Framing Flashcards

(4 cards)

1
Q

Stap 1: Zoek beeldspraak of krachtige taal

A

Let op:

Metafoor (“U rijdt blind op een muur af”)

Vergelijkingen (“de strijd tegen corona”)

Slogans of herhaalde woorden

Overdrijving of polarisatie (“flutbeleid”, “ik ben het zat”)

👉 Vraag jezelf af: Wat zegt deze taal over hoe het probleem wordt neergezet?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stap 2: Bepaal wat het ‘probleem’ is

A

Bijvoorbeeld:

De asielinstroom

Corona

Economische ongelijkheid

👉 Vraag: Welk beeld wordt daarbij opgeroepen? Is het een bedreiging? Een crisis? Een wedstrijd? Een erfenis van een ander?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stap 3: Zoek de waarde die ermee verbonden is

A

Denk aan waarden als:

Veiligheid

Gelijkheid

Rechtvaardigheid

Economisch verstand

Saamhorigheid

Vrijheid

👉 Vraag: Welke waarde probeert de spreker te beschermen of bekritiseren?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stap 4: Kijk naar de oplossing die ermee gepresenteerd wordt

A

Een frame is vaak bedoeld om een bepaalde aanpak of beleid te rechtvaardigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly