extra 4 Flashcards
(30 cards)
was verbroken
a été coupé
bericht
message
een vergadering
une réunion
onbereikbaar
inaccessible
verveling
L’ennui
heimwee
La mélancolie
het afzien (lijden onder iets)
La souffrance
irritatie
L’énervement
de weg
Le chemin
medisch afgevaardigde
Un délégué médical
omdat hij zo lang heeft moeten wachten.
Il a dû attendre longuetemps/ longuement
boos zijn op iemand
Avoir fâche contre qqn
een drukke dag
Une journée chargée
een onvoldoende
des résultats insuffisants
een bijscholing, etc
Une formation
verlof
Prendre congé
een rij
un file
une queue
springt op de stoelen
Il saute sur les chaises
Is altijd laatr
Est toujours en retard
stotteren
bégayer
koppig, een patient die koppig is
Un patient têtu(e)
beledigen
insulter
met hem spot
Se moque de lui
geruststellen
Rassurer