H 10: De Non-experimentele en Quasi-experimentele strategieën: Non-equivalente groep, Pre-Post en Developmental Designs Flashcards

1
Q

De structuur van Non-experimentele en Quasi-experimentele Designs

A

Een non-experimenteel of quasi-experimenteel onderzoek produceert ook groepen van scores om te
vergelijken voor significante verschillen. Maar, de verschillende groepen of behandelingscondities
worden niet gecreëerd door een onafhankelijke variabele te manipuleren. In de plaats daarvan
worden de groepen meestal gedefinieerd in termen van een specifiek participantkenmerk (vb.
man/vrouw) of in termen van tijd (vb. voor en na de behandeling).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

twee algemene categorieën van nonexperimentele en quasi-experimentele designs:

A
  1. Between-subjects designs of non-equivalente groepsdesigns.
  2. Within-subjects designs of pre-postdesigns.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

non-experimentele onderzoeksstrategie en de quasiexperimentele onderzoeksstrategie

A

Zoals echte experimenten bevatten de non-experimentele onderzoeksstrategie en de quasiexperimentele onderzoeksstrategie meestal het vergelijken van scores uit verschillende groepen of condities. Maar, deze twee strategieën gebruiken een niet-gemanipuleerde variabele om de groepen of condities die vergeleken worden te definiëren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Non-equivalent groepsdesign

A

een onderzoek waarin de verschillende groepen van participanten worden gevormd onder omstandigheden die de onderzoeker niet toelaat de toewijzing van individuen aan groepen te controleren, daarom zijn de groepen van participanten non-equivalent. Specifiek kan de onderzoeker geen gebruik maken van random toewijzing om groepen van participanten te creëren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bedreiging van de interne validiteit voor Non-equivalente groepsdesigns

A

Omdat de toewijzing van participanten niet gecontroleerd wordt in een studie met non-equivalente
groepen, is dit type onderzoek altijd bedreigd door assignment bias (toewijzingsbias). Assignment
bias komt nl. voor wanneer de toewijzingsprocedure groepen produceert die verschillende
participantkenmerken hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

differentieel onderzoeksdesign

A

een onderzoek dat reeds bestaande groepen vergelijkt. Een differentiële studie gebruikt een participantkenmerk zoals geslacht, ras of persoonlijkheid om participanten automatisch toe te wijzen aan groepen. De onderzoeker wijst niet random individuen aan groepen toe. Een afhankelijke variabele wordt dan gemeten voor elke participant om een set scores te verkrijgen binnen elke groep. Het doel van de studie is om te bepalen of de scores voor een groep consistent verschillend zijn van de scores van een andere groep. Differentieel onderzoek is geclassificeerd als een non-experimenteel onderzoeksdesign, omdat het geen moeite doet om de bedreiging van toewijzingsbias te controleren!

 Het wordt ook vaak ex post facto onderzoek genoemd omdat het naar verschillen kijkt ‘na het feit’, verschillen die reeds bestaan tussen groepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een non-equivalent controlegroep design

A

gebruikt bestaande groepen, waarvan één groep in de behandelingsconditie belandt en de andere in de controleconditie. De onderzoeker wijst niet randomindividuen aan groepen toe.

 Een vaak voorkomend vb. van een non-equivalent controlegroep design is een posttest-only nonequivalente controlegroep design. Dit type onderzoek wordt ook wel een statische groepsvergelijking (static group comparison) genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een posttest-only non-equivalent controlegroep design

A

vergelijkt twee non-equivalente groepen van participanten. Één groep wordt geobserveerd (gemeten) na het krijgen van een behandeling (XO) en de andere groep wordt gemeten op hetzelfde moment maar krijgt geen behandeling (O). Dit is een vb. van een non-experimenteel onderzoeksdesign omdat het geen moeite doet om de bedreiging van toewijzingsbias te controleren!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een pretest-posttest non-equivalent controlegroep design

A

vergelijkt twee non-equivalente groepen. Één groep wordt twee keer gemeten, een keer voor de behandeling wordt uitgevoerd (pre) en een keer erna (post)  (OXO). De andere groep wordt gemeten op dezelfde momenten maar krijgt geen behandeling (O_O). Omdat dit design probeert om de bedreigingen van interne validiteit te limiteren wordt het geclassificeerd als quasi-experimenteel.

 Het vermindert de dreiging van toewijzingsbias, beperkt bedreigingen van tijd-gerelateerde factoren en kan enig bewijs leveren om een oorzaak-gevolg relatie te ondersteunen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Een pre-post design

A

een onderzoek waarin een reeks observaties gemaakt worden over de tijd heen voor één groep van participanten.

 Merk op: pretest-posttest non-equivalent controlegroep design ≠ pre-post design! Want pre-post designs maken geen gebruik van een controlegroep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bedreigingen van de interne validiteit voor Pre-Post Designs

A

Wanneer dezelfde groep individuen in de loop van de tijd herhaaldelijk wordt waargenomen, kunnen
tijd-gerelateerde factoren de interne validiteit bedreigen. Factoren zoals: geschiedenis,
instrumentatie, test-effecten, maturatie en statistische regressie. Ook is het in een pre-post design
onmogelijk om de volgorde van behandelingen te counterbalancen. Specifiek, moeten de observaties
vóór de behandeling (pretest) altijd plaatsvinden voor de observaties nà de behandeling (posttest).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een Non-experimenteel Pre-Post Design

A

In het non-experimentele pretest-posttest design wordt elk individu in één enkele groep
participanten een keer voor de behandeling gemeten en een keer na de behandeling.

 Omdat de pretest-posttest studie een oorzaak-gevolg conclusie uitsluit, is dit type onderzoek nonexperimenteel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een time-series design

A

heeft een reeks observaties voor elke participant voor een behandeling of gebeurtenis en een reeks observaties na de behandeling of gebeurtenis. Een behandeling is een manipulatie uitgevoerd door de onderzoeker en een gebeurtenis in een extern voorval dat niet gecontroleerd of gemanipuleerd wordt door de onderzoeker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In een time-series design hebben de pretest en posttest observaties verschillende nuttige doelen:

A
  1. De pretest observaties laat de onderzoeker toe om trends te zien die al kunnen bestaan in de data zelfs voor de behandeling wordt voorgesteld. Deze trends zijn een indicator dat de scores beïnvloedt zijn door een factor die niets met de behandeling te maken heeft.
  2. Geschiedeniseffecten (externe gebeurtenissen) vormen alleen een bedreiging voor de geldigheid wanneer er een perfecte overeenstemming is tussen het optreden van de gebeurtenis en de introductie van de behandeling.
  3. De reeks observaties na de behandeling of gebeurtenis laten een onderzoeker ook toe om postbehandelingstrends te observeren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Single-Case Applicaties van Time-Series Designs

A

Onderzoeksdesigns die focussen op een single-case i.p.v. een groep participanten worden vaak
single-case time-series designs genoemd of single-subject of single-case designs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ontwikkelingsonderzoekdesigns

A

worden gebruikt om veranderingen in gedrag gerelateerd met leeftijd te onderzoeken.

 Het is ook een type van non-experimenteel onderzoek. Het doel van ontwikkelingsonderzoekdesigns is om de relatie tussen leeftijd en andere variabelen te beschrijven.

17
Q

Het cross-sectioneel ontwikkelingsonderzoekdesign

A

gebruikt verschillende groepen individuen, elke groep representeert een verschillende leeftijd. De verschillende groepen worden op een bepaald moment gemeten en dan vergeleken.

18
Q

Cohorten

A

individuen die rond dezelfde tijd geboren zijn en onder gelijkaardige omstandigheden
opgroeiden.

19
Q

Cohorteffecten en generatie-effecten

A

verschillen tussen leeftijdsgroepen (of cohorten) veroorzaakt door unieke kenmerken of ervaringen buiten leeftijd.

20
Q

Het longitudinale ontwikkelingsonderzoeksdesign

A

onderzoekt ontwikkeling door een groep cohorten te observeren of meten over de tijd heen.

21
Q

Cross-Sectionele Longitudinale Designs

A

Vele onderzoeken vergelijken de resultaten van verschillende cohorten (zoals bij een cross-sectioneel
design) die verkregen werden op uiteenlopende tijdstippen (zoals bij een longitudinaal design).

22
Q

Applicatie en Analyse

A

Twee-groependesigns hebben het voordeel van simpliciteit; ze zijn makkelijk om op te starten en de
resultaten zijn makkelijk te begrijpen. Maar, twee-groepen zorgt niet voor de gehele functionele
relatie tussen variabelen die beschikbaar is in een multi-groependesign. Wanneer de data bestaat uit
numerieke scores, dan bestaat de statistische analyse uit het vergelijken van gemiddeldes met ofwel
een t-test (onafhankelijke- of herhaalde-metingen) voor twee gemiddeldes of een singlefactoranalyse van variantie (onafhankelijke- of herhaalde-metingen) voor meerdere gemiddeldes.

23
Q

Het Pretest-Posttest Non-equivalente controlegroep design

A

Als de data bestaat uit numerieke scores, dan is de gepaste statistische analyse een tweefactoren,
mixed design analyse van variantie (de pre-postfactor is within-subjects en de groepsfactor is
between-subjects).

24
Q

Terminologie voor Non-experimenteel, Quasi-experimenteel en Developmental
Onderzoeksdesigns

A

In de context van non-experimenteel en quasi-experimenteel onderzoek wordt de variabele die gebruikt om de groepen participanten of scores die vergeleken worden te differentiëren de quasi-onafhankelijke variabele genoemd en de variabele die gemeten wordt om scores binnen elke groep te verkrijgen is de afhankelijke variabele.