Geneeskunde 2B2 HC week 3 - 1 t/m 4 Flashcards

1
Q

Wat is er mis gegaan bij een multipel myeloom (MM)/ziekte van Kahler?

A

Afwijkende plasmacel, die ontwikkelt uit de lymfoïde cel, krijgt klonale proliferatie en gaat afwijkende antistoffen produceren –> deze zijn niet functioneel en verdringen de goed functionerende antistoffen
- 1 type immunoglobuline wordt teveel geproduceerd, bijv. IgGkappa (meeste), IgAkappa, IgGlambda, IgAlambda, monoklonaal eiwit wordt het M-proteïne genoemd
- normaal zijn er polyklonale plasmacellen en nu abnormale monoklonale plasmacellen
- eerste afwijkende klasse switch (hit) leidt tot een monoklonale gammapathie (unknown significance (MGUS)), bij de tweede hit ontstaat een asymptomatisch (smouldering) myeloom (1% van MGUS per jaar ontwikkelt zich tot een MM), na meerdere hits ontstaat een plasmacel leukemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn symptomen en hun oorzaken bij MM?

A
  • Anemie (beenmergverdringing)
  • Dorst (hypercalciëmie)
  • Infecties (immuundeficiëntie, IgG)
  • Kromme rug (wervelinzakkingen)
  • Nierinsufficiëntie (cast nefropathie)
  • Pijn in het skelet (afbraak van het bot als gevolg van de tumor)
  • Vermoeidheid (ziekte, anemie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe is de behandeling van een myeloom?

A

Niet alle myelomen worden behandeld, alleen bij de volgende symptomen: hypercalciëmie, nierinsufficiëntie, anemie, botlaesies (CRAB: calcium, renal, anemia, bone)

Patiënten <65 jaar worden met 4-5 kuren chemotherapie en een autologe SCT –> heel veel nieuwe middelen de laatste jaren die zeer effectief zijn
- 80-90% respons, 20-40% complete remissie (afwezigheid van M-proteïne en geen plasmacellen in het beenmerg)
- ziektevrije overleving; ong. 3 jaar
- mediane overleving: ong. 7 jaar (was eerst 60 maanden), bij afwezigheid van ongunstige factoren (ISS, cytogenetica) 7-10 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe is de diagnostiek van een MM?

A
  • bloedonderzoek: bloedbeeld, eiwitspectrum (M-proteïne), serum/urine vrije lichte ketens, β2-microglobuline, nierfunctie, calcium, albumine
  • CT-scan: beoordelen van het skelet en zoeken naar laesies
  • beenmergonderzoek: morfologie, immunofenotypering
  • FISH/karyotypering

–> hoeveelheid immunoglobulinen bepalen om ziektebeloop in de gaten te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is pneumokokken (S. pneumoniae) en welke soorten infecties kan het veroorzaken?

A

Zit bij veel mensen in de keel en als het verplaats (kan op ieder moment) kan het een infectie veroorzaken, zoals:
- pneumonie
- cellulitis
- endocarditis/pericarditis
- meningitis/hersenabces
- osteomyelitis
- otitis media
- peritonitis
- pleura empyeem
- primaire bacteriëmie
- septische artritis
- tracheobronchitis

Invasieve pneumokokken ziekte (IPD)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de kenmerken van S. pneumoniae en hoe ontwijkt deze het immuunsysteem?

A

Grampositieve kokken die altijd met 2 bij elkaar liggen, hebben een kapsel en hierdoor kunnen macrofagen de pneumokok niet goed vernietigen

Voor het afbreken van een micro-organisme met kapsel zijn opsoninen nodig:
- IgG: afwijkingen zijn een hypogammaglobulinemie
- Complement: werkt beter dan IgG, ziektes; te weinig aanmaak is heel zeldzaam (aangeboren/verworden), wel kan het dat er teveel gebruik is door hele erge infecties of auto-immuunziektes
–> optimale opsonisatie bij IgG en complement samen, zonder aanwezigheid van opsoninen wel een binding maar deze is erg zwak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kan een tekort aan immunoglobulinen worden veroorzaakt door een probleem met de milt?

A

Milt: werkt als een zeef en haalt (halve) bacteriën uit de circulatie, bij een slecht werkende milt heb je een veel slechtere pneumokokken infectie, ook maakt de milt IgG en als dit bij Kahler verstoord (–> minder goede afweer), categorieën van afwijkingen:
- geen milt: aangeboren, na splenectomie
- geen goed functionerende milt: functioneel aspleen/sikkelcelziekte (klontering van cellen en hierdoor verschrompeling van de milt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn risicofactoren voor een pneumokokken infectie?

A
  • hypogammaglobulinemie: common variable immunodeficiency, selectieve IgG subklasse deficiëntie, MM, CLL, non-hodgkin lymfoom
  • complementdeficiëntie
  • splenectomie: functionele hyposplenie, sikkelcelziekte
  • HIV-infectie
  • corticosteroïden
  • systeemziekten: DM, levercirrose, nierinsufficiëntie
  • alcoholisme, drugsgebruikers
  • ondervoeding
  • decompensatio cordis
  • chronische respiratoire aandoeningen
  • influenza
  • roken
  • ouderdom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe behandel je pneumokokken infecties?

A

Met penicilline
- bacteriën worden langzaam resistent, vooral in Mediterane landen, maar in NL valt het erg mee (resistentie level (%) ook erg laag t.o.v. andere antibiotica)
- heeft het smalste spectrum dus de bacteriën zijn voor meer groepen antibiotica heel gevoelig

Evt. ook met erytromycines en tetracyclines, maar wel veel sneller resistentie tegen deze varianten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is er mogelijk in de preventie van pneumokokken?

A
  1. Profylaxe (penicilline/amoxicilline)
  2. Antibiotica op zak (amoxicilline, claritromycine)
  3. Pneumokokken vaccinatie: pneumovax (23-valent polysaccharide vaccin), prevenar 7 (7-valent conjugaatvaccin), prevenar 13/ (13/15-valent conjugaatvaccin) –> polysacchariden gekoppeld aan suikerstaarten (niet bij kleine kinderen (afweer niet rijp genoeg), bij volwassenen ook slechtere reactie, bevat wel de meeste typen) en conjugaten gekoppeld aan eiwitten (betere respons, bevat minder stammen, meer antistof aanmaak)
  4. Immunoglobulinen (IVIG) toedienen (van bloeddonoren, bijv. bij CLL)

Specifieke gevallen:
- splenectomie: antibiotica profylaxe voor 1 jaar, door veel meer kans op een overwelming pneumokokken infectie, hebben hierna altijd antibiotica op zak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de diagnostiek van pneumokokken?

A

Gesteld m.b.v. een grampreparaat van sputum en een sputumkweek
–> bij geen ophoesten van sputum een urine antigeentest of een bloedkweek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een primaire immuundeficiëntie (PID/IEI)?

A

Meestal aangeboren afwijking van het immuunsysteem en erg zeldzaam
- oorzaak ligt in het immuunsysteem zelf door een genetisch defect –> vaak maar 1 specifiek deel aangedaan en 1 specifiek probleem (nu 200 genen bekend)
- de ziekten geven veel inzicht in het functioneren van het immuunsysteem (functie van een specifiek deel kan onderzocht worden)
- differentiatie van lymfatische lijn en myeloïde lijn kan op veel verschillende plaatsen defect zijn, meest voorkomend; antistofdeficiëntie (50%) met B-cel defect, auto-inflammatoire syndromen, auto-immuunziekten, immuundysregulatie syndromen
- sommige ziekten komen vaak voor bij jongens doordat deze genen op het X-chromosoom liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een secundaire immuundeficiëntie?

A

Oorzaak ligt buiten het immuunsysteem (bijv. aids, prednison gebruik, hematopoiëtische maligniteit, infectie, transplantatie)
- meestal verworven
- komen vrij frequent voor
- meestal is het immuunsysteem diffuus aangedaan waardoor meerdere functies gestoord zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de symptomen van immuundeficiënties?

A
  • infecties; type afhankelijk van type immuundeficiëntie
  • auto-reactiviteit (auto-antistoffen, auto-immuunziekte)
  • granuloomvorming
  • tumoren (vooral maligne lymfomen en leukemieën)

–> voor prognose een verschil tussen primaire en secundaire immuundeficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe verloopt het proces van diagnostiek van primaire immuundeficiënties en wat zijn de 11 kenmerken tijdens de klinische presentatie?

A

Klinische presentatie –> o.a. flowcytometrische analyse –> genetische analyse –> prognose en behandeling bepalen

Kenmerken:
- >4 nieuwe oorontstekingen <1 jaar
- Terugkerende diepe abcessen in de huid/organen
- >2 ernstige kaakholte en/of neusbijholten ontstekingen <1 jaar (snusinfecties)
- Hardnekkige schimmelinfecties op de huid of zweertjes in de mond
- >2 maanden AB voor kleine infecties met weinig effect
- Hardnekkige of terugkerende darminfectie
- >2 longontstekingen <1 jaar
- >2 ernstige/diepe infecties (meningitis sepsis)
- Groeiachterstand t.g.v. malabsorptie door dysbacteriose of infecties
- Infecties die alleen overgaan met i.v. antibiotica
- In de familie >1 patiënt met PID
–> ook dingen als; bronchiëctasieën, therapieresistente astma, infecties op ongebruikelijke plaatsen, onverwachte verwekkers, ernstig/langdurig beloop ziekte, recidiverende infectie met zelfde verwekker, consanguiniteit (bloedverwantschap), klein voorhoofd met bird-like face

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt flowcytometrisch onderzoek in?

A

Gericht onderzoek naar afweercellen en hun eiwitten:
- analyse van aantal lymfocyten subtypen (T-, B-, en NK-cellen): leeftijdsgebonden normaalwaarden; [T-/B-cellen] stijgen eerst veel en nemen na 2 jaar steeds verder af, [NK] is hoog bij geboorte en daalt hierna
- analyse van eiwitexpressie: kijken naar de ontwikkeling van cellen, B-cellen hebben markers CD10, CD19 en CD20 en je kan hierdoor kijken in welk stadium de B-cel zich bevindt, of gebruik van immunoglobulinen (vroege B-cellen brengen dit niet tot expressie)
- analyse van voorloper B-cel differentiatie in het beenmerg: als CD19 (B-cellen) en CD3 (T-cellen) afwezig zijn bij het beenmerg is er een gecombineerde SCID, bij afwezigheid van CD19 en aanwezigheid van CD20 zijn er wel B-cellen maar werken ze niet goed (signaal wordt niet gestuurd zonder CD19)
- analyse van perifere B-cel subsets: a.d.h.v. CD10 (onrijpe cellen) en CD20 (rijpe B-cellen), kan in het beenmerg of bloed (expressie moleculen op cellen), kijken naar geheugen B-cellen, plasmacellen transitionele B-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de relevantie van genetische analyse in PID patiënten?

A
  • geeft de exacte (moleculaire) diagnose
  • legt de basis voor adequate behandeling en prognose
  • biedt mogelijkheid voor lange-termijn preventiestrategie, ter beperking van complicaties en irreversibele orgaanschade
  • draagt bij aan therapietrouw en biedt mogelijkheden voor genetic counseling
  • is een vereiste voor gentherapie
18
Q

Hoe is genetische analyse uit te voeren en welke verschillende mutaties zijn hiermee te vinden?

A

Fluorescent sequencen van PCR producten: 1) PCR: amplificatie van exonen m.b.v. primers, 2) Sequencen van PCR producten (exonen en splice sites (overgangsgebied)), 3) cyclisch sequencen m.b.v. gelabelde nucleotiden –> hierna gevonden sequentie met standaard sequentie vergelijken

Soorten mutaties:
- Puntmutatie: veranderingen van 1 nucleotide, 1) silent mutatie (geen aminozuurverandering), 2) missense mutatie (aminozuur veranderd naar ziekmakend), 3) nonsens mutatie (naar stopcodon veranderd)
- Splice site mutaties: bevinden zich in het grensgebied van het exon en het intron
- Kleine deleties/inserties: vaak 1/enkele nucleotiden, kunnen de aminozuurvolgorde veranderen en/of het leesraam
- Grote deleties: aantonen m.b.v. PCR (een te kort/geen PCR-product) of Southern blotting

19
Q

Wat zijn de kenmerken van een SCID?

A

Severe Combined Immunodeficiency (SCID):
- afwezigheid van functionele T-cellen en NK-cellen
- gestoorde B-cel functie, zijn dus wel nog aanwezig
- verschillende varianten: T-B-NK+ (RAG1, RAG2, artemis), T-B+NK+ (IL7RA, CD3 ketens), T-B-NK- (ADA), T-B+NK- (IL2RG [X-geb.], JAK3)
- kan opgespoord worden met de hielprik –> te lage TREC’s (T-cel ontwikkeling kijken, circulaire delen worden uit de code geknipt tijdens VDJ-recombinatie), hierdoor vroege diagnose en behandeling en sterk verbeterde prognose (90% overleving) (bij late diagnose slechts 40%)

20
Q

Welke nieuwe ontwikkelingen zijn er voor genetische analyses?

A
  • Next generation sequencing (NGS): makkelijker en tegelijk sequentieanalyses opsporen, snelheid groter
  • 1 defect in het gen kan meerdere klinische symptomen veroorzaken (klinische heterogeniteit), maar meerdere defecten kunnen ook 1 symptoom veroorzaken (functionele test) –> ook kan eenzelfde PID gen verschillende effecten hebben (van heel mild tot extreem ernstig) (afhankelijk van restactiviteit RAG eiwit)
  • hielprikscreening: bijv. neonatale screening voor SCID, hierdoor veel betere prognoses van fatale immuunziekten
21
Q

Wanneer verdenk je iemand van een primaire/secundaire immuundeficiëntie?

A

Primair
- infecties >2x pneumonie of > 4 bacteriële infecties/jaar, bronchiectasie, therapie resistente astma
- infecties op onlogische plekken
- ongewone pathogenen (opportunistische)
- granulopene koorts

Secundair:
- chemotherapie
- nierinsufficiëntie (50% van de mensen op de transplantatielijst gaat dood aan een infectie)
- lever dysfunctie
- diabetes mellitus (schimmels en granulocyten stoornis –> indekken voor stafylokokken)
- leeftijd
- medicatie

22
Q

Welke verschillende groepen immuundeficiënties zijn er?

A
  • gecombineerde T- en B-lymfocyt deficiëntie
  • (predominante) antilichaam deficiëntie
  • defect van fagocyten
  • genetische afwijkingen met immuundysregulatie
  • defecten van congenitale immuunsysteem (receptoren en signaalmoleculen)
  • auto-inflammatoire ziekten
  • complementdeficiëntie
  • andere immuundeficiënties
23
Q

Wat is het verschil tussen een immunologische reactie, een auto-immuunziekte en een auto-inflammatoir syndroom?

A
  • Immunologische reacties: auto-antilichamen en auto-reactieve T-cellen tegen lichaamseigen componenten
  • Auto-immuunziekte: leidt tot structurele of functionele schade aan orgaanweefsels, ziekten die afhankelijk zijn van auto-reactieve B- of T-cellen worden geclassificeerd als auto-immuun
  • Auto-inflammatoire syndromen: ziekten die abnormale aangeboren immuunreacties omvatten zonder de betrokkenheid van auto-antilichamen of autoreactieve T-cellen
24
Q

Wat zijn klachten/symptomen bij een primaire immuundeficiëntie?

A
  • chronische diarree
  • chronische huidafwijkingen
  • groeistoornis (failure to thrive)
  • allergieën
  • auto-immuunziekten
  • auto-inflammatie ziekten
  • terugkerende huidabcessen of wratten
  • hepatosplenomegalie
  • vaccinatie complicaties (BCG)
  • dysmorfische kenmerken
  • terugkerende ontstekingen
25
Q

Welke infectie ziekte(s) past bij een deficiëntie van de onderstaande onderdelen:
- immunoglobuline
- complement (C2/C3 en C6-9)
- fagocyten
- T-lymfocyten ?

A
  • Immunoglobuline: H. influenzae, S. pneumonia, Entero viridae, Giardia lamblia –> terugkerende luchtweg- en KNO-infecties
  • Complement: C2/C3: H. influenzae, S. pneumonia, C6-9: N. meningitidis
  • Fagocyten: S. Aureus, K. pneumoniae, Candida, Aspergillus
  • T-lymfocyten: intercellulaire bacteriën; myobacteriën, Salmonella, Candida, Aspergillus, Cryptococcus, Pneumocystis, Toxoplasmose, viraal –> opportunistische infecties, malaise en failure to thrive
26
Q

Wat is een granulocytaire immuundeficiëntie?

A

Bij granulocytstoornissen terugkerende infecties van de huid, slijmvliezen, organen en het skelet
- kan door verschillende oorzaken; productie granulocyten verminderd, adhesie epitheel verminderd, chemotaxie verminderd (bijv. IL-17 deficiëntie), verminderde afbraak van bacteriën in de cel na fagocytose (–> granulomateuze ziekte)

27
Q

Wat is een neutropenie en welke indeling en oorzaken heeft dit?

A

Tekort aan granulocyten, kan persisterend zijn als hij constant blijft in de tijd
- mild: 1.0-1.5 x 10^9/L
- matig: 0.5-1.0 x 10^9/L
- ernstig: >0.5 x 10^9/L
–> halfwaardetijd is 6-7 uur in perifeer bloed en ze leven gemiddeld 1-2 dagen in weefsels

Oorzaken:
- hematogeen: congenitale neutropenie, myelodysplastisch syndroom, aplastische anemie, leukemie
- immunologisch/inflammatoir: auto-immuun neutropenie, cyclische neutropenie
- infectieus: malaria, CMV, sepsis
- reumatoïde afwijkingen: SLE, reumatoïde artritis
- voeding: te weinig aanmaak granulocyten (bijv. bij vitamine B12-deficiëntie)
- medicijnen/toxisch: antibiotica, pijnstillers, chemotherapie, antihypertensiva, anti-aritmica, neurologische middelen
- verminderde functie leukocyten: productie (verminderde aanmaak), migratie (leukocyt adhesie deficiëntie) of afbraak (verhoogde afbraak)

28
Q

Wat is en wat zijn kenmerken van chronic granulomatous disease (CGD):
- incidentie
- mechanisme
- infecties
- symptomen
- diagnose
- prognose
- behandeling ?

A
  • incidentie: 1:250.000, presentatie bij <2 jaar of soms volwassenen, vnl. mannen (X-gebonden) en 1/3 is een de novo mutatie
  • mechanisme: genetische afwijkingen in een van de complexen die NADPH vormen (66% in gp91^PHOX (X-linked) of autosomaal recessief –> normaal gaat bij herkenning van lichaamsvreemd materiaal de neutrofiele granulocyt superoxides maken met NADPH-complex (maakt elektronen vrij die op zuurstof worden geladen waaruit waterstofperoxide wordt gevormd), dus essentieel voor respiratory burst (snelle release ROS, superoxide radicalen en waterstofperoxide), cellen kunnen wel bacterie opnemen maar heel erg moeilijk afbreken
  • infecties: bacterieel (fagocytose is essentieel) of viraal (T-cellen en neutrofielen) –> granulamateus proces
  • symptomen: pijnlijke inflammatie bij de neusvleugel, groot granuloom in de nek, hevige gingivitis, oesofageale obstructie door een granuloom, recidiverende schimmel (aspergillus) en bacteriële (S. aureus) infecties, steriele abcessen soms secundair bacterieel geïnfecteerd, ongecontroleerde inflammatie in diverse organen, verminderde afweer (autoinflammatie en auto-immuniteit) of door Salmonella
  • diagnose: nitroblue tetrazolium test (NBT), aan neutrofiele granulocyt nitroblauw toevoegen, intracellulair superoxiden bij ongestoorde NADPH-oxidase activiteit, zetten nitroblauw om tot formazan (zwartblauw precipitaat)
  • prognose: overleving door de diepe abcessen in vitale organen slecht, 40-jaar nog 25% in leven (20-jaars overleving 20-50%), autosomaal recessieve mutatie beter dan X-gebonden, lage levenskwaliteit door bijv. verminderde inspanningstolerantie
  • behandeling: profylactisch antibiotica en anti-schimmel therapie, behandeling hyperinflammatie met immunosuppressie (steroïden en anti-TNF-alfa in IBD-like colitis), stamceltransplantatie is curatief, gentherapie
29
Q

Wat is en wat zijn de kenmerken van cyclische neutropenie?

A
  • voorkomen: autosomaal dominant, vermoedelijk door opportunistische infecties, door een mutatie in het neutrofiel elastase gen, 50-60% heeft ELANE mutatie (ernstige congenitale neutropenie en cyclische neutropenie), bij de rest is het gen onbekend
  • beloop: terugkomende ernstige neutropenie, duurt 3-6 dagen, komt elke 21 dagen, levensbedreigend zijn S. aureus en streptococcen infecties
  • klachten: gingivitis, stomatitis, cellulitis, congenitaal; oropharyngeale problemen, otitis media, luchtweginfecties, huidinfecties, ulcera, vroegtijdig botverlies, omphalitis (langdurige infectie na het afvallen v.d. navelstreng)
  • behandeling: toedienen G-CSF (stimuleert aanmaak neutrofielen) en curatief een stamceltransplantatie
30
Q

Wat zijn de kenmerken (mechanisme, klachten, behandeling) van een hyper-IgE syndroom (verhoogd IgE)/Job-syndroom?

A
  • mechanisme: genetische afwijking van STAT3 (transcriptiefactor voor activatie Th17-cellen), hierdoor minder IL-17 en slechtere bestrijding schimmelinfecties, ook granulocyten gaan minder goed bewegen
  • klachten: eczeem, schimmel, botfractuur, luchtweginfecties, candidiasis, aspergillosis, staphylococcus huidabcessen (en nierabcessen) –> IgE-waarden verhoogd (>2000 U/l)
  • behandeling: profylactisch toedienen van antibiotica
31
Q

Wat is leukocyten adhesie deficiëntie (LAD)?

A

Een verzwakte afweer door een slechte adhesie van leukocyten
- mechanisme: ontstaat door een mutatie in CD18
- consequenties: bij een neonaat waarschijnlijk ontsteking van de navel, hoge botdichtheid, gingivitis, terugkerende infecties (vnl. schimmel)
- behandeling: toedienen profylactische antibiotica, evt. beenmergtransplantatie

32
Q

Wat gebeurt er bij een IFN-gamma en IL-12 defect?

A

Infecties met atypische myobacteriën of tuberculose (typisch)
- behandeling: profylactische antibiotica met anti-myobacteriële therapie en suppletie IFN-gamma

33
Q

Hoe vaak komen kinderen met primaire immuundeficiënties (PID) voor?

A

In het Sophia 150 kinderen en hiervan is er geen een hetzelfde (geen typische patiënt)
- Tegenwoordig meer genetisch onderzoek en hierdoor meer diagnoses
- Niet goed/onvoldoende behandelde afweerstoornis gekenmerkt door veelvulidge en soms levensbedreigende infecties
- 50% van de PID zijn antistofdeficiënties

34
Q

Wat zijn de kenmerken van een antistofdeficiëntie?

A
  • Range tussen antistofdeficiënties van veel voorkomend en minder ernstig (selectieve IgA/IgM deficiëntie) tot minder voorkomend en heel ernstig (hyper IgM syndrome of Agammaglobulinemmie (XLA, CVID))
  • Worden veroorzaakt door een defect in B-cellen
    ~ vroege defecten: agammaglobulinemie, afwezige/lage B-cellen, helemaal geen aanmaak van antistoffen, weinig-geen antistoffen in het bloed, op vroege leeftijd ontdekt
    ~ late defecten: hypogammaglobulinemie, partiële antistof deficiëntie met normale of verhoogde B-cellen, klasse-switch defect, vervolgde maturatiestappen gaan niet goed, B-cellen zijn de meten in het bloed (soms zelfs teveel) maar produceren weinig/bepaald subklasse antistoffen niet goed, zijn al (bijna) rijp, uit de periferie, minder ernstig voor de afweer
35
Q

Wat is CVID en welke aan criteria moet iemand voldoen?

A

Common variable immunodeficiency
- Recidiverende infecties
- Hypogammaglobulinemie met een verlaagd IgG, verlaagd IgM en/of IgA
- Leeftijd >4 jaar, daarvoor rijpend immuunsysteem dus kan diagnose nog niet gesteld worden
- Afwezige en/of slechte vaccinatie responsen of verlaagde geswitchte geheugen B-cellen
- Andere oorzaken van hypogammaglobulinemie zijn uitgesloten

36
Q

Hoe is de diagnostiek voor PID?

A

Belangrijke stappen:
- Voorgeschiedenis goed uitvragen; kinderinfecties, antibiotica, allergieën, auto-immuunziekte, familie anamnese ETC
- Labuitslagen: immunoglobulines ETC
- Bloedonderzoek: B-cellen, NK-cellen, transitioneel B, naïef matuur B, natural effector B en geheugen B-cellen –> op het einde is het aantal heel laag
- Pneumovax respons: kijken hoe iemand op een polysacchariden vaccinatie reageert en of antistoffen worden aangemaakt
- CT thorax screening: veel kinderen maken longinfecties door en je wilt zien of er schade is aan de longen: infectietekenen (matglas), longschade (wijde luchtwegen), subtiele afwijkingen (granulomen)

37
Q

Hoe is de behandeling van een PID?

A

Weinig/geen specifieke mediatie, daarom belangrijk om ondersteunende therapie te geven:
- Antibiotica: dagelijks of on demand
- Immunoglobuline suppletie
~ IgG suppletie (geen IgA of IgM)
~ Bloedproduct gewonnen uit serum van bloeddonoren
~ i.v. of subcutaan toe te dienen

38
Q

Welke verschillende manieren van toediening van immunoglobulinen zijn er?

A

Toediening van immunoglobulinen:
- IVIG: initraveneuze immuunglobuline, 1x per 3-4 weken, 1 infusieplek per keer, dagbehandeling en evt. thuis, iets vaker reacties, schommelingen in spiegels, i.v. toegang soms moeilijk
- F-SCIG: facilitated subcutane immuunglobuline, 1x per 3-4 weken, na training zelfstandig thuis, 1 infusieplek per keer, slechts lokale huidreacties of hoofdpijn, stabielere spiegels, 2 componenten: hyaluronidase (breekt hyaluronzuur af, verbinding tussen cellen losser, versnelt het doordringen) en humane normale immunoglobuline (immunoglobuline 10%)
- SCIG: subcutane immuunglobuline, 1x per week, na training zelfstandig thuis, meerdere infusieplekken per keer, slechts lokale huidreacties en stabiele spiegels
Ouders en kinderen betrokken bij het kiezen van een behandeling

39
Q

Wat zijn de symptomen van kinderen met PID?

A
  • Meer infecties dan anderen: bronchitis, pneumonie, sinusitis, otitis media, schimmelinfecties, maag/darminfecties, huidinfecties, parasitaire infecties
  • Auto-immuunreacties (bijv. gewrichtspijn)
  • Allergie
  • Meer kans op lymfoom bij enkele PID’s
  • Groeiachterstand
  • Vermoeidheid
40
Q

Wat zijn belangrijke complicaties van PID/CVID?

A
  • Granuloomvorming in de longen/lever
  • Vergrote/reactieve lymfeklieren
  • Auto-immuun ziekten in het hele lichaam –> Makkelijk aanmaak van verkeerde antistoffen
41
Q

Wat is belangrijk om te doen aan begeleiding bij een kind met een immuundeficiëntie?

A
  • Shared decision making
  • Betrek ouders en kind bij de behandeling
  • Werk naar zelfstandigheid passend bij de leeftijdsfase
  • Chronische ziekte
  • Transitie naar volwassen zorg
42
Q

Wat zijn de gevolgen van een class-switch defect?

A

Class-switch defect door autosomaal dominante AICDA mutatie; hierdoor recidiverende KNO-infecties, koorts, etc. (soms ook buikpijnklachten)
- Lab: IgG <1,0 g/l, IgA <0,05 g/l, IgM 0,8 g/l (normaal)
- De verschillende stadia van de B-cellen gingen sterk achteruit in functie (vooral geheugen B-cellen)
- Gen maakt in normaal situatie AID gen (activation-induced cytidine deaminase) dat verandert cytosine (C) in uracil (U) in de variable (V) en switch (S) regio’s van immunoglobuline genen –> gaat helemaal in het begin mis en hierdoor geen aanmaak van andere antistoffen dan IgM