Food Flashcards
(37 cards)
1
Q
vegetables
A
de groente
2
Q
bread
A
het brood
3
Q
slice of bread
A
de boterham
4
Q
peanut butter
A
de pindakaas
5
Q
coffee
A
de koffie
6
Q
tea
A
de thee
7
Q
potato
A
de aardappel
8
Q
beer
A
het bier
9
Q
wine
A
de wijn
10
Q
meat
A
het vlees
11
Q
chicken
A
de kip
12
Q
there
A
daar
13
Q
carrot
A
de wortel
14
Q
sausage
A
de worst
15
Q
garlic
A
de knoflook
16
Q
lettuce
A
de sla
17
Q
cucumber
A
de komkommer
18
Q
tomato
A
de tomaat
19
Q
onion
A
de ui
20
Q
egg
A
het ei
21
Q
soup
A
de soep
22
Q
rice
A
de rijst
23
Q
salt
A
het zout
24
Q
sugar
A
de suiker (“saukr”)
25
apple
de appel
26
banana
de banaan
27
orange
de sinaasappel
28
lemon
de citroen
29
melon
de meloen
30
raspberry
de framboos
31
strawberry
de aardbei
32
fish
vis
33
dairy
zuviel
34
rice
rijst
35
bottle
fles
| flessen
36
cookies
koekjes
37
party
feest
