Exid kapitel 3 Flashcards
(55 cards)
1
Q
ansteckend
A
besmettelijk
2
Q
der Mangel
A
het tekort
3
Q
die Impfung
A
de inenting
4
Q
lebensfähig
A
levensvatbaar
5
Q
die Vorbeugung
A
de preventie
6
Q
die Frühherkennung
A
de vroege diagnose
7
Q
die Nebenwirkung
A
de bijwerking
8
Q
die Strapaze
A
de lichamelijke inspanning
9
Q
seelich
A
psychisch
10
Q
schonen
A
ontzien
11
Q
die Verspannung
A
de verkramping
12
Q
nahrhaft
A
voedzaam
13
Q
der Nerv
A
de zenuw
14
Q
die Überanstrengung
A
de burn-out
15
Q
die Erregung
A
de opwinding
16
Q
die Essstörung
A
de eetstoornis
17
Q
die Ernährung
A
de voeding
18
Q
die Verdauung
A
de spijsvertering
19
Q
straffen
A
spannen
20
Q
die Betäubung
A
de verdoving
21
Q
anfällig gegen
A
vatbaar voor
22
Q
das Gedächtnis
A
het geheugen
23
Q
das Blutgerinnsel
A
het bloedstolsel
24
Q
der Kreislauf
A
de bloedcirculatie
25
der Krankheitserreger
de ziekteverwekker
26
erliegen
bezwijken aan
27
lindern
verzachten
28
aussetzen
blootstellen
29
die Entzugserschneidung
het ontwenningsverschijnsel
30
verstümmeln
verminken
31
behindert
gehandicapt
32
der Herausforderer
de uitdager
33
erschöpfen
uitputten
34
die Ausdauer
de conditie
35
der Anpfiff
het beginsignaal
36
der Ausgleich
de gelijkmaker
37
das Foul
de overtreding
38
ersetzen
vervangen
39
der Verfasser
de auteur
40
das Schlusslicht
de laatste
41
gute Besserung
beterschap
42
das Pflaster
de pleister
43
körperlich
lichamelijk
44
abnehmen
afvallen
45
süchtig
verslaafd
46
die Drogen
de drugs
47
pflegen
verzorgen
48
die Verletzung
de blessure
49
das Gelenk
het gewricht
50
der Muskel
de spier
51
das Fieber
de koorts
52
die Mannschaft
het elftal
53
das Mitglied
het lid
54
der Sieger
de winnaar
55
enttäuschen
teleurstellen
