Frans in het ziekenhuis 11 Flashcards
(136 cards)
1
Q
Een inlichting
A
Un renseignemeng
2
Q
OCMW
A
CPAS (Centre Public d’Assistance Sociale)
3
Q
Een gemeente
A
Une commune
4
Q
De hulp
A
L’aide
5
Q
De sociale verpleegkunde
A
La santé communautaire
6
Q
Zich voorstellen
A
S’imaginer
7
Q
Kennen
A
Connaître
8
Q
Deeltijds werken
A
Travailler à temps partiel
9
Q
Ik zorg ervoor
A
Je m’en occupe
10
Q
Een ruzie
A
Une dispute
11
Q
Een oplossing
A
Une solution
12
Q
Opluchten
A
Soulager
13
Q
Zich zorgen maken
A
S’inquiéter
14
Q
Ongerust maken
A
Inquiéter
15
Q
Zich richten tot
A
S’adresser à
16
Q
Zorgen voor
A
S’occuper de
17
Q
Dringend
A
Urgent
18
Q
Op straat zijn/belanden
A
Être/se retrouver à la rue
19
Q
Zich in een moeilijke situatie bevinden
A
Être dans une situation difficile
Être en difficulté
20
Q
Maak u geen zorgen
A
Ne vous inquiétez pas
21
Q
Alle soorten problemen
A
Toutes sortes de problèmes
22
Q
Waar is dat?
A
Où ça se trouve?
23
Q
Buiten
A
Dehors
24
Q
Onmiddellijk
A
Toute de suite
25
Een valpartij
Une chute
26
De verpleegster/verpleger van dienst
L’infirmièr(e) de service
27
De buur
Le voisin
28
Een sessie
Une séance
29
De vinger
Le doigt
30
De elleboog
Le coude
31
Voorschrijven
Prescrire
32
Oefenen
Exercer
33
Veronderstellen
Supposer
34
Afgezien daarvan, voor de rest
À part ça
35
Ik ben naar u gekomen
Je suis venu vous voir
36
Nodig hebben
Avoir besoin de
37
Naar (uw) huis gaan
Rentrez chez vous
38
In staat zijn om
Être en état de + INF
39
Er is niets aan te doen
Ik n’y a rien à faire
40
De hulp
De l’aide
41
Revalidatie
De la rééducation
42
De herstelperiode
La convalescence
43
Het herstel
Le rétablissement
44
Een residentiële zorginstelling
Une maison de convalescence
45
Het comfort
Le confort
46
De zorg, de verzorging
Le soin
47
Het personeel
Le personnel
48
Een lijst
Une liste
49
Een instelling
Un établissement
50
Een verblijf
Un séjour
51
Een zorgverblijf
Un séjour de soins
52
Verplegen, opnemen
Hospitaliser
53
Krijgen
Recevoir
54
Bieden
Offrir
55
Aanduiden
Indiquer
56
Volledig
Complet
57
Talrijk
Nombreux/se
58
Opgeleid
Qualifié
59
Erkend door een socialezekerheidsinstelling
Conventionné
60
Een psychose doormaken
Faire un psychose
61
Inderdaad
En effet
62
Naar (haar) huis gaan
Rentree chez elle
63
Een revalidatie doen
Faire de la rééducation
64
Het is daarom dat ik u doen komen heb
C’est pour cela que je vous ai fait venir
65
Dat is te duur, dat komt te duur uit
Cela revient trop cher
66
Zijn herstelperiode doorbrengen
Passer sa convalescence
67
Een gespecialiseerde instelling
Une maison spécialisée
68
Het modernste comfort
Le dernier confort
69
Dit soort verblijf
Ce type de séjour
70
Echt
Vraiment
71
Voor zolang
Pendant aussi longtemps
72
Tot
Jusqu’à
73
Stoppen met + INF
Arrêter de + INF
74
Zich verwijderen
S’éloigner
75
Een voedingsmiddel
Un aliment
76
De vezel
La fibre
77
Gebruiken
Consommer
78
Met mate
Avec modération
79
Ten minste
Au moins
80
Het vet
La graisse
81
Vermijden
Éviter
82
Beperken
Limiter
83
Zich beschermen
Se protéger
84
Een hoed
Un chapeau
85
Een zonnecrème
Une crème solaire
86
De beschermingsfactor
Le facteur de protection
87
In verband met
À propos de
88
De opsporing
Le dépistage
89
De baarmoederhals
Le col de l’utérus
90
Het venster
La fenêtre
91
De slaap
Le sommeil
92
Een inspanning
Un effort
93
Het verschil
La différence
94
Het ontbijt
Le petit déjeuner
95
De maaltijd
Le repas
96
De weegschaal
La balance
97
Het gezichtsvermogen
La vision
98
Een verlicht scherm
Un écran lumineux
99
Een positie
Une position
100
Een oog
Un œil
101
De kleurenblindheid
Le daltonisme
102
Een cijfer
Un chiffre
103
Een koptelefoon
Un écouter
104
De klank
Le son
105
Een oor
Une oreille
106
De pot
Le pot
107
Een wasbak
Un évier
108
Verluchten
Aérer
109
Moeite hebben om + INF
Avoir du mal à + INF
110
Zich haasten
Se dépêcher
111
Zijn tanden poetsen
Se brosser les dents
112
Klimmen
Monter
113
Zich goed rechthouden
Se tenir bien droit
114
Meten
Mesurer
115
Tonen
Montrer
116
Bedekken
Cacher
117
Lezen
Lire
118
Zitten
S’asseoir
119
Iemand uitlachen
Se moquer de quelqu’un
120
Zich vergissen
Se tromper
121
Tussenkomen
Intervenir
122
Beoordelen
Juger
123
Open
Ouvert
124
Zuur
Sur
125
Verschillend
Différent
126
Draagbaar
Portable
127
‘S morgens en ‘s avonds
Matin et soir
128
Van ver
De loin
129
In alle richtingen
Dans tous les sens
130
Zo vroeg
Si tôt
131
Vroeger
Plus tôt
132
Tussen
Entre
133
Ongeveer
À peu près
134
Boven
Au-dessus
135
Onder
Au-dessous
136
Niemand
Ne ... personne
