extra words Flashcards
(88 cards)
1
Q
stoppen met roken
A
cesser de fumer
2
Q
opniew beginnen met werken
A
recommencer à travailler
3
Q
mij roepen
A
m’appeller
4
Q
toelopen
A
courir vers qqn
5
Q
tot straks
A
à tout à l’heure
6
Q
werd ze geopereerd
A
elle a été opérée
7
Q
op dit ogenblik
A
en ce moment
8
Q
een accident
A
un accident
9
Q
blijf het herhalen
A
continuer à le répéter
10
Q
volgens
A
selon
11
Q
een onderhandeling
A
une négociation
12
Q
aan de gang
A
en cours
13
Q
natuurlijk
A
bien sûr
14
Q
tekenen
A
signer
15
Q
verwijten
A
reprocher
16
Q
een sigaret
A
une cigarette
17
Q
een antwoord
A
une réponse
18
Q
een dorp
A
un village
19
Q
trainen
A
s’entraîner
20
Q
het is al dag
A
il fait déjà jour
21
Q
volgens
A
selon
22
Q
het is lente
A
c’ est le printemps
23
Q
aan de gang
A
en cours
24
Q
afmaken
A
terminer
25
makkelijk
facillement
26
bij de dokter
chez LE docteur
27
wakker worden
réveiller
28
rust wat uit
repose-toi un peu
29
terugkomen
revenir
30
hij je weer een verwijt maakt
il te fasse de nouveau un reproche.
31
diensthoofd
chef de service
32
5 Op dit ogenblik weet ik daar geen enkel zinnig antwoord op.
a. En ce moment-ci je n’y ai aucune réponse sensée
33
de deelnemers aan het congres
a. Les participants au congrès
34
Ga niet weg voordat ze u gesproken hebben.
Ne vous en allez pas avant qu’ils vous aient parlé.
35
een plein
une place
36
de apotheker
le pharmacien
37
op de grote markt
sur la Grand-Place
38
afgesproken
s'être donner rendez-vous
39
net (tijd)
venir de
40
op de trein stappen
monter dans le train
41
getrouwd
s'être marié
42
zich vestigen
s'établir
43
het is brugge
c'est Bruges
44
een toren
une tour
45
landen
atterrir
46
tandpasta
le dentifrice
47
aan tafel
à table
48
aan deze kant
de ce côté-ci
49
dichtbij
près d'ici
50
hoestpastilles
pastilles contre la toux
51
verzekeringskantoor
l’agence d'assurances
52
bovenaan
en haut
53
trappenhal
l'escalier
54
onderaan
en bas
55
vlakbij
tout près
56
opteren
opter
57
ingrijpend
invasif
58
voorgesteld
proposé
59
vuile lakens
des draps sales
60
helemaal niet vriendelijk
gentille du tout
61
eens
un peu
62
wel
bien
63
een stad
une ville
64
lievelingsstad
ma ville préférée
65
besmettelijk
contagieuse
66
bewegen
bouger
67
hartafwijkingen
des anomalies du coeur
68
tamelijk
assez (plutôt)
69
41. Eergisteren was het erg druk.
a. Avant-hier, c’était une journée très chargée
70
de spoeddienst
le service des urgence
71
het operatiekwartier
le bloc opératoire
72
op zijn zij
sur le côté
73
ook niet
non plus
74
misverstanden
malentendu
75
betogen
manifesteren
76
arbeidsvoorwaarden
conditions de travail (fem?)
77
zeker
certainement
78
omgaan met
fréquenter de
79
ijzel
verglas
80
aanpak
approche
81
zin hebben
avoir envie
82
steun
soutien
83
op tijd
à temps
84
als een jaar geleden
qu’il y a un an
85
griepvaccins
vaccins contre la grippe
86
rond
vers
87
langsgaan
rendre visite
88