Frans So Flashcards
(139 cards)
1
Q
Hallo, goedendag
A
Bonjour
2
Q
Iedereen
A
Tout le monde
3
Q
Zegt
A
Dit
4
Q
Bedankt
A
Merci
5
Q
Erg, heel
A
Très
6
Q
Goed
A
Bien
7
Q
Zit
A
s’assoit
8
Q
Hier
A
Ici
9
Q
Hoofd
A
Tête
10
Q
Dat, het
A
Ça
11
Q
Dat is , het is
A
C’est
12
Q
Een ( vrouwelijk )
A
Une
13
Q
Opent
A
Ouvre
14
Q
Sluit, doet dicht
A
Ferme
15
Q
De, het ( vrouwelijk )
A
La
16
Q
Engels
A
Anglais
17
Q
De, het ( mannelijk )
A
Le
18
Q
Frans
A
Français
19
Q
Rent
A
Court
20
Q
Springt
A
Saute
21
Q
Loopt
A
Marche
22
Q
Neemt, pakt
A
Prend
23
Q
Zak
A
Poche
24
Q
Aantrekt, zet
A
Met
25
Over ( tijd ), in ( plaats )
Dans
26
Praat, spreekt
Parle
27
In ( taal )
En
28
Niet, geen
Pas
29
Stopt
Arrête
30
Jij, je
Tu
31
Bent
Es
32
Is
Est
33
Komt
Vient
34
Van
De
35
Klas
Classe
36
Begint
Commence
37
Fantastisch, geweldig
Fantastique
38
Nu
Maintenant
39
Slechts, alleen maar
Seulement
40
Alle ( mannelijk )
Tout
41
Alle ( vrouwelijk )
Toute
42
Tijd
Temps
43
Dus, dan
Alors
44
En
Et
45
Gaat
Va
46
Ik
Je
47
Heet ( ik )
M’appelle
48
Mevrouw
Madame
49
Meneer
Monsieur
50
Jou, jij
Toi
51
Hoe
Comment
52
Heet ( jij )
t’appelles
53
Het gaat
Ça va
54
Slecht
Mal
55
Zo zo, matig
Comme ci, comme ça
56
Dit zeg je voor een vraag
Est-ce que
57
Maakt/doet
Fait
58
De ( meervoud )
Les
59
Actie
Action
60
Met
Avec
61
Nee
Non
62
Maar
Mais
63
Ja
Oui
64
Pardon, sorry
Pardon
65
Zij, ze
Elle
66
Heet ( hij/zij )
s’appelle
67
Hij, het
Il
68
Wanneer
Quand
69
Eindigt
Finit
70
Tot ziens
Au revoir
71
Water
Eau
72
Als
Si
73
Wil
Veut
74
Gaan
Aller
75
Toilet
Toilettes
76
Kan
Peut
77
S’il te plaît
Asjeblieft
78
Velletje papier
Feuille de papier
79
Leest
Lit
80
Naar
à
81
Huis
Maison
82
Waar
Où
83
Ben
Suis
84
Vandaag
Aujord’hui
85
Niet
Ne
86
Werk/werkt
Travaille/Travail
87
Moet
Doit
88
Staat op
Se lève
89
Geen dank, graag gedaan
De rien!
90
Valt
Tombe
91
Lacht
Rit
92
Stoel
Chaise
93
Op
Sur
94
Of
Ou
95
Snel
Vite
96
Langzaam
Lentement
97
Speelt
Joue
98
Kaart
Carte
99
Kijkt
Regarde
100
Slaat, klopt
Frappe
101
Persoon
Personne
102
Kiest
Choisit
103
Twee
Deux
104
Ander, andere
Autre
105
Geeft
Donne
106
Omdat
Parce que
107
Schrijft
Écrit
108
Een ( mannelijk )
Un
109
Toets
Test
110
Étudie
Studeert
111
Maandag
Lundi
112
Dinsdag
Mardi
113
Woensdag
Mercredi
114
Donderdag
Jeudi
115
Vrijdag
Vendredi
116
Zaterdag
Samedi
117
Zondag
Dimanche
118
Sectie
Section
119
Wat
qu’est-ce
120
Onthoudt
Mémorise
121
Potlood
Crayon
122
Mijn
Mon
123
Jouw
Ton
124
Naam
Nom
125
Kluisje
Devoirs
126
Januari
Janvier
127
Februari
Février
128
Maart
Mars
129
April
Avril
130
Mei
Mai
131
Juni
Juin
132
Juli
Juillet
133
Augustus
Août
134
September
Septembre
135
Oktober
Octobre
136
November
Novembre
137
December
Décembre
138
Kluisje
Casier
139
Agenda
Agenda
