semi-aucilliaires Flashcards
(30 cards)
Ze was net teruggekeerd van een congres in Frankrijk.
Elle venait de rentrer / retourner d’un congrès en France.
Ik ben bijna van de trap gevallen
J’ai failli tomber de l’escalier.
Zij kan zich vergissen.
Elle peut se tromper.
Mijn collega is bijna verongelukt.
Mon collègue a failli mourir dans un accident / se tuer dans un accident.
Ik ging net een bad nemen toen ik een ontploffing hoorde.
J’étais sur le point de prendre un bain quand / lorsque j’ai entendu une explosion.
Ik heb het hem toch juist gezegd.
Je viens de le lui dire.
Het kind heeft zijn been gebroken en kan nu niet meer lopen.
L’enfant s’est cassé la jambe et ne peut plus marcher maintenant.
Ik heb een schoonheidsvlakje laten wegnemen.
J’ai fait enlever une tache de beauté.
Hij begint te verouderen.
Il commence à vieillir.
Blijf glimlachen.
Continue / continuez à sourire.
Ne cesse / cessez pas de sourire.
Ik laat ze maar betijen / bezig.
Je les laisse faire.
We hebben eerst goed nagedacht.
Nous avons commencé par bien réfléchir.
Uiteindelijk hebben we “ja” gezegd.
Nous avons fini par dire “oui”.
Ze heeft zich laten opereren.
Elle s’est fait opérer.
We zullen je zeker op de hoogte houden.
Nous ne manquerons pas de vous tenir au courant. (
Hij laat dat gezwel onderzoeken.
Il fait examiner cette tumeur.
Ik ga zo dadelijk uw huisarts verwittigen.
Je vais avertir / prévenir votre médecin de famille.
Er is geen warm water. Ik kan de wonde niet spoelen.
Il n’y a pas d’eau chaude. Je ne peux pas rincer la plaie.
We zullen ons eerst krukken aanschaffen.
Nous commencerons par nous procurer / acheter des béquilles.
Hij moet zich vergist hebben.
Il doit s’être trompé.
Il a dû se tromper.
k heb bijna gedaan met de dossiers van de voorbije maand naar het archief tebrengen
Je finis d’apporter les dossiers du mois passé / dernier aux archives.
u moet blijven hopen
Vous devez continuer à espérer.
Dit kind was bijna verdronken.
Cet enfant a failli se noyer.
Nu begint hij te stappen
Maintenant il commence à marcher.