unit 1 english Flashcards
(97 cards)
1
Q
aanstellen
A
to appoint
2
Q
evalueren
A
to assess
3
Q
een sollicitatiegesprek houden
A
to interview
4
Q
aanwerven
A
to recruit
5
Q
aanwerving
A
recruitment
6
Q
ermee aan de slag gaan
A
to run with something
7
Q
een strikte aanwervingsprocedure
A
a rigorous hiring process
8
Q
een schoolhoofd
A
a principal
9
Q
een schooldirecteur
A
a headmaster
10
Q
het ondersteunend personeel
A
the support staff
11
Q
het lerarenkorps
A
the teaching staff
12
Q
werkzaam zijn
A
to be employed
13
Q
tewerkstelling
A
employment
14
Q
een werknemer
A
an employee
15
Q
een werk gever
A
an employer
16
Q
solliciteren
A
to apply
17
Q
een sollicitant
A
an applicant
18
Q
een sollicitatie
A
an application
19
Q
een kandidaat-leraar
A
a prospective teacher
20
Q
bijdragen
A
to contribute
21
Q
inspraak hebben in
A
to have a voice in
22
Q
betrokken zijn bij
A
to be involved
23
Q
in de jury zitten
A
to be on a panel
24
Q
variëren in leeftijd
A
to range in ages
25
wederzijds respect mogelijk maken
to allow for mutual respect
26
een verstandhouding krijgen
to develop a rapport
27
aftasten
to explore
28
weerspiegelen
to mirror
29
bekommernissen oproepen
to raise concerns
30
toegankelijk
approachable
31
tactvol
tactful
32
begripvol
sympathetic
33
streng
severe
34
deskundig
knowledgeable
35
goed zijn in
to be great at
36
iets grondig beheersen
to have a thorough command of something
37
bekwaam
capable
38
storend gedrag weten aan te pakken
to manage disruptive behaviour
39
goed omgaan met
to deal well with
40
vindingrijk
resourceful
41
vernieuwende lesmethoden
innovative teaching methods
42
tot leven brengen
to bring to life
43
krachtig, levendig
vivid
44
zich betrokken voelen bij
to engage with
45
ispirerend, bezielend
inspiring
46
aanmoedigend
encouraging
47
geestigheid
wit
48
humor
humour
49
boos reageren
to react angrily
50
doelen stellen
to set goals
51
horizonten verbreden
to expand horizons
52
verbazen
to make eyes widen and mouths drop
53
de kijk veranderen
to change perspective
54
iemand zich op het gemak doen voelen
to make somebody feel comfortable
55
op noden reageren
to respond to needs
56
oefenen
to practise
57
kennis verwerven
to acquire knowledge
58
vaardigheden
skills
59
samenwerken
to cooperate
60
de regels gehoorzamen
to obey the rules
61
oefeningen maken
to do exercises
62
opdrachten afwerken
to complete tasks
63
plichtsbewust
dutiful
64
informatie verwerken
to process information
65
opnieuw bekijken
to review
66
verhogen, verbeteren
to enhance
67
motivatie
motivation
68
gemotiveerd
motivated
69
instructies negeren
to ignore instructions
70
instructies opvolgen
to follow instructions
71
respectloos zijn
to be disrespectful
72
beledigende taal gebruiken
to use offensive language
73
kleuterschool
nursery school
74
lagere school
primary school
75
middelbaar onderwijs
secondary school
76
onafhankelijk
independent
77
gemengd, jongens en meisjes
co-educational
78
een kostschool, internaat
a boarding school
79
een middelbare school die alle leerlingen toelaat
a comprehensive school
80
een school die leerlingen selecteert via toetsen
a selective school
81
buitenschools
extra-curricular
82
inclusief, open
inclusive
83
een privéschool
a public school
84
exclusief
exclusive
85
inschrijvingsgeld
a fee
86
onderwijs
tuition
87
kost en inwoon
board
88
een studieprogramma, leerplan
a curriculum
89
een beleid
a policy
90
gedragsregels
rules of conduct
91
nablijven
detention
92
niet slagen
to fail
93
slagen
to pass
94
een studiebegeleider
a tutor
95
herhalen, opnieuw studeren
to revise
96
een leraarskamer
a staffroom
97
een speelplaats
a playground
