filosofie Flashcards

(38 cards)

1
Q

ethiek

A

de leer van goed en kwaad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

moraal

A

het geheel van waarde en normen die als nastrevingswaardig worden beschoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

moreel

A

wat goed is vanuit een bepaalde ethische argumentatie of theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

imoreel

A

wat slecht is vanuit een bepaalde ethische argumentatie of theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

amoreel

A

een handeling waar er geen morele waarden en normen op het spel staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

rationalisten

A

filosofen die hun argumenten alleen op het rede steunen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

empiristen

A

filosofen die ook beroep doen op zintuigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

substantie

A

vorm van bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

monisme

A

filosofische stromieng die stelt dat er maar 1 substandie is zinder spilitsing tussen lichaam en geest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vrije wil

A

bewuste keuzes maken zonder enige dwang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

dwang

A

we spreken van dwang als je niet anders kan handelen dan je handelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

determinisme

A

de toestand op het heelal op een bepaald moment bepaalt de toestand op alle andere momenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

substantie

A

een vorm van bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

monisme

A

een filosofische stroming die stelt dat er maar 1 substantie is zonder splitsing tussen het lichaam en de geest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dualisme

A

een filosofische stroming die stelt dat er 2 substanties zijn : het lichaam en de geest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Het verschil tussen een dier en een mens volgens Aristoteles

A

dieren hebben geen VERSTANDELIJK denkvermogen

17
Q

Naar wat moet je kijken om te weten of een morele keuze of handeling goed of slecht

A

naar de intentie erachter of naar de gevolgen

18
Q

Gevolgen ethiek

A

Ethische theorieën die kijken naar gevolgen behoren tot gevolgen ethiek, hier is enkel het resultaat van belang.

19
Q

intentie ethiek

A

Ethische theorieën die kijken naar de intentie behoren tot intentie-ethiek, hier is enkel de intentie belangrijk

20
Q

plichtsethiek

A

Volgens Kant moet het rede moet beslissen of iets moreel goed of slecht is.
Je plicht moet morele regels volgen door je rede.

21
Q

imperatief defenitie

A

Iets verplichtends doen

22
Q

maxime

A

morele regels, die voor IEDEREEN moeten gelden

23
Q

instrumentele waarde

A

middel om een doel te bereiken

24
Q

intrinsieke waarde

A

wat waardevol is op zichzelf en niet wordt gebruikt om een ander doel te bereiken

25
2 soorten imperatieven
Hypothetische imperatief en categorische imperatief
26
wanneer doe je aan gevolgen ethiek
Door enkel naar de uitkomst van te kijken
27
wat is utilitarisme
een gevolgen ethiek waar enkel naar de uitkomst word gekeken om na te gaan of iets moreel goed is
28
antropologische filosofie
filosofische studie over de mens
29
filosofie
wetenschap waar het denken centraal staat
30
waarde
ideale en motieven die als nastrevingswaardig worden beschoud
31
normen
gedragsregels die in een groep of maatschappij gelden, gebaseerd op waarde
32
Categorische imperatief
regels die je moet volgen ongeacht de verlangens , het is je plicht om moreel te handelen
33
hypothetische imperatief
dingen die je moet doen om iets te bereiken
34
lichamelijke gezondheid verkrijg je door
je noodzakelijke verlangens te bevredigen
35
verlangens die niet noodzakelijk zijn
verstoren de gemoedsrust
36
Hoe komt descartes op de 1ste zekerheid
Ik denk dus ik ben , Hij is zeker dat hij twijfelt maar dat overtreft alle scenarios
37
Op wat vertrouwt descartes
Hij vertrouwt NIET op zijn zintuigen mar wel op zijn rede.Hij is een rationalist
38
In wat geloofde spinoza
in een wereld waar alles mechanisch werkt volgens natuurwetten