Brainscape's Knowledge GenomeTM


Top Flashcards (Certified)
All Flashcards

5BTChampion > Fr argent > Flashcards

Fr argent Flashcards

(64 cards)

Start Studying
1
Q

het geld

A

l’argent - les sous

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het kleingeld

A

la monnaie - les pièces de monnaie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een biljet

A

un billet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

cash

A

le liquide - les espèces - le cash

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

cash betalen

A

payer en espèces / cash

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

geld op zak hebben

A

avoir de l’argent sur soi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

blut zijn / geen geld hebben

A

ne pas avoir un rond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kopen / verkopen

A

acheter / vendre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de aankoop / de verkoop

A

l’achat / la vente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

geld kosten

A

coûter de l’argent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

duur / goedkoop zijn

A

être cher / bon marché

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de lage / hoge prijs

A

le prix bas / élevé

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het tarief

A

le tarif

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

stijgen / dalen

A

augmenter / diminuer, baisser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

sparen / uitgeven

A

épargner - économiser / dépenser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

besparen

A

faire des économies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

geld opzij zetten

A

mettre de l’argent de côté

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

spaarzaam / koopgraag zijn

A

être économe / dépensier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

gierig / vrijgevig zijn

A

être avare / généreux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

zijn geld beheren - het geldbeheer

A

gérer son argent - la gestion de l’argent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

inkomsten hebben - betaald worden

A

avoir des revenus - être rémunéré / payé

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

geld verdienen

A

gagner de l’argent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

een salaris / loon ontvangen

A

recevoir un salaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

het minimumloon

A

le smic

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
zakgeld krijgen
recevoir de l'argent de poche
26
moeite hebben om rond te komen
avoir du mal à joindre les deux bouts
27
financiële problemen hebben
avoir des problèmes financiers
28
in financiële onzekerheid leven
vivre dans la précarité/ lapauvreté
29
een onzekere job hebben
avoir un job précaire
30
een studentenjob doen
faire un job d'étudiant / un petit boulot
31
de bankkaart - de kredietkaart
la carte bancaire - la carte de crédit
32
de visa-kaart
la carte bleue
33
met de kaart betalen
payer par carte
34
de contactloze betaling / met de gsm
le paiement sans contact / mobile
35
de bankrekening
le compte en banque
36
de zichtrekening
le compte à vue / courant
37
de spaarrekening
le compte / le livret d'épargne
38
de gemeenschappelijke rekening
le compte commun
39
de intrestvoet - het percentage
le taux d'intérêt - le pourcentage
40
geld opbrengen
rapporter de l'argent
41
onder nul / in het rood staan
être à découvert / dans le rouge
42
geld afhalen aan de geldautomaat
retirer de l'argent au distributeur
43
geld op zijn rekening zetten
mettre / déposer de l'argent sur son compte
44
geld op zijn rekening zetten
alimenter son compte
45
een betaling uitvoeren
faire un paiement / un virement
46
geld geven aan een goed doel
faire un don à une association
47
geld lenen - een lening aangaan
emprunter de l'argent - prendre un crédit
48
geld lenen
prêter de l'argent
49
schulden hebben - een schuld
avoir des dettes - une dette
50
geld terugbetalen / teruggeven
rembourser / rendre de l'argent
51
de belastingen
les impôts
52
het BTW-tarief
le taux de TVA
53
de fiscus
le fisc - l'administration
54
de inkomensbelasting
es impôts sur le revenu
55
de belastingsfraude
la fraude fiscale
56
een fiscale controle - fiscale controles
un contrôle fiscal - des contrôles fiscaux
57
investeren
investir
58
een rendabele investering
un investissement rentable
59
een veilige / risicovolle belegging
un placement sécurisé / risqué
60
de beurs - de aandelen
la bourse - les actions
61
een project financieren
financer un projet
62
de schulden
la dette
63
koopkracht
le pouvoir d'achat
64
intrest
les intérêts

5BTChampion (7 decks)

Brainscape helps you reach your goals faster, through stronger study habits.
© 2025 Bold Learning Solutions. Terms and Conditions