SCHEMAS Flashcards
(3 cards)
1
Q
Beantwoording schema’s toelichting
A
- Zijn de letters nevenschikkend of meervoudig?
- Waarom is er sprake van een meervoudig verband of nevenschikkend verband
- Aan wat zijn de letter(s) eventueel onderschikt?
- Waarom is de letter onderschikt aan de andere letter?
2
Q
Tegenstelling (maar, maar, echter. toch. daarentegen, evenwel, desondanks, niettemin, hoewel)
Feit-norm= de feit is de regel, de norm is de kwalificatie (gedraging) van de regel.
A
Tegenstellingen en Feit-norm zijn altijd nevenschikkend aan elkaar als argumenten.
3
Q
A