extra's Flashcards

1
Q

Wat kan op een X-thorax gevonden worden?

A

SPN = solitaire pulmonale nodus is een vlek op de thorax foto
Kan meerdere oorzaken hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de eerste stap bij de evaluatie van een SPN?
Wat kan nog meer worden vastgesteld?

A
  1. Vaststellen of hoog of laag risico op longkanker
    - rookgeschiedenis
    - kanker in verleden
    - hemoptoe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn voorspellende waarden in hoe groot de kans is dat een SPN longkanker is of niet?

A
  1. VDT = volume verdubbelingstijd
    Als VDT van 168 dagen –> snel delend = hoog risico
  2. Hemoptoe
  3. Rook geschiedenis
  4. Kanker in VG
  5. Hoe groter, hoe groter de kans
  6. Geen kalk –> hoger risico
  7. oppervlak met spiculae (stekels die zichtbaar zijn op CT)
  8. 40% maligniteiten in bovenvelden van de longen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is aanwijzend voor een benigne SPN?

A
  • Kalk
  • glad oppervlak
  • gelokaliseerd in ondervelden longen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer is roken een verminderd risico op longkanker?

A

Pas 10 jaar na het stoppen met roken is de kans gereduceerd tot een niet-roker
Maar bij vrouwen is 30% een ex-roker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de belangrijkste voorspellende waarde bij nodules < 10 mm?

A

De grootte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een laag risico SPN en wat is het beleid hierbij?

A
  • jong persoon
  • niet rokend
  • glad oppervlak

Beleid:
- afwachten en geen invasief onderzoek
- Zekerheid benigne: geen groei over twee jaar
- vervolgen van module over grote intervallen van bvb 6 mnd met een CT (X-thorax is te lage sensitiviteit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een intermediair risico SPN en wat is het beleid hierbij?

A
  • grote, gelobde nodule
  • geen kalk
  • wel/geen roker –> let op: als ex-roker en vrouw -> verhoogt risico

beleid:
- meer nauwkeurige controle voor groei met CT
- bij groei FDG-PET-CT: hele hoge specificiteit en goede sensitiviteit
- als positief: verwijderen nodule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een hoog risico SPN en wat is het beleid hierbij?

A
  • spiculae
  • bovenkwab
  • oudere persoon
  • roker
  • eerder SPN

Beleid:
- a priori kans is hoog (los van groei)
- oude foto’s bekijken of hier al een nodule aanwezig was –> nieuw is namelijk hoog risico
- bronchoscopie of trans thoracale punctie
- als die niks opleveren –> VATS met wigresectie en vriescoupe onderzoek –> maligne aandoening dan lobectoomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke symptomen kunnen niet veroorzaakt worden door een SPN?

A

Dyspnoe en pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn drie immunohistochemische markers in de longen?

A

TTF-1: marker voor adenocarcinoom

Cytokeratine: kleurt mesotheel en epitheel cellen dus is niet heel karakteriserend

Calretinine: kleurt enkel mesotheelcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kan onderscheid gemaakt worden tussen het adenocarcinoom en het mesothelioom?

A

Vormen beiden buizen

Adenocarcinoom: kleurt aan voor TTF-a

Mesothelioom kleurt aan voor calretinine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat kan een teken van maligniteit zijn mbt het mediastinum?

A

Verbreed mediastinum kan een teken van maligniteit zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe werkt een BAL? Wat kan aan de hand hiervan wel en niet bepaald worden?

A
  • Via een bronchoscoop worden de luchtwegen en alveoli gespoeld met fysiologisch zout
  • Dit wordt vervolgens weer opgezogen
  • Dit zou een representatieve vertegenwoordiging moeten zijn van de cellen in de lage luchtwegen
  • Concentratie van de cellen door de centrifuge
  • cytologische preparaten door de patholoog
    Let op: er kunnen plaveiselcellen uit de mond/keelholte inzitten

WEL:
- kernvergroting
- hyperchromasie
- uitspraak over de benigniteit of maligniteit

NIET:
- geen uitspraken over weefselverband want het zijn enkel oppervlakkige cellen
- geen uitspraak over LK meta’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer is er nog wel operatieve verwijdering mogelijk?

A

Als er geen LK metastasen of AM zijn kan het wel

Zodra deze wel aanwezig zijn is chirurgische verwijdering geen optie meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de waarschijnlijke oorzaak als er met percussie een demping in de longen wordt gevonden?

A

Niet echt typisch voor een malingiteit –> moet wel heel groot zijn om dit te horen

Past meer bij pleuravocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat kan gevonden worden in een cytologische punctie van het pleura vocht?

A
  1. benigne mesotheel cellen: als ontstoken/geirriteerde pleurabladen –> proliferatie van mesotheelcellen –> cellen belanden in pleura vocht omdat een ontsteking zorgt voor vasodilatatie en vergrote doorlaatbaarheid van de vaten
  2. Maligne mesotheelcellen: tumorcellen laten makkelijk los en worden in het geval van een mesothelioom in grote hoeveelheden gevonden in het pleura vocht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Op welke twee manieren kan een biopt van de longtumor worden verkregen?

A
  1. Via een bronchoscopie
  2. Transthoracale histologisch naaldbiopt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer kan er asbestlichamen in het biopt worden gevonden?

A

Bij een asbest expositie veel
Zonder dit ook wel, maar veel minder

  • asbestlichamen met een coating van ijzer waardoor een typisch beeld ontstaat met insnoeringen
20
Q

Wat is de prognose van een mesothelioom?

A

Heel erg slecht omdat er geen goede behandeling voor is
50% is < 1 jaar overleden

21
Q

In welke volgorde worden de volgende onderzoeken verricht bij een patient waarbij een SPN is gezien op een X-thorax?

A
  1. CT-bovenbuik
  2. bronchopscopie met biopten en spoeling
  3. CT-geleide punctie
  4. PET-CT
22
Q

wat is de behandeling van een tumor in stadium IIa? Wat is een vereiste hiervoor? Wat is de 5jrO?

A

lobectomie met adjuvants chemo
Vereiste = adequate longfunctie –> operabiliteit

5jrO is 50% waarbij belangrijk is dat de patiënt stopt met roken

23
Q

Welk stadium is een T2aN0M0 tumor?

A

Stadium IIa

24
Q

Welk stadium is een cT1N0M1 tumor?

A

Stadium IV vanwege de M+

25
Q

Als er een afwijking in de bijnier wordt gezien op een FDG-PET, is er dan nog aanvullend onderzoek nodig?

A

Ja een biopt om het stadium te bevestigen

26
Q

Wat is de behandeling van een stadium IV tumor? Wat is de overleving?

A

Palliatieve chemo of targeted therapy

Als geen mutatie: 12 mnd
Als wel EGFR mutatie of ALK translocatie: 2-3 jaar

27
Q

Wat is het onderzoek dat we inzetten als het mediastinum verdacht is?

A

Mediastinoscopie of EUS met biopt voor bevestiging van N-stadium

28
Q

Welk stadium is een cT2N2M0 tumor?

A

Stadium IIIa

29
Q

Hoe behandelen we een stadium III tumor? Wat is de overleving? Geven we altijd deze behandeling?

A

CRT
Overleving: 5jrO 15-20%

Niet altijd: afhankelijk van de comorbiditeit en performance status

30
Q

Wat kan het gevolg zijn van een massa in het mediastinum?

A

Compressie van trachea en/of oesophagus
Hierdoor stridor en/of slikklachten

31
Q

Wat voor behandeling wordt gegeven bij een patient in stadium IV met metastasen in de WK?

A

Chemotherapie
En RT voor de wervel meta’s

32
Q

Hoe kan een hersenmeta behandeld worden?

A

Stereotactische RT

33
Q

Een 32 jarige patient heeft een tumor in de rechter onderkwab met een hersenmeta. Wat is hiervoor de juiste behandeling?

A

Stereotactische RT voor de hersen meta

Lobectomie

34
Q

Welk T-stadium wordt gegeven aan een tumor met meerdere haarde in 1 kwab?

A

T3

35
Q

Waaruit zijn de pleura opgebouwd en wat is hun functie?

A

Zowel de viscerale pleura als de parietale pleura zijn opgebouwd uit mesotheelcellen en subpleuraal bindweefsel

Parietale Plura: afvoeren van het vocht waarbij de bloedvaten en lymfevaten dichtbij de holte liggen

De lymfevaten monden uit in de pleuraholte

36
Q

Wat zit er tussen de pleura bladen?

A

Pleuraholte
Hierin een negatieve thoracale druk
Normaal een kleine hoeveelheid pleuravocht en een lage eiwit concentratie

37
Q

Hoe wordt de normale hoeveelheid pleuravocht bepaald? Hoe kan dit afwijken?

A

Evenwicht tussen de filtratiekracht (bloeddruk) en de osmotische druk (eiwitten in bloed) die tegen elkaar werken

Pleuravocht: verstoord evenwicht
Decompensatio cordis: toename filtratiekracht door de toegenomen veneuze systeemdruk
Nefrotisch syndroom: afname osmotische druk omdat minder eiwitten in plasma

38
Q

Wat is maligne pleuritis en waardoor komt dit? Wat zijn de klachten en wat zie je bij het LO?

A

Directe tumorinvasie waarbij occlusie van kleine lymfevaten in de long –> obstructie van de lymfedrainage

Door meest:
- longcarcinoom
- mammacarcinoom
Kan ook door:
- mediastinale tumoren

Klachten:
- dyspnoe: compliantie van thoraxwand neemt af, afname longvolume en mediastinale shift
- koorts
- hoesten
- pijn/drukkend gevoel
LO:
- gedempte percussie
- verminderd ademgeruis
- inspiratoire crepitaties (alveoli zijn gevuld met vocht en springen open door de toegenomen negatieve druk bij inademing)

39
Q

Welke twee soorten pleuravocht zijn er?

A

Transudaat:
= vloeistof uit het vaatstelsel dat lekt door hydrostatisch of osmotisch drukverschil bij intact epitheel

Exsudaat:
= vloeistof dat lekt door een ontsteking of wond –> verhoogde permeabiliteit waardoor stoffen en eiwitten uit de bloedvaten treden die de cellen weer moeten herstellen

40
Q

Hoe stellen we vast of het gaat om transudaat of exsudaat?

A

Via de criteria van Light
- Ratio pleuravocht LD < 0,6
- ratio eiwit in vocht:serum < 0,5
- LD in vocht is < 2/3 bovengrens serumwaarde
Transudaat = alle drie aanwezig
Exsudaat = als niet alle drie aanwezig

41
Q

Welk type pleuravocht komt voor bij maligniteiten?

A
  • lokale irritatie –> ontstekingsreactie = exsudaat
    bvb. empyeem, mesothelioom, pleuritis carcinomatosa
  • transudaat kan ook
    ook bij: hartfalen, nefrotisch syndroom, gedecompenseerde levercirrose
42
Q

Wat is de normale hoeveelheid pleuravocht? Vanaf wanneer zien we het op een AP X-thorax?

A

Normaal is < 25 ml

Vanaf 500 ml op een AP X-thorax

43
Q

Hoe voeren we een pleurapunctie uit en waarom? Wat zijn complicaties?
Wat doen we met het pleuravocht?

A

Vlak langs de bovenkant van de rib
Omdat aan de onderkant lopen de arterie, vene en zenuw

  • Pneumothorax
  • bloeding
  • infectie
    Let op: het is erg pijnlijk omdat zenuwen in de pleura

Onderzoeken op:
- LDH
- eiwit
- PH
- glucose
- cellen (maligniteit)

44
Q

wat is de waarde van een pleurapunctie?

A

Kan zowel diagnostisch als therapeutisch zijn

45
Q

Wat doen we als er exsudaat wordt gevonden maar geen diagnose?

A

Nog twee keer een punctie doen
Als dan nog niet dan een thoracoscopie

46
Q

Wat doen we bij snel recidiverend pleuravocht?

A

Permante getunnelde pleura katheter (Pleur-X)
ALLEEN BIJ MALIGNE PLEURAVOCHT
Hiermee kan patient naar huis waarbij het wordt aangelokten op een vacuüm systeem

47
Q

Waarom is empyeen belangrijk? Hoe behandelen we dit?

A

Het is een levensbedreigende aandoening waarbij acute behandeling van belang is
Empyeem = aanwezigheid van pus en/of bacteriën in het pleuravocht

behandeling:
- drainage
- antibiotica
Als niet effectief
dan chirurgische uitruiming