Fälle: Rektion der Präpositionen Flashcards
(37 cards)
1
Q
anlässlich
A
Genitiv
naar aanleiding van, ter gelegenheid van
2
Q
infolge
A
Genitiv
ten gevolge van
3
Q
statt / anstatt
A
Genitiv
in plaats van
4
Q
trotz
A
Genitiv
ondanks
5
Q
während
A
Genitiv
tijdens
6
Q
wegen
A
Genitiv
wegens, vanwege
7
Q
innerhalb, außerhalb
A
Genitiv
binnen, buiten (plaats en tijd)
8
Q
diesseits, jenseits
A
Genitiv
aan deze kant van, aan de andere kant van
9
Q
nördlich, südlich usw.
A
Genitiv
ten noorden, ten zuiden, etc. van
10
Q
mit
A
Dativ
met
11
Q
nach
A
Dativ
na, naar
12
Q
bei
A
Dativ
bij
13
Q
seit
A
Dativ
sinds
14
Q
von
A
Dativ
van, door
15
Q
zu
A
Dativ
tot
16
Q
entgegen
A
Dativ
tegemoet, in tegenstelling tot
17
Q
außer
A
Dativ
behalve
18
Q
aus
A
Dativ
uit
19
Q
gemäß
A
Dativ
in overeenstemming met
20
Q
gegenüber
A
Dativ
tegenover
21
Q
durch
A
Akkusativ
door
22
Q
für
A
Akkusativ
voor
23
Q
ohne
A
Akkusativ
zonder
24
Q
um
A
Akkusativ
om
25
gegen
Akkusativ
tegen
26
bis
Akkusativ
tot
27
wider
Akkusativ
tegen (iets in, meestal in vaste uitdrukkingen)
28
entlang
Akkusativ
langs
29
an
Wechselpräposition
aan
30
auf
Wechselpräposition
op
31
hinter
Wechselpräposition
achter
32
neben
Wechselpräposition
naast
33
in
Wechselpräposition
in
34
über
Wechselpräposition
over, boven
35
unter
Wechselpräposition
onder
36
vor
Wechselpräposition
voor
37
zwischen
Wechselpräposition
tussen