsel door zuren die niet afkomstig zijn van bacteriën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Is de ontkalking bij erosie oppervlakkig of ‘onderhuids’?

A

Oppervlakkig, bij cariës onderhuids

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn voorbeelden van extrincieke zuren bij erosie? (3)

A
  • voeding, dranken
  • medicijnen, drugs, mondwaters
  • ( industrie, zwembad
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn voorbeelden van intrinsieke zuren bij erosie? (3)

A
  • reflux
  • anorexia nervosa, boulimia nervosa
  • rumineren
18
Q

Wat zijn etiologische factoren bij chemische gebitsslijtage? (6)

en wat zijn biologische factoren? (5)

A
  • pH, buffercapaciteit, type zuur, aanwezigheid calcium, fosfaat, en fluoride
  • (speekselsecretie,buffercapaciteit, pellikel, anatomie,
    zachte weefsels
19
Q

Wat zijn gedragsfactoren? (3)

A
  • frequentie
  • contacttijd van zuur met elementen
  • spoelen slurpen
20
Q

Wat zijn speekseleigenschappen:
Wat is de pH van:
✓ ongestimuleerd speeksel:
✓ kauwgestimuleerd speeksel

A

✓ 6,4- 6,8
✓ 7,0- 8,0

21
Q

Speeksel afkomstig van Gl.parotis is sereus. Hoe is de secretie in rust?

A

Waterig > nauwelijks secretie

22
Q

Hoe kan speeksel gestimuleerd worden?
En wat is hiervan het effect? (3)

A
  • Stimulatie door citroenzuur en kauwen
  • verhoging bicarbonaat concentratie
  • grote bufferende werking
  • remineralisatie
23
Q

Wat zijn risicofactoren voor erosie? (denk aan speeksel, ziekten etc)
Noem er 6

A

✓ Verhoogde blootstelling aan zuur
✓ Verminderde speekselsecretie
✓ auto-immuunziekte (Sjögren syndroom)
✓ ontsteking speekselklieren
✓ hoofd-hals bestraling
✓ xerogene medicatie

24
Q

Hoe kan je zuur herkennen? (2)

A

✓ Stroeve, droge tanden ( spinazie, rabarber, cola)
✓ Wangslijmvlies geëtst (lolly)

25
Q

Benoem welke locatie de erosievegebitsslijtage te zien is bij de volgende oorzaken:
1. Vaste zure stof (Vit C of lolly)
2. Frisdrank
3. Eten van zuur fruit
4. Braken

A
  1. lokaal
  2. occlusaal , labiaal alle kwadranten
  3. incisale randen en gladde vlakken van incisieven
  4. palatinaal
26
Q

Hoe kan je een diagnose stellen van mechanisch slijtage?

A

Bijv. verlies perikymata
Dunne scherpe rafelige randen

27
Q

Hoe kan je een diagnose stellen bij chemische slijtage? (4)

A

✓ Hoogglans/ zijdeglans
✓ Verlies glazuur
✓ Afronding knobbels
✓ Cupping

28
Q

Waaruit bestaan de beschermende aspecten van speeksel op de gebitselementen? (3)

A

o Bescherming tegen demineralisatie van tandglazuur, door calcium, fosfaat en mucinen
o Bevordering van de remineralisatie van tandglazuur, door calcium, fosfaat en parotiseiwitten
o Vorming van een tandpellicle, voornamelijk van parotiseiwitten en
mucinen.

29
Q

Wat maakt een zuur voedingsmiddel minder erosief?
a. Een hoge buffercapaciteit
b. Een lage buffercapciteit

A

b. Een lage buffercapciteit

30
Q

Wat zijn risico factoren voor erosie? (3)

A
  1. hyposalivatie
  2. refluxziekte
  3. voedingsgewoonten;
31
Q

Hoe ontstaat cupping?

Bij welke pH?

A

Door een combinatie van inwerken van zuren (= erosie) en een gestimuleerde kauwkracht van 30 of 50(Newton)N (= abrasie)

4,8
Als het lager is dan 4,6 wordt het het glazuur ‘zachter’ waardoor er minder frictie is

32
Q

De Basic Erosive Wear Examination wordt in sextanten gedaan.
Welke 4 waarden kunnen er worden gegeven aan de mate van erosieve gebitsslijtage?

Waarde 0 =
Waarde 1 =
Waarde 2 =
Waarde 3 =

A

Waarde 0 = geen tandglazuurverlies
Waarde 1 = lichte veranderingen aan de oppervlaktestructuur
Waarde 2 = duidelijke aantasting < 50% van het tandoppervlak
Waarde 3 = uitgebreide aantasting van > 50% van het tandoppervlak.

33
Q

Wat is een nadeel van BEWE (Basic Erosive Wear Examination)

A

geen kleine verschillen in erosieve slijtage te zien

34
Q

Als je de mate van erosieve gebitsslijtage wil analyseren, wat neem je dan mee in de risicobeoordeling? (5)

A

✓ Voedingspatroon
✓ Maaltijdvervangers/ medicijnen
✓ Mondhygiëne producten
✓ Sport en vrije tijd
✓ Speekseltest

35
Q

Welke gastheergewoonten spelen mee in het ontwikkelen van erosieve gebitsslijtage? (4)

A

✓ Manier van eten, drinken en snoepen
✓ Tongbewegingen
✓ Poetsgedrag
✓ Mondhygiëne

36
Q

Wat zijn aanbevelingen voor het gebruik van een rietje?
Wat is hiervan het effect? (2)

A

Plaats het rietje ver achter in de mondholte:
1 Kortere contacttijd met elementen
2 Vloeistof geen contact met voortanden

37
Q

Wat is er aan de hand bij Anorexia Nervosa en wat zie je terug in de mond? (6)
Wat is er lager en wat is verminderd?

A

✓ Regelmatig braken
✓ Verminderde speekselsecretie
✓ Verminderde spoel- en bufferwerking
✓ Bij 60% pH van speeksel verlaagd, <6,5, soms 6
✓ Voortdurend demineraliserende omstandigheden
✓ Xerostomie

38
Q

Hoe lager de pH, hoe ___________ voor het tandweefsel

A

schadelijker

39
Q

Hoe ______ de buffercapacteit, hoe lastiger voor het speeksel om het zuur te neutraliseren

A

Groter (hoger)

40
Q

Wat zijn belangrijke basiskenmerken van voedingsmiddelen? (4)

A

✓ Aanwezigheid van calcium en/ of fosfaat
✓ Toevoeging van calcium en/of fosfaat
✓ type zuur
✓ hechting van product aan oppervlak